Helena over het zevenkoppige monster, de strijd tussen de dieren, de wolfsmensen en de koning

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 94 / 150 »»
[1] Helena zegt: 'Ja, als de zaken er hier en in de hele oneindigheid zo voorstaan, moet ik inderdaad tot een inzicht komen. Maar ik denk dat het zijn of niet-zijn van de aarde echt niet zozeer van mijn domheid zal afhangen. Nietwaar, mijn enige liefde, U kunt de hele oneindigheid toch wel een paar seconden lang zonder mijn inzicht over de afschuwelijke zevenkop in stand houden?'
[2] Ik zeg: 'Ja, Mijn geliefde Helena, bij Mij is alles met een perfecte weegschaal afgewogen; in veel gevallen kan er echt geen uitstel of stilstand worden geduld. Weliswaar kan Ik de hele schepping wel in stand houden zonder jouw inzicht, maar zoals Ik reeds heb opgemerkt, gaat het hier niet zozeer om een onwankelbaar in stand houden van het heelal, maar veel meer om al degenen, die hier de laatste tijd uit de wereld zijn aangekomen, op een hemels volmaakte manier vrij te maken. Als je dat daarbij in overweging neemt, zal het voor jou gemakkelijk zijn om datgene na te komen, wat Ik van je verlang. Heb je dit nu begrepen?'
[3] Helena zegt: 'Ja Heer, nu is het mij duidelijk! En daarom wil ik dan nu met Uw hulp proberen om het met die afschuwelijke zevenkop klaar te spelen.
[4] Zoals ik het nu zie, stelt dit zevenkoppige wezen de eigenlijke geest van de antichrist voor, en getuigt het daarvan door zijn doen en laten in zijn eigen vuil. De draak zelf stelt de grote schandelijkheid voor, die volgt uit heerszucht, hebzucht, leugen en bedrog. De zeven koppen zijn als de zeven voornaamste hartstochten, waarin de zeven hoofdzonden hun oorsprong hebben: hoogmoed, heerszucht, jaloerse afgunst, dodelijke gierigheid, onverzoenlijke haat, verraad en tenslotte moord! Daaruit komen voort: genotzucht, vraatzucht, zwelgerij, ontucht, hoererij, het niet achten van de naaste, het vervolgen van diegenen die vrij zouden moeten kunnen ademen, schaamteloosheid en gebrek aan eergevoel, een volledige gewetenloosheid en tenslotte het volledig minachten en volkomen negeren van God! Deze noodzakelijke gevolgen van de eerste zeven voornaamste hartstochten zijn dan echter ook boven iedere kop precies dezelfde, zoals te zien is aan de tien gelijke punten, die boven iedere kop steeds hetzelfde te zien gaven. Op de punten zaten ook nog gloeiende kronen, waarmee het dier het bloed liet verdampen wanneer dit de beker te hoog begon te vullen. Deze gloeiende kronen lijken mij de volslagen heerszucht aan te duiden, die voor U, o Heer, een gruwel is en die zich nu zelfs in de harten van de volkeren heeft genesteld. Nog duidelijker echter lijken me deze kronen te wijzen op de politiek, die zich voordoet als een veelbelovende dekmantel, zodat niemand zal merken hoe zich in haar een scherpe en dodelijke punt verschuilt. Wil echter iemand die dekmantel aanraken, dan is deze gloeiend door het vuur van de toorn in de harten van de heersers over de blinde volkeren, zodat ieder die het waagt zich daaraan te vergrijpen, zich gemakkelijk kan branden.
[5] Daarom denk ik dat men de kronen, de punten, de zeven koppen, het hele dier, zijn helpers en de tiara weg moet doen, dan hoeft de mensheid van de aarde niet meer door het bloed te waden om tot de ware vrede te komen. Ook de diermensen-gevechten zouden dan tot het verleden behoren.
[6] Ik ben doordrongen van het besef, dat er op aarde twee dingen moeten gebeuren, wil het er op haar bodem ooit vreedzaam uitzien. Ofwel moet U, Heer, negentiende deel van de mensen vrijwel plotseling door Uw doodsengel van de aarde laten wegnemen en aan de overgeblevenen betere leiders geven, of U moet de aarde minstens negen keer vergroten en in ieder land een hoge berg van het zuiverste goud laten ontstaan. Want alleen door een enorme, overal gelijkmatig verdeelde hoeveelheid van dit metaal uit de hel zal zijn waarde dalen tot die van eenvoudig kalksteen, waardoor de waarde van de mensheid zal stijgen. Dus, of een vermindering van het aantal mensen, of een enorme vermeerdering van goud en zilver, anders zal het nooit en te nimmer beter worden op aarde. De bezitsdrang en hebzucht van de mensen moeten over de hele linie tot een geweldige oververzadiging komen, anders zal ze haar eigenliefde, de bron van hoogmoed en heerszucht, nooit laten varen!
[7] Waartoe dient de os (kracht van het volk) met zijn sterkte? Waartoe de geweldige klauw van de leeuw (dynastie)? Waartoe dient het onverzettelijke gewicht van het gepantserde dier (tiranniek-despotische onderdrukking der vorsten)? Welk effect tot welzijn van de mensheid komt er voort uit de kracht van de slang (geheime, allesomvattende inquisitie-politiek)? Wat kan de machtige, vrije adelaar doen (socialistische vrijstaat)? Wat vermag de in haar hinderlaag loerende krokodilachtige wraak? Tenslotte drijft de armzalige en zwakke ichneumon (de gemeenschappelijke armoede, die er nog bij komt) toch nog alles uit elkaar, en wel met een geheel lege maag. Waartoe diende dan zulk een strijd? Is de ichneumon uiteindelijk toch goed, dan is dat ook aan het begin! Moet de aarde dan door het bloed arm worden?
[8] Och Heer, wijze en liefdevolle Schepper, wij geschapen wezens vragen en gissen hier wel voor U, maar naar ik mij steeds duidelijker realiseer, in zekere zin tevergeefs! Want wat we ook willen, U doet toch wat U wilt en zoals Uw hoogste wijsheid het voor goed en juist houdt. Dat echter is eigenlijk het beste van de hele zaak, want zoudt U onze beoordelingen in de uiterlijke natuur-aangelegenheden laten meespelen, dan zou de hele schepping het volgende ogenblik al niet meer bestaan! Maar U, 0 Heer, bent overal het oorspronkelijke grondbeginsel en Uw hele heilige ordening is voor U een lichte gedachte, al is deze voor ons, schepselen, zwaar van inhoud. Daarom ben ik van mening dat het bijna overbodig moet zijn nog meer tegen U te zeggen.
[9] De in de laatste verschijning voorkomende wolfsmensen stelden die hoogst huichelachtige kloosterorde voor, die door iedereen reeds eenstemmig veroordeeld is. Dat juist deze, evenals de haar verwante congregaties op aarde, bijna altijd de aanstichters waren van al het kwaad en nergens zo ijverig naar streefden dan naar de volledige alleenheerschappij over de gehele aarde, is wel dermate duidelijk, dat iedere verdere beschouwing hieromtrent overbodig is.
[10] De koning, die doordrongen van een overdreven groot gevoel voor het recht om te heersen, met gebiedende blik op de troon zit, lijkt een sprekend symbool van heerszucht te zijn in deze tegenwoordige, beroerde tijd op aarde, waarin iedereen wil heersen, maar niemand meer wil gehoorzamen, behalve wanneer hij met deze gehoorzaamheid grote voordelen kan behalen. Is dat niet het geval, dan wordt de anders zeer onderdanige dienaar meteen een alle regeringen hatende democraat, een zogenaamde rode republikein, die de mensheid alleen door de vernietiging van de regenten gelukkig wil maken, maar daarbij hoofdzakelijk zijn eigen lege buidel flink ver open doet! Deze heerszucht lijkt bijna de enige oorzaak te zijn waardoor alle mensen, als door een tweesnijdend zwaard, in gloeiende haat uiteen worden gedreven.
[11] Ik zie nu volstrekt geen waarachtige liefde meer onder de mensen. Niemand houdt meer van de ander als mens en broeder in U, 0 Heer, maar ziet hem alleen nog maar als een vervelende medebelanghebbende. Kan meneer B voor meneer A van enig nur zijn, dan zal A hem ook met alle vriendelijkheid bejegenen. Maar is B daartoe niet in staat, dan wordt hij voor A maar al te gauw een mens die hem volkomen onverschillig is, ja, die hij vaak zelfs minacht. Ik zou B niet graag aanraden om in een mogelijke noodsituatie bij A hulp te zoeken, wanneer deze intussen vermogend zou zijn geworden. Want B is zijn vriend niet meer, omdat hij hem niet heeft geholpen, ook al had hij kunnen aantonen dat hij hem indertijd onmogelijk had kunnen helpen! Zelfs al had B A werkelijk geholpen, zodat A daardoor naderhand grote voordelen had behaald, en B zou daarna in een of andere verlegenheid raken en hulp zoeken bij A, dan zal A, die op zijn eigen voordeel uit is, zich zeker zoveel hij kan onder hoffelijke verontschuldigingen terugtrekken en alle mogelijke moeite doen om van de lastige B af te komen. Zie Heer, zo ken ik de mensen en het merendeel is werkelijk zo!
[12] Maar hoe zijn ze te verbeteren? Dat is een vraag, die slechts U alleen en anders geen enkele geschapen engel ooit kan beantwoorden. Wij kunnen hier gissen totdat alle zonnen zijn opgebrand, maar de aarde met haar blinde mensen zou daar toch niet mee geholpen zijn. Maar als U volgens Uw geheime, machtige en liefdevolste wijsheid slechts één woordje uitspreekt, dan wordt de hele aarde gezond zoals eens de knecht van de Romeinse hoofdman, wiens heer voor hem bij U om genezing kwam vragen. O, mijn liefste, meest goede, allerbeminnenswaardigste Heer en God Jezus, wees toch zo barmhartig, en zuiver de arme aarde voor eeuwig van alles wat duivel heet en duivels is! Uw wil geschiede!'
«« 94 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.