Bathianyi en Miklosch over deze scène. Minerva zet de laatste schrede. Het hemelse gewaad als beloning. Mogelijke gevolgen van de volledige verlossing van Satana.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 31 / 153 »»
[1] Graaf Bathianyi, die deze scène nu begint te vervelen, zegt: 'Vriend Miklosch, je bent werkelijk een prachtige vertolker van hetgeen je gezien hebt en het is uiterst interessant om naar je te luisteren, maar deze geschiedenis tussen Cado en de zogenaamde Minerva, die beter Luciferina of Satana zou kunnen heten, wordt wat langdradig. Ik bewonder alleen het enorme geduld van de Heer, evenals dat van de aartsvaderen, profeten en apostelen. Deze beschouwen de hoogst eentonige scène als zou deze van een God mag weten wat voor immense betekenis zijn! Voor mij krijgt de hele geschiedenis meer en meer het aanzien van een flauwe roman, die een hele eeuwigheid kan voortduren. Cado verdient werkelijk alle respect, maar Minerva is een geraffineerd loeder, dat zich in allerlei gedaanten, vormen en elementen kan veranderen en zodoende ook nooit te vangen is. Ze houdt zich weliswaar zo nu en dan van de domme, maar van haar diepste, verborgen plan laat ze wijselijk niets merken. O, dat is een helleveeg! Let nu maar weer op, vriend Miklosch, je zult zien dat ik gelijk heb!'
[2] Miklosch zegt: 'Laten we dat allemaal maar aan de Heer overlaten! Ik denk dat tenslotte alles wel in orde zal komen.' Bathianyi zegt: 'Ja, dat denk ik ook; tenslotte zal alles ten goede keren. Maar wanneer zal dat slot komen? Wij zullen het zeker meemaken, omdat wij eeuwig zullen leven. Het valt mensen als wij echter niet kwalijk te nemen als men bij het zien van de schurkenstreken van de mooie Minerva noodgedwongen op het idee komt dat er wel nooit een einde zal komen aan deze geschiedenis tussen Cado en haar.'
[3] Miklosch zegt: 'Weet je, broeder, wat mij betreft interesseert mij dat in wezen weinig. Voor het overige interesseert deze zaak mij buitengewoon, want het is zeker geen alledaagse geschiedenis! Twee uiterst doortrapte geesten van de hel zitten elkaar in de haren en spoedig zal wel blijken wie van hen de overwinning behaalt. Ik houd het nog steeds op Cado.' Bathianyi zegt: 'Ik ook, want als er al een einde aan komt, zal toch hopelijk de goede zaak zegevieren. Nu ligt de geschiedenis nog uiterst moeilijk. Kijk jij nu maar weer en vertel ons verder wat daar gebeurt.'
[4] Miklosch kijkt toe en zegt: 'Blijf jij nu ook kijken, en je zult eveneens kunnen zien hoe Minerva Cado nu vriendelijk de hand reikt, maar deze tegen haar zegt: 'Dat baat je niets. Alles wat je mij vanuit jouw willen aanreikt, mag ik niet eerder aannemen dan wanneer jij ook de laatste stap zult hebben gezet. Zet je voet naast de mijne, dan heb je je opgave volbracht en heb je je vrijheid weer terug. Vanaf dat moment zal ik dan ook veel kunnen doen wat jij van mij zult verlangen.'
[5] Minerva zegt: 'Nu dan, om te ervaren of jij je woord zult houden, til ik mijn rechtervoet van de grond en zet hem naast de jouwe. Hemel en hel zullen van mij getuigen of ik ooit iemands wil zover heb opgevolgd als de jouwe! Maar wee jou, Cado, als zou blijken dat je mij ook maar in het minst hebt bedrogen, omdat ik je liefheb; ik zou wraak op je moeten nemen zoals die nog nooit heeft plaatsgevonden!'
[6] Minerva tilt nu haar rechtervoet werkelijk van de grond, zet hem naast de voet van Cado en zegt: 'Nu heb ik volbracht wat je van mij verlangde. Wat ga je nu doen?'
[7] Cado zegt: 'Til ook de andere op, dan pas heb je helemaal aan de voorwaarde voldaan en zal ik je zeggen wat ik zal doen. Eigenlijk heb ik je al gezegd wat er daarna zal gebeuren, maar daar je kort van memorie lijkt te zijn, zal ik mijn woorden in het kort herhalen. Eerst moet echter de laatste stap helemaal en niet alleen maar half worden gezet! Bevrijd dus ook je andere voet uit de gevangenschap, dan zal al het andere dadelijk in goede orde zijn!'
[8] Minerva zegt: 'Nou, jouw eisen aan mij lijken nooit op te houden, maar omdat ik al zo veel gedaan heb, wil ik dat ook nog doen. Pas maar op, dat ik je dan niet in de steek laat. Je weet dat mij dan de volledige terugkeer naar mijn vorige toestand is toegestaan, want dat was immers de belangrijkste voorwaarde voor deze _ mij vernederende - handeling die jouw wil mij oplegde.'
[9] Nu zet Minerva ook haar tweede voet ernaast en zegt: 'Nu is het volbracht! Ik heb helemaal aan jouw wil voldaan! Wel, wat gebeurt er nu?' Cado zegt: 'Eeuwige geliefde! Hier, maak deze bundel open, neem het gewaad eruit en bedek je bekoorlijkheden, die mijn hele wezen sterk prikkelen.'
[10] Minerva bukt zich en maakt de bundel open. Als zij daarin een karmijnrood kleed ziet, dat helderder straalt dan de zon en bezet is met een grote hoeveelheid stralende diamanten en robijnen, schrikt ze van deze enorme gloed zo hevig, dat ze letterlijk ineenzinkt en in een soort verdoving bijna bewegingloos voor Cado blijft liggen.
[11] Cado vraagt haar: 'Wel Minerva, hoe is het met je? Bevalt je het waarlijk koninklijke gewaad? Heb ik je belogen of heb ik je de waarheid gezegd? Wat denk je nu van mij?'
[12] Minerva, die van pure verbazing nauwelijks in staat is om te spreken, zegt met trillende stem: 'Cado, dat is te veel, te groots, te prachtig! Ik ken toch alle hemelen en hun bewoners, maar ik heb daar nog nooit iemand zo'n gewaad zien dragen, zelfs niet de Godheid in Haar ontoegankelijke licht! Hoe kan ik nu, nu ik mij net een beetje ontworstel aan mijn ergste en diepste verdorvenheid, in staat zijn om zo'n vuurgewaad aan te nemen en uiteindelijk zelfs te dragen! Ik beleef daaraan weliswaar een onbeschrijflijke vreugde, maar ik waag het werkelijk niet om het aan te trekken, want het diepste van de hel kan niet zo snel een verbintenis met het hoogste der hemelen aangaan! Dat kost nog heel veel tijd, waarin ik over mijn helse en inslechte handelen moet nadenken voordat ik me er meer en meer aan zal kunnen onttrekken, want bedenk dat ik de oorsprong ben van al het kwaad en van elk gericht. Hoe en wanneer ik me echter boven mijn oerslechte instelling zal kunnen verheffen... O Cado, hoe ver ligt zo'n tijdperk nog van ons af!'
[13] Cado zegt: 'Dwaze vrouw, tel de zonnen in de eindeloze ruimte! Tel alle planeten, die niet zelden met triljoenen tegelijk als atomen in de ether om één enkele en laatste centraalzon cirkelen, die nog lang geen hoofdcentraalzon is! Tel slechts het gerichte zand van een heel kleine planeet; tel alle materiedeeltjes bij elkaar op, die in de etherzee van de eeuwige ruimte gericht rusten en op hun kleine ruggen het licht van de ene oneindigheid naar de andere moeten dragen. Kijk, dat alles is streng geoordeeld vanuit jouw hoogsteigen gericht. Hoe lang zou je wel moeten tellen en hoeveel nadenken, voordat je het wezen van elk gericht atoom van de hele oneindigheid zou hebben doorgrond? Kijk, dat zou volkomen dwaas zijn! Doe daarom wat ik je tot ware bevrijding van jezelf aanraad en je zult al dat rekenwerk niet nodig hebben om werkelijk vrij te worden, en daardoor ook de almachtige Godheid in haar menselijke gedaante van Jezus welgevallig te zijn.'
[14] Minerva zegt: 'Geliefde Cado, je hebt wel gelijk, maar spreek die bewuste naam niet meer uit, want die is voor mij in de hoogste mate onverdraaglijk. Ik kan je weliswaar niet zeggen waarom, maar het is nu eenmaal zo; die naam pijnigt mij meer dan al het vuur van de hel!'
[15] Cado zegt: 'Kijk, dat is alweer uitermate dwaas van je, want juist in deze naam is, als in geen andere, voor jou en mij een eeuwig, waarachtig heil te verwerven. Loof en prijs daarom in het vervolg liever deze naam, dan zul je volkomen zegevieren over al het kwade in je hart! Dan zul je een ware triomf vieren over alles wat je ooit tot zo'n grote, voortdurende ontrouw aan de eeuwige Godheid mag hebben verleid!'
[16] Minerva zegt: 'Beste Cado, jij hebt veel gemakkelijker praten dan ik. Bedenk hoeveel aoenen zeer arme wezens zich nog in het grootste lijden bevinden, dat ik hun heb bereid. Hoe zou ik trouwens ooit vrij en werkelijk gelukkig kunnen worden zolang die tallozen, die door mij ongelukkig zijn gemaakt, in diepe ellende moeten smachten? Ik zou nu moeten stralen in dit gewaad en talloze kinderen uit mij zouden door mijn toedoen eeuwig moeten smachten? Nee, dat gaat niet; dat mag niet gebeuren!'
[17] Cado zegt: 'Maak je daarover maar geen zorgen. Sinds de Godheid een lichaam heeft aangenomen, heeft Zij ook de gehele materiële schepping op haar naam geschreven, en daardoor ieder mens van jou onafhankelijk gemaakt en hem daardoor verplicht naar eigen geweten te handelen. Heel de wereld rust nu op Gods schouder en op die van de vrije mensen, en jij hebt allang niets meer met de Godheid te verrekenen. Doe daarom wat ik je zeg en je zult volledig vrij zijn!'
«« 31 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.