Uitleg van de Heer over de ontwikkeling van zelfstandige wezens. Sleutel tot begrip van het leven op aarde

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 95 / 150 »»
[1] Ik zeg: 'Wel, Mijn allerliefste Helena, je hebt Mij nu een goede raad gegeven en het is allemaal echt goed te verwezenlijken. Werkelijk, jouw geslacht kan trots op je zijn!
[2] Slechts op twee punten heb je het wat te bont gemaakt: dat je op aarde ofwel negentiende deel van de mensen weggenomen of de aarde vergroot wilt zien, en dat je iedere heerschappij op aarde weg zou willen hebben. Zie, dat is wat te hard en langs natuurlijke weg niet uitvoerbaar, maar alleen langs de weg van het gericht. Een gericht is echter de eigenlijke dood van ieder wezen dat erdoor wordt gegrepen.
[3] Kijk, Ik ben almachtig en alles wat Ik ook maar denk, moet ook meteen gebeuren wanneer Ik het wil. Wanneer Ik hier nu een miljoen mensen voor Me zou willen hebben, dan zouden ze er ook zijn. Ze zouden zelfs wijs spreken en handelen en er uitzien als de mooiste serafijnen. Ze zouden je zelfs met alle liefde omringen en je van harte dienen, en toch zouden ze op zichzelf volslagen dood zijn. Alles wat ze zouden doen en spreken, zou alleen Ikzelf doen. Want in hen zou geen ander leven zijn dan datgene, wat Ik voor hun, volgens Mijn wil bepaalde levensduur, zou willen hebben. Zou Ik deze, alleen in schijn levende mensen niet meer willen, dan zouden ze echter ook in een oogwenk niet meer bestaan.
[4] Zou Ik zulke mensen willen behouden en hen in een werkelijk, vrij handelend en van Mijn almacht onafhankelijk leven willen plaatsen, dan zou Ik Mijn geest, die in deze in schijn levende mensen werkt met een geschikt middel van Mij los moeten maken. Ik zou hem dan in deze mensen moeten binden en door een uiterlijke, materiële omhulling gevangen moeten laten nemen, hem zo ten opzichte van Mij tot een zelfstandig wezen moeten maken en hem in die toestand gedragsregels geven. Ik zou hem dan mogelijkheden en prikkels moeten geven, waardoor hij genoodzaakt zou worden vanuit zijn vrije, van Mij helemaal losgemaakte inzicht en wilskracht te handelen, ofwel in overeenstemming met de hem gegeven wet, of in strijd daarmee. De wet zou natuurlijk doelmatig, wijs en volmaakt goed moeten zijn. Als gevolg van de strafmaatregel zou zo'n mens, in geval hij de wet niet in acht neemt, nog strenger en langer gevangen moeten worden gehouden, totdat hij noodgedwongen de wet daadwerkelijk zou aannemen en ernaar zou handelen. Pas dan zou het raadzaam zijn zo iemand de uiterlijke banden weer af te nemen en hem, net als jou, als een goed gevormd wezen in de volste vrijheid te laten overgaan, waarin hij tenslotte vanuit zichzelf een volmaakt, niet meer in het gericht staand leven zou hebben.
[5] Daaruit kun je reeds gemakkelijk opmaken, dat Ik zelf de vrije handelwijze van de mensen, die op aarde in de materie hun proef tot het verkrijgen van de vrijheid doormaken, volledig moet waarborgen, of ze nu wettelijk goed, of onwettelijk slecht is. Want raak Ik ze aan met Mijn almacht, dan zijn ze op het moment van aanraking al dood, zodat ze dan uit zichzelf niet meer in staat zijn nog iets te doen. Wil Ik ze weer vrij maken, dan moet Ik Mij weer volledig van hen afscheiden en ze in de materie gevangen zetten, waar ze dan een nieuwe vrijheidsproef moeten doormaken.
[6] Valt deze volgens de gestelde ordening uit, dan kunnen ze, net als jij hier in deze wereld van de geesten, in een volkomen vrij leven overgaan. Valt ze echter tegen de ordening uit, dan moet de gevangenschap ook in de geestenwereld zo lang voortduren, totdat zulke mensen tot die praktische kennis geraken, waarmee ze dan Mij, hun Schepper, zonder schade te lijden kunnen naderen. Kunnen ze Mij eenmaal liefhebben als hun Heer en Broeder, dan zijn ze door zo' n liefde pas echt vrij zoals Ik, terwijl Ik dan in hen als een volkomen tweede Ik levend denk, voel, oordeel en handel.
[7] In zulk een eeuwig voortdurende toestand kunnen ze echter van Mij uit, zonder dat hun individuele vrijheid schade lijdt, steeds meer vrije inzichten en krachten opnemen, ja zelfs alles volmaakt worden zoals Ik. Deze toestand is dan voor hen pas de volmaakte zaligheid.
[8] Kijk, het is gemakkelijk gezegd: 'Heer, doe dit en dat! Richt de volkeren, richt de koningen en richt de heerszuchtige paus! Verdelg allen die hoogmoedig en heerszuchtig van hart zijn! Doe wonderen! Laat door een pestepidemie het hele boosaardige mensengepeupel vergaan, want ze zijn allemaal slecht!' Maar dan moet men toch met meer inzicht bedenken dat Ik volkomen tevergeefs zou hebben gewerkt, wanneer Ik vanwege hun onwettige handelwijze de op aarde geplaatste mensen meteen zou willen richten en doden.
[9] Ofschoon we er voornamelijk op moeten letten, dat de in wording zijnde mensen op aarde zo veel mogelijk handelen volgens de wetten der eeuwige ordening, waardoor het vrije leven natuurlijk vlug en gemakkelijk te bereiken is, moeten we toch ook met het allergrootste geduld de zelfs totaal verkeerde handelingen met dezelfde rust beschouwen als wanneer ze goed en rechtvaardig zouden zijn. Want de eerste en voornaamste voorwaarde voor de vorming van vrije mensen is, dat ze zich eens, volledig van Mij gescheiden bewust worden van zichzelf en vanuit zichzelf beginnen te handelen! Goed of slecht, wettelijk of onwettelijk, dat moet voor het begin van ieder nieuw wordend mens volkomen eender zijn. We moeten hun zelf gemaakte instellingen en uitvindingen respecteren en onze invloed, die hen beschermt, zo veel mogelijk verborgen houden. Want zouden wij openlijk optreden, dat zouden wij de jonge, tere planten in de school voor de vorming der mensen met één stap vernielen; dan zouden we veel langer werk hebben om het vertrapte weer op te richten en naar zijn grootse bestemming te leiden, dan wanneer we geduldig deze eerste ontwikkeling van de mensen op aarde slechts heel voorzichtig werkend en helpend aanzien. Want na deze eerste ontwikkelingsfase hebben we toch nog altijd talloze wegen om de nog ontontwikkelde mensen naar hun juiste bestemming te leiden.
[10] Alleen als onder de wordende mensen dermate grove vergrijpen tegen de ordening beginnen te ontstaan, dat de ten doel gestelde, absolute levensvrijheid daardoor ernstig in gevaar zou komen, moeten we weliswaar hier en daar kleine, maar slechts uiterlijke schrik teweegbrengende gerichten laten optreden, zoals oorlogen, dure tijden, honger en pest. Maar elk van deze strafgerichten mag nooit meer dan hoogstens een tiende van de mensen treffen, omdat het bij een sterkere verzwaring van de straf maar al te gemakkelijk de uitwerking van een echt dodelijk gericht zou krijgen.
[11] Kijk, hiermee heb Ik nu Mijn inzicht duidelijk gemaakt en Mijn mening gezegd! Wat vind je ervan? Zeg jij Mij nu ook weer of je deze goed, waarachtig en volkomen rechtvaardig vindt. Of zou het misschien ook nog anders kunnen zijn?'
[12] Helena zegt: 'O liefde, goedheid, wijsheid, o God, o Vader, o Jezus! Hoe zou men daar nog iets tegen in kunnen brengen! Want met de oneindige wijsheid, waarmee U nu het ontstaan van de mensheid en haar ontwikkeling tot het hoogste, vrije levensniveau overeenkomstig de zuiverste waarheid hebt aangetoond, is dat zeker nog nooit voor mensenogen en -oren gebeurd!
[13] Nu pas zie ik duidelijk in wat een mens is, hoe hij moet zijn en moet handelen en hoe hij geleid wordt, opdat hij zijn eeuwige bestemming mag bereiken! En daar zou ik nog een andere mening tegenover moeten stellen? Nee, dat zou toch te onzinnig van me zijn! Nee, mijn liefste, wijze, zachtmoedige, geduldige en hemels mooie en verheven Heer Jezus, nu krijgt U mij zelfs met al Uw almacht niet meer zo ver, dat ik nog mijn mening geef! Wie het zou wagen daar nog een of andere domme opmerking over te maken, moet wel een ellendige schoft zijn. Zelfs al zou het Petrus of Paulus zijn, dan nog zou ik terugvallen in mijn grofste temperament en hem als welverdiende loon zijn ogen uitkrabben! Maar ze zijn nu allemaal stil en zien de grote waarheid van Uw woorden zeker nog duidelijker in dan ik.
[14] Mijn Heer en mijn God, ik ben zo sterk doordrongen van de heiligheid van Uw waarheid, dat ik bijna zou willen beweren: zelfs U zou hier niet eens, al was het maar voor de schijn, een andere mening naar voren kunnen brengen! Dat is mijn vaste en onherroepelijke mening, waarin ik eeuwig zal leven en volharden, terwijl ik U boven alles uit al mijn krachten bemin!'
«« 95 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.