Het goede werk van Roberts geest. De minzaamheid van de Heer ontroert zijn hart. Zijn medelijden komt de danseressen ten goede

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 52 / 150 »»
[1] Ik zeg tot Robert: 'Beste vriend, broeder en zoon, je hebt werkelijk een buigzaam hart en dat is voor Mij een grote vreugde. Je spreekt alsof je uit jezelf spreekt en toch spreek Ik, door middel van jou! Het is een goede zaak hier in het rijk van de geesten, dat de mond van de vriend luid kenbaar maakt, wat er in werkelijkheid en naar waarheid in het hart van zijn naaste omgaat. Jouw hart verneemt nauwkeurig Mijn gedachten en het herkent Mijn wil! En zie, dat alles is het werk van Mijn reeds ontwaakte geest in jou.
[2] Deze zuivere geest uit Mij kan daarom ook in Mijn diepten doordringen en daar Mijn gedachten en Mijn wil aanschouwen en doorgronden. Dat is bij jou nu al sterk het geval; vandaar dat je nu al zo precies in je hart waarneemt wat Ik denk en wil, alsof je hier reeds duizend jaar in deze heilige bezigheden was ingewijd! Ga zo maar door, dan zul je binnen korte tijd een bekwaam werktuig voor Mij worden.
[3] En nu zullen we, omdat onze danseressen al weten wat ze te doen hebben, zo dadelijk de deur openen, waarachter we dan meteen het Weense drietal helden debatterend zullen aantreffen.
[4] Alleen moet Ik je eerst nog vragen of de danseressen zo mooi genoeg zijn, zoals je ze nu ziet? Of zullen we ze misschien nog mooier maken?'
[5] Robert zegt met een glimlach: 'Heer, U bent zo goed, mild en vriendelijk, dat het alle begrippen te boven gaat! U spreekt werkelijk niet met mij als eeuwige Heer der oneindigheid, maar als de ene aardse vriend tot de andere, en alsof U werkelijk mijn raad nodig zou hebben! Ja dat, dat maakt U nog oneindig groter in mijn gemoed, dan wanneer U een menigte nieuwe werelden en hemelen voor mijn ogen zou scheppen. Dat U als God en Heer, oneindig machtig in Uzelf, ook oneindige dingen kunt vormen, vindt mijn hart heel natuurlijk. Maar dat U met mij, Uw schepsel, even vertrouwelijk spreekt en omgaat als een echte broeder met de andere, dat doet mij totaal verstommen voor Uw grootheid!
[6] Wat het nog mooier maken van de danseressen betreft, dat laat ik natuurlijk helemaal aan U over! De eersten zien er naar mijn oordeel helemaal niet slecht uit, want ze zijn nog echt stevig en aardig. Maar de anderen zien er wel erg spichtig uit en hun jurken doen me levendig denken aan de kleding van rondtrekkende komedianten. Wanneer U deze in een wat beter daglicht zou willen plaatsen, zou dat zeker geen kwaad kunnen, vooropgesteld dat ze er niet ijdeler door worden. Nu schijnen ze trouwens niet veel last te hebben van ijdelheid, wat waarschijnlijk de reden zal zijn, dat ze zich meer op de achtergrond houden.'
[7] Ik zeg: 'Heel goed, Mijn allerbeste Robert, zoals jij het wenst, zal het ook gebeuren! Kijk, daar tegen de muur staat een kast. Open hem, en toon de inhoud aan de danseressen die volgens jou voor een verfraaiing in aanmerking komen. In deze kast zullen ze een hoeveelheid kleren vinden, die hun goed zullen staan, die moeten ze aantrekken!'
[8] Robert doet meteen wat hem is aangeraden en de danseressen hebben er echt plezier in en kleden zich vlug om.
[9] Als ze binnen enkele ogenblikken prachtig gekleed weer klaar staan, kan Robert zich niet genoeg verbazen over hun uiterlijk. Hij komt vlug weer naar Mij toe en zegt: 'Maar hoe is dat nu mogelijk! Niet alleen zitten deze prachtige hemelse kleren hun als gegoten, maar ze hebben ook invloed op hun persoonlijkheid. Wat zijn dat nu allerliefste gezichtjes! En hoe mooi blank en gevuld zijn nu hun armen, die eerst zo mager en hoekig waren! Hoe welvend hun boezem! En dan die voetjes! Nee, zoiets krijgt een arme zondaar op aarde nooit te zien. Dat is maar goed ook, want zo'n voetje zou ik op aarde zeker achterna gelopen zijn! Hier, aan Uw zijde, laat me dat echter volkomen onverschillig.
[10] Maar nu steken ze toch weer te veel af bij de voorheen, mooiere danseressen. U zult deze ook wat beter moeten kleden!'
[11] Ik zeg: 'Heel goed, doe de bewuste kast maar weer open, er zullen ook voor deze meisjes nog genoeg kleren zijn.'
[12] Robert laat dat dadelijk de eerste danseressen weten en ze dansen van vreugde en ook zij kleden zich in enkele ogenblikken buitengewoon hemelsbriljant aan.
[13] Ze bevallen Robert nu nog beter dan de eersten, zodat hij er niet op uitgekeken raakt. Hij komt weer bij Mij terug en zegt: 'O Heer, wat voor U toch allemaal zo gemakkelijk uit te voeren is, dat zal geen nog zo volmaakte geest ooit ten volle kunnen beseffen! Nee, wat staan deze engeltjes er nu mooi bij! Wat een hemelse gratie, wat een frisheid, en wat een blijdschap straalt er nu uit hun mooie ogen; het is werkelijk niet te beschrijven! Bij mijn zaligheid, die zouden me zelfs tot een kus...! Nee, nee, toch niet! Ook dit moet voor een Blum één en hetzelfde zijn. Maar mooi zijn ze, dat is waar! Nu mijn beste Weners daar buiten: Als jullie deze danseresjes zullen zien, dan zal de duivel in jullie wel weer een beetje boven komen! Maar nu zouden we toch wel naar de drie helden kunnen gaan?'
[14] Ik zeg: 'Ja, kom maar met Me mee!'
«« 52 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.