Blum en Jellinek geven hun mening. Het antwoord van de Heer

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 82 / 150 »»
[1] Robert zegt: 'O Heer, wat mij betreft heb ik met de aarde als draagster van in wezen eerder blinde dan slechte mensen geen rekening meer te vereffenen. Maar als ik dan al met een verzoek bij U zou komen, dan moet het luiden: Heer, vergeef hun, want ze weten geen van allen wat ze doen! Laat vrede, deemoed en liefde in hun harten neerdalen! Dan zal de overigens zo mooie aarde haar kinderen weer liefdevol als een tedere moeder kussen en allen door Uw genade en erbarmen leven geven in overvloed! Zie, 0 Heer, dat is dan ook alles wat ik U voor de aarde zou willen vragen.
[2] Ik leg in mijn wens ook geen uitgesproken verzoek, omdat ik toch gevoeglijk moet aannemen dat voor U, o Heer, mijn beden en wensen zeker even onrijp zullen zijn als ikzelf als mens met mijn vragen en wensen nog ben tegenover U, o Heer! Maar dit denk ik bij mijzelf: een slechterik is hij die meer wil doen dan hij kan, maar nog slechter is hij die zijn talenten niet gebruikt! Wanneer echter iemand datgene wat hij vanuit zijn hart als goed en wenselijk beschouwt, ook al zijn broeders toewenst en dat ook probeert te bewerkstelligen, dan vind ik zo'n handelwijze goed en terecht. Want de goede wens en het daarop volgende handelen kunnen onmogelijk ergens anders vandaan komen dan uit de oprechte naastenliefde, die U, o Heer, als eerste gebod aan de mensen hebt gegeven!
[3] Nochtans kan hetgeen ik voor goed houd, voor mijn naaste juist het tegendeel zijn. Zie ik bijvoorbeeld een zieke en ik heb ook een goed geneesmiddel voor hem, dat al bij velen die dezelfde kwaal hadden een uitstekende werking had, wat zou ik dan doen, als de lijdende om hulp smeekt? De liefde voor mijn lijdende broeder gebiedt me hem te helpen. Ik geef hem het geneesmiddel, maar zie, het gaat hem daarna nog slechter. Had ik hem dan dit geneesmiddel moeten onthouden, omdat het naderhand een slechte in plaats van een goede werking teweeg heeft gebracht? O, zeker niet! Dit mag mij er nooit van weerhouden om voor mijn broeders alles te doen, wat ik naar beste inzicht en geweten als goed erken. Het resultaat echter hangt niet meer van mijn, maar van Uw macht af, 0 Heer, zodat ik daarover ook geen verantwoording kan afleggen. Zo wilde ik in Wenen naar mijn toenmalige beste weten en geweten de bedreigde Weners ook alleen maar goed doen. Maar het resultaat van mijn bemoeienis viel helaas anders uit. Toch meen ik echter dat ik daardoor niet gefaald heb, want ik wilde immers slechts datgene, wat ik als goed beschouwde!
[4] En daarom geloof ik dat er nu velen zijn, die zeker allen alleen maar datgene toewensen, wat volgens hun inzicht goed is. Moeten ze daarvoor geoordeeld worden? Geeft U 0 Heer, hun het juiste licht en kalmeer hun harten, dan zullen zij verlost zijn van alle kwaad!
[5] Er zijn ook wel veel eigenzinnige mensen, die zich door bepaalde principes die zij voor de enig juiste houden, zo zeer lieten verharden, dat ze eerder de hele wereld zouden laten vergaan dan ook maar een jota van hun starre principes te laten vallen. Maar U, o Heer, hebt immers nog een heleboel vuur, dat met groot gemak de hardste rotsen als was kan doen smelten! Een vonkje daarvan in de harten van de verstarde mensen geplaatst, zal hen al gauw milder en toegeeflijker maken!
[6] Dat is mijn eenvoudige mening en ook mijn beste wens! In hoeverre hij echter ook goed is in Uw ogen, Heer, daarvoor heb ik tot nu toe geen betrouwbare maatstaf in mijn hart. Daarom zou ik verder alles alleen maar aan uw leiding willen toevertrouwen.'
[7] Ik zeg: 'Mijn beste vriend en broeder, ook jij hebt de spijker op de kop geslagen! Het is de volle waarheid die je spreekt. Daarom zul je voor Mij in het vervolg ook een geschikt werktuig worden! Goed, waar en edel was je voorstel en Ik kan je al van te voren de verzekering geven, dat Ik er krachtig naar zal handelen en er ook steeds naar gehandeld heb. Maar desalniettemin zal nu ook Jellinek z'n woordje doen en we zullen zien in hoeverre hij het met jou eens is. Daarom, beste broeder Jellinek, doe jij nu ook maar eens je mond open!'
[8] Jellinek zegt: 'O Heer, wat broeder Robert Blum heeft gezegd, is mij uit het hart gegrepen, net als datgene wat vóór hem de grote Paulus sprak, wiens rede een gloedvolle stroom van waarheid was. Wat zou ik dan nog meer kunnen zeggen? Daarom zeg ik slechts: Heer, Uw alleen heilige wil geschiede, en dan zal de heerlijkste orde de arme aarde kussen! Wat echter daarvoor de grote aartsvaders gesproken hebben, ging in zekere zin mijn bevattingsvermogen te boven! Zij bedoelen het misschien ook goed, maar dan zeker op een heel andere manier dan Robert Blum en ik. Het komt me toch wat vreemd voor, dat ze steeds de vervulling van een of andere belofte van U verwachten en U beschuldigen van een zekere aarzeling! Maar, zoals gezegd, ik begrijp er niets van. Ik beleef er overigens grote vreugde aan, dat ik nu als een late nakomeling eindelijk eens diegenen persoonlijk leer kennen, aan wier bestaan ik zo vaak heb getwijfeld! Er ligt werkelijk een heilige ernst op hun gezichten. Mijn bijdrage is hiermee beëindigd!'
[9] Ik zeg: 'Luister, beste broeder Jellinek, jullie allen hier in het rijk van eeuwige vreugde kunnen nu wel gemakkelijk zeggen: 'Heer, Uw wil geschiede!' Maar op aarde ziet het er nu heel anders uit dan hier in het rijk van het meest vrije leven! In de lichamen van de mensen wonen dezelfde vrije geesten en onsterfelijke zielen die jullie hier in werkelijkheid zijn. Deze willen zich toch graag eindelijk eens wat vrijer kunnen ontwikkelen en wensen daarom echte vrijheid en geen onderdrukking meer onder de ijzeren scepter van de koningen. Ze komen daarom overal in opstand en proberen de macht van de koningen te breken. Maar de koningen brengen eveneens alles wat hun slaafs onderdanig is tot een grote strijdmacht bijeen. Ze hebben gezworen iedere tegenstander te doden, en zonder genade en erbarmen slachten ze de mensen dan ook bij duizenden af. Zij, die vrij willen worden, roepen tot Mij om wraak op hun onbarmhartige koningen. En de koningen roepen Mij aan om hulp tegen hun opstandige volkeren!
[10] Wat moet Ik nu doen? Zoals het er nu voorstaat, hebben beide partijen grotendeels het gelijk. Want de koningen willen nu eenmaal tot iedere prijs heersen, maar het vrij wordende volk wil nu ook heersen. Gehoorzamen en onderdanig zijn wil echter niemand meer!
[11] Nu rijst de grote vraag, wat Ik nu eigenlijk moet doen. Help Ik de koningen, dan zullen ze de oude duisternis weer over hun volkeren verbreiden, waarin het geen enkele geest mogelijk zal zijn zich gemakkelijk vrijer te ontwikkelen, en de haat tegen de onderdrukkers van de geest zal groeien. Help Ik echter het volk, dan zal dit flink wraak nemen op de voormalige machthebbers en zal het Mijn door Rome zeer verdacht gemaakte leer, waar zoveel kwaad uit zou zijn voorgekomen, tenslotte dikwijls helemaal overboord gooien en er de volkeren een zuiver wereldse leer voor in de plaats geven!
[12] Jullie zien, beste vrienden, dat het er op aarde nu zo voorstaat, dat Ik voorlopig noch de ene, noch de andere partij volledig kan helpen. Wat nu te doen? Laat Ik de zaken zo doorgaan, dan zullen de twee verbitterde doodsvijanden nooit met elkaar in het reine komen, want de wederzijdse woede is te groot. Help Ik echter, dan moet je je heel ernstig afvragen: wie? Doe Ik iets of doe Ik niets, het is altijd verkeerd. Wat dus te doen?
[13] Ja, beste broeder Jellinek, het is gemakkelijk gezegd: 'Heer, Uw wil geschiede!' Maar hoe dat in zulke omstandigheden zou moeten gebeuren, dat is een heel andere vraag! Robert meent weliswaar dat Ik vonkjes hemelse zachtmoedigheid in de harten van de vorsten zou kunnen leggen, opdat ze dan milder, beter en wijzer zouden worden. Dat is wel waar en juist. Maar zullen de uitermate verbitterde volkeren hen wel vertrouwen? Nee, dat zullen ze niet, want een kind dat zich gebrand heeft, vertrouwt het vuur nooit meer. En alles is gemakkelijker terug te winnen dan een verloren vertrouwen!
[14] Je denkt trouwens dat men dan ook zulke vonkjes in de harten van de volkeren zou moeten leggen; dan zou alles gewonnen zijn. Dat zou inderdaad een heel gemakkelijke manier zijn! Maar als Ik dat zou doen, dan zouden de koningen evenals de volkeren immers ophouden vrije mensen te zijn! Ze zouden daardoor worden gericht en edele, op mensen lijkende dieren worden, bij wie er geen sprake meer zou zijn van een vrije geestelijke ontwikkeling. Zolang we mensen als mensen willen behouden, mogen we absoluut geen ons ten dienste staande machtsmiddelen gebruiken. Want deden we dat, dan zou het op datzelfde ogenblik met de eigenlijke mensheid gedaan zijn. De mensen zouden tot dieren en tot gerichte slaven van onze eeuwig onoverwinnelijke macht worden! Je ziet dus, dat het op deze manier niet gaat.
[15] We moeten daarom dus naar heel andere middelen uitzien. Zeg jij eens, beste Becher, wat jij zou aanraden om de gekwelde volkeren op aarde echt te helpen?'
«« 82 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.