Verlangens van echtgenote Emma. Bemiddelingspogingen van de generaal. Echtelijke ruzie

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 72 / 150 »»
[1] De generaal zei daarop tot Emma: 'Mijn lieve schoondochter, als de zaak zo ligt, krijgt ons proces toch wel een heel ander gezicht. Ik voel me daarom verplicht u allereerst om vergiffenis te vragen, en daarna mijn heer zoon de les te lezen!' Emma zegt: 'Hoogheid, ik verlang niets anders dan onze eerste liefde. Is deze er nog, dan wil ik hem alles vergeven en alles doen wat zijn hart maar verlangt!' De generaal wendde zich nu tot mij en sprak: 'Ja, hoor eens mijn zoon, als het jouw schuld is dat je vrouw tegenover jou alleen maar noodgedwongen zulke betreurenswaardige excessen beging, dan moet je nu allereerst je fout weer goed maken. Emma verlangt je eerste liefde. Onthoud haar die dus niet!'
[2] Daarop antwoordde ik: 'Mijn geliefde vader, mijn liefde voor Emma is nog nooit minder geworden dan ze was bij onze eerste kennismaking. Maar als mijn allerliefste Emma spoken zag waar ze niet waren, dan kan ik daar waarachtig weinig aan doen! Dat ik haar geen jaloerse verwijten maakte, is alleen toe te schrijven aan mijn fijngevoelig hart. Dat ik in mezelf desondanks veel bittere pijn voelde, weet trouwens ik alleen. Wat echter haar grote vermogen betreft, moet ik inderdaad toegeven dat ik daar nooit veel waarde aan heb gehecht. Ja, ik moet eerlijk toegeven, dat ik bij het zien van het enorme vermogen van mijn Emma hoogst onaangenaam werd getroffen. Want hoe rijker een familie is, des te meer gelegenheid is er voor allerlei zondige uitspattingen. (Mij tot Emma wendend): Kijk, zou je die duizenden guldens die jouw feesten je kostten, aan de armen hebben gegeven, hoe gelukkig zouden zij en ik dan zijn geweest! Maar jij wilde mij daarmee alleen maar straffen en dat was niet lofwaardig van je! Want een nog inschikkelijker en geduldiger echtgenoot dan ik altijd ben geweest, bestaat er nauwelijks.'
[3] Emma wist daar niets meer tegenin te brengen, maar leek ongeduldig te wachten op haar kamerdienaar. Eindelijk kwam deze met een zwaar pakket naar haar toe. Zij snauwde hem meteen toe het op tafel te leggen. Toen keek ze mij met een spotlachje aan en zei: 'Ik moet toch eerst de jou aangedane belediging weer goed maken, voordat je me weer goedgezind kunt worden.' Waarop ik antwoordde: 'Lieve Emma, ik houd zo veel van je, dat ik niet de minste wrok tegen je zou kunnen hebben. Ook heb niet ik, maar mijn vader in een vergeeflijke opwelling deze eis aan jou gesteld. Neem daarom jouw papieren maar weer in bewaring en word weer helemaal dezelfde Emma, die mij enkele jaren geleden naar Engeland is gevolgd en voor wie ik mijn leven aan duizend gevaren heb blootgesteld.'
[4] Emma keek hierbij even raar op en zei na een poosje met werkelijk onverstoorbare kalmte: 'Als je al van me houdt, doe me dan een plezier en neem deze papieren in bewaring, want je weet toch dat een vrouw niet met geld weet om te gaan!' Waarop ik zei: 'Dat is wat anders. Ik wil met het grootste genoegen je verzoek inwilligen. Maar nu moet je me ook je hand reiken ten teken dat je niet meer boos op me bent, en me ook een reeds lang ontbeerde kus niet onthouden! Kom Emmaatje, maak me weer gelukkig!' Zij zegt: 'Dat heeft geen haast, mijn heer gemaal! Een vrouw moet met het beste dat ze heeft niet te vrijgevig zijn, als ze het aanzien van de liefde hoog wil houden! Dan moet ik je nog op iets anders attent maken: ik heb je al enkele keren gezegd dat ik niet Emma, maar volgens mijn eerste doopnaam Kunigunde heet. Waarom noem je me dan steeds Emma en niet Kunigunde, een echt oud-adellijke naam, waaronder mijn moeder en grootmoeder al zijn gedoopt? Als je werkelijk van me houdt, noem me dan in het vervolg ook bij mijn waardige, echte naam.
[5] Bij deze liefdesvoorwaarde kan ik, evenals de generaal, bijna het lachten niet laten. Ik zeg dan ook tegen Emma: 'Maar lieve echtgenote, dat deed ik immers alleen uit pure achting voor jou! Je kent toch wel dat bewuste lied, waarin, tot vermaak van het publiek, op een belachelijke manier wordt gezongen, over 'Eduard en Kunigunde'. Steeds als ik je riep, schoot me ook altijd dat domme lied te binnen. Ook klinkt de naam Emma toch esthetischer dan Kunigunde. Maar wil je van nu af aan beslist Kunigunde heten, welnu, in Gods naam, dan wil ik je ook graag zo noemen!' Daarop zegt ze bits: 'Ja, ja, waar men niet van houdt, dat probeert men dan maar belachelijk te maken!' Ik zeg: 'Wat haal je je nu weer in je hoofd! Ik wil je toch niet belachelijk maken, wanneer je me zo oneindig lief en dierbaar bent! Ik hoop dat je dit nu als beëindigd zult beschouwen en mij je hand zult reiken ten teken van volkomen verzoening. Of heb je soms nog iets op je hart?'
[6] Ze zei: 'O, nog genoeg!' Ik antwoordde: 'Wat dan nog allemaal, als ik vragen mag, mijn liefste Emm... had ik bijna gezegd... och vergeef me, Kunigunde, wilde ik zeggen. Zeg maar op Kundl, wat je verder nog hindert.'
[7] Op deze wat laconiek liefkozende vraag stampte ze zo kwaad met haar voet op de vloer, dat de glazen in de kast rinkelden. En daarop volgde een bits 'nee!', vergezeld van enige tranen. Op dit betekenisvolle 'nee' volgde een met woede geladen stilte, daarop een hele litanie van scheldnamen aan mijn adres, die werkelijk de grofste marktvrouw niet zouden hebben misstaan. Tenslotte snauwde ze me nog toe: 'We zijn quitte. Ik wil niets meer van je horen of zien. Ik heb je betaald en dus zijn we voor altijd quitte! Mij nog treiteren ook! Dat laat ik me niet welgevallen van zo'n lummel, die door een of andere boerenkoe werd geworpen! Je kunt duizend keer door de keizer zelf tot vorst verheven zijn, voor mij, als barones uit een oeroud geslacht, ben je toch niets, begrijp je? Maak dat je zo snel mogelijk uit mijn ogen verdwijnt!
[8] 'Met haar is niets te beginnen', sprak de generaal, 'want ze is volkomen gek. Laat haar maar begaan, mijn zoon, en bekommer je niet meer om haar. Misschien geneest de tijd haar eerder dan wij tweeën. Maar neem die papieren maar mee, want er kan een tijd komen dat ze zelfs haar goed van pas kunnen komen, wanneer zij misschien maar al te spoedig haar rijkdommen zal hebben verkwist.'
[9] Op dat moment komt ook mijn kamerdienaar binnen en meldt me, dat hij een heel mooie woning heeft gevonden, die direct in gebruik kan worden genomen. 'Goed', sprak de generaal, 'dan nu maar vlug alles op en ingepakt!' De kamerdienaar zegt: 'Heer, behalve deze kamer is verder alles al in orde. Nu komen de dragers hier binnen.'
«« 72 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.