Grafgeheimen en geneesmethoden aan gene zijde. De grote verzamelplaats van goddelijke genade.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 4 / 153 »»
[1] De franciscaan gaat daarop direct op weg om de genoemde opening op te zoeken. Als hij haar vindt, kijkt hij aandachtig naar binnen. In het begin is alles pikdonker, maar na een poosje wordt het dan toch zover licht, dat hij met moeite kan onderscheiden wat zich binnenin de groeve bevindt en welke verschijnselen daar zijn waar te nemen.
[2] Na deze een tijdje te hebben gekeken, begint hij te spreken: 'O Heer, omwille van Uw heilige naam, daar speelt zich toch wat af! Ik ontdek de kamer van een geleerde. In een hoek een hele grote boekenkast vol met allerlei stoffige banden en in de andere hoek een schrijf- en studeertafel met daarop een grote hoeveelheid op elkaar gestapelde geschriften. Tegen de achterwand bevindt zich echter een grote rustbank, waarop een naakt, zeer onesthetisch uitziend vrouwspersoon ligt in een nogal onzedelijke houding. Nu komt ook de geleerde, die er heel lelijk uitziet, bij de rustbank en zegt: 'Coiba, laten we het hoogste genot van het leven genieten, want het leven is pas leven als men zwelgt in zalig genot!' Nu kleedt hij zich ook uit en... O jij stuk vee! Nee, dat is te bar! Heer, is er dan geen water bij de hand, waarmee ik de driften van die smeerlap wat kan afkoelen? Ik dacht hieronder een dood lichaam te ontdekken. Nou, dat is me een fraai lijk! Dat is werkelijk een zonderling beestachtig museum!'
[3] Ik zeg: 'Zo is het wel genoeg, want door in te grijpen zou je hem alleen maar boos maken en hem meer kwaad dan goed doen! Zulke beestmensen zijn erg kwaadaardig en het is niet goed hen tijdens hun wellustige bezigheden te storen. Wanneer hij echter zijn voornemens heeft uitgevoerd, zal zijn natuur hem vanzelf wel zeggen welke smartelijke verdiensten hij daardoor heeft verzameld. Wacht maar even, hij zal spoedig met zijn genotsdaad klaar zijn en dan zul je meteen een andere scène te zien krijgen. Let maar op!' Spoedig daarop zegt de franciscaan: 'O, wat een hopeloze geschiedenis! Het wellustige genotsgevoel van de geleerde en zijn dikke Coiba heeft een hele slechte wending genomen. Vreselijk weeklagen, verschrikkelijke verwensingen over deze daad worden nu duidelijk hoorbaar en beiden kruipen van pijn over de grond en kronkelen als vertrapte wormen. Ach, wat een weerzinwekkende aanblik! Werkelijk, als het niet zo'n schandelijk stel zou zijn, zou ik U, 0 Heer, om erbarming voor hen vragen. Maar in dit geval doe ik het juist niet! Dit gespuis moet maar eens terdege ondervinden wat voor een helse verkwikking de ontucht is!'
[4] Miklosch zegt: 'Vriend, laat mij ook eens naar binnen kijken!' De franciscaan zegt: 'Kom maar hier en kijk.' Miklosch kijkt door de opening naar binnen en zegt: 'Wel verdraaid! Dat is werkelijk heel erg! O Heer, die beiden moeten wel een verschrikkelijke pijn voelen. Misschien zou hier toch wat verlichting op z'n plaats zijn?'
[5] Ik zeg: 'Laat hen voorlopig maar; als zulke verstokte minnaars gebeterd moeten worden, moeten zij heel serieus worden aangepakt, want kleine porren hebben bij zulke materiële zielen helemaal geen effect. Ik zie bovendien bij dit soort menselijke wezens lang heel veel door de vingers, maar wanneer alle zachtmoedige vermaningen en aansporingen niets uithalen, worden zij door Mij ernstig onder handen genomen. Alleen door heel veel pijn beginnen zij geleidelijk aan tot bezinning te komen en zijn dan in staat om iets hogers op te nemen. Daarom laten wij hen heel rustig van de pijnlijke vruchten van hun vrolijke bezigheid genieten.'
[6] Miklosch zegt: 'Maar Heer, het is werkelijk niet om aan te zien! Zij schreeuwen verschrikkelijk en beginnen zichzelf uit wanhoop letterlijk te verscheuren. Wat een afschuwwekkende verwensingen stoten ze uit over de door hen begane daad! O, dat is werkelijk ontzettend! Heer, gaat het dan onder deze talloze grafmonumenten en grafstenen overal zo toe?'
[7] Ik zeg: 'Hier en daar nog veel erger, maar hier en daar ook wat beter. Want zij allen hebben op aarde niet te klagen gehad over het feit dat zij over het geestelijke leven geen licht zouden hebben ontvangen. Omdat zij het licht niet in hun hart, maar slechts in hun hoofd opnamen en daarbij in hun hart de oude bokken zijn gebleven, vol onreine gedachten en ook nog vol hoogmoed en verborgen toorn, moeten zij in dit museum eerst weer helemaal opnieuw worden omgevormd. Helpen alle zachtzinnige ingrepen niet, dan moet helaas tot hardere worden overgegaan, anders zouden zij nooit gered kunnen worden. We laten deze nu maar rusten en gaan naar een ander graf!'
[8] Graaf Bathianyi zegt opeens: 'Heer, beste Vader, daar vlak naast staat een verguld grafmonument en als ik goed lees, met het wel zeer mystieke opschrift:
[9] 'God, vrijheid, gelukzaligheid! Mens, kettinghond, ellende, dood! De mens, een parasiet op het wijde gewaad van de goddelijke heiligheid, zou God willen liefhebben zoals een luis het lichaam van een mens. Maar dat vindt de Godheid lastig; daarom doodt Zij onophoudelijk het menselijke ongedierte. Welk mens heeft dan weet van de liefde die de luizen voor hem voelen? Hoe meer luizen een mens op zijn lichaam krijgt, des te meer luizenliefde zal hem omringen. Maar de grote wijze mens heeft geen welbehagen in zo'n luizenliefde; daarom doet hij al het mogelijke om zich van deze nare minnaars te ontdoen. Zo doet de grote Godheid het eveneens! Zij is voortdurend bezig om zich te ontdoen van de lastige mensenliefde. De Godheid zou geen luizen moeten scheppen en hun geen bewustzijn moeten geven, als de luizenliefde Haar een gruwel is! Ook al is de luis oneindig klein ten opzichte van de oneindig grote Godheid, toch heeft ze een heel fijn gevoel en voelt de druk van de goddelijke afkeer des te pijnlijker, naargelang het overwicht van de goddelijke macht groter is dan het armzalige bestaan van een luis, vulgo mens. Daarom, grote Godheid, wees Uw luizen genadig en vernietig hen totaal, voor eeuwig!'
[10] Werkelijk, een zonderling vulgair en merkwaardig opschrift! Ik zou graag eens willen kijken tot welke soort de bewoner van dit graf behoort.'
[11] Ik zeg: 'Beste Ludwig, dat genoegen kan Ik je heel gemakkelijk verschaffen. Ga naar de achterkant van dit grafmonument, waar je een ronde opening zult vinden; kijk daar naar binnen en het zal je direct duidelijk zijn.' Graaf Ludwig Bathianyi begeeft zich direct achter het grafmonument en ontdekt de opening. Hij buigt zich voorover en richt zijn blik ferm door de opening op het binnenste van het graf. Na een poosje zegt hij helemaal verbaasd over zijn bevindingen: '0, dat is toch in hoge mate frappant! Een uiterst vieze aap van het grootste soort, helemaal behangen met gehavende pauwenveren, wandelt in een zaal op en neer, legt af en toe een vinger op de neus en dan weer op zijn heel lage voorhoofd, terwijl hij er een beetje filosofisch overheen wrijft. Daar op een rustbed hurken zo' n zeven of acht wat kleinere, hoogstwaarschijnlijk vrouwelijke apen en fluisteren elkaar iets in het oor. Nu zegt de grote aap met krijsende stem: 'Ja, ja, Russen en Turken deugen niet voor elkaar! De Bohemer heeft hen al te pakken. Dan komen de Engelsen en Fransen en zullen de Russen laten zien hoe ver het van Europa naar Siberië is, en het lieve Oostenrijk wordt tot voetveeg gemaakt en zal tenslotte naar de pijpen van de anderen moeten dansen. Hahaha, het gaat nu precies zoals ik het me heb gewenst! 0, jullie arme Duitsers, jullie domme Slaven, jullie Romaanse ezels en jullie Hongaarse ossen! Jullie krijgen je verdiende loon, als jullie allen samen Engels, Frans en Turks worden! Want jullie hebben ernaar gehandeld en hebben het zo gewild! 0, jullie grote sufferds! In het parlement konden jullie het niet eens worden, maar aan de galg van de algemene armoede en wanhoop hebben jullie elkaar dan gevonden. Nu krijgen jullie wat jullie verdienen, jullie Romaanse, Duitse, Hongaarse en Slavische ezels! Hahaha! Mij gaat het weliswaar niets meer aan, want ik ben onder de pannen, maar ik heb er ontzettend veel plezier in, dat het nu zo gaat als ik op aarde vaak bij mezelf heb gedacht!' .
[12] De graaf herneemt: 'Ach Heer, goede heilige Vader, wat deze aap bij elkaar fantaseert is toch je reinste onzin. Zeg ons toch of er toch iets van waar zou kunnen zijn.' Ik zeg: 'Op aarde is alles mogelijk, afhankelijk van de vraag of de mensen ergens nog met Mij wandelen, of op hun zelfontwikkelde macht vertrouwen. Luister maar verder naar deze apen!'
[13] De graaf kijkt weer door de opening en hoort de aap, nadat deze een paar keer zijn keel heeft geschraapt, verder zeggen: 'Waar blijft mijn Malla toch zo lang? Aha, daar komt ze al, zeker met heel wat nieuwtjes van de aarde!' (Malla komt de zaal binnen). 'Gegroet! Wel, wat voor nieuws is er van de luizenaarde te melden?'
[14] Malla, die er ook heel aapachtig uitziet, zegt: 'Niets bijzonders, mijn Mallwit! Alles is in de war; niemand weet meer wie de kok is en wie de kelner! De ministers in Oostenrijk werken aan een zaakje, waarmee zij gemakkelijk onderuit kunnen gaan, wanneer ze de soep helemaal verzouten hebben. De kleinen maken ze groot en de groten maken ze klein. Nietwaar, mijn liefste Mallwit, grappig genoeg gaan de zaken helemaal naar jouw wens!' Mallwit maakt zich hierover vrolijk.
[15] Malla zegt verder: 'De rijken zullen hoge belastingen moeten betalen en schelden daarom nu al als viswijven. De geestelijken kunnen maar niet genoeg vloeken op de regering. De landslieden willen van betalen niets weten. Kunstenaars en vaklieden beginnen stilaan te wanhopen. De krijgsmacht hoopt nog steeds op zilver en goud, maar er komt helaas niets. Nou, en dan die grap nog: de paus heeft nog altijd de Franse ziekte en heeft daarom uit Napels, Spanje en Oostenrijk artsen laten komen; het is echter tevergeefs, hij komt niet van die ziekte af en dat zal wel de dood worden van die beste paus! Hahaha!
[16] De aap Mallwit zegt: 'Geheel naar mijn wens! Zoals ik op aarde vaak gezegd heb, zo gaat het nu! Maar die grap over de paus is werkelijk niet slecht en het zal niet anders gaan! Hoe gemakkelijk zou het zijn geweest in het jaar 1848, toen wij nog op aarde waren, als die domme mensen er maar enigszins toe bereid waren geweest. Nu zitten ze met de brokken, maar ze krijgen allen wat ze verdienen! Zorg nu maar dat ik wat te eten krijg. Ik heb al verdraaid veel honger en onze dochters daar op de sofa eveneens.'
[17] De graaf herneemt: 'Nu loopt de wijfjesaap Malla de deur uit. Ik ben toch benieuwd naar dat gerecht. Aha, daar komt ze al terug met een grote mand vol, maar wat dat voor eten is, mag een ander uitmaken! Het ziet er werkelijk uit, alsof het louter halfgare vrouwelijke en hier en daar ook mannelijke lichaamsdelen zijn. Hij stort zich begerig op de inhoud van de mand en graait er meteen de grootste stukken uit. De kleine en magere laat hij in de mand liggen. Malla en haar dochters beginnen aan de stukken die er mannelijk uitzien. Och, dat is toch om gek van te worden, en met wat voor een felle begeerte wordt dit allemaal verslonden! 'Goddank, ik heb mijn buikje weer vol! Dat waren voortreffelijke oesters! Gemarineerde slakken zouden ook lekker zijn geweest, maar mijn maag verdraagt ze niet. Nu kunnen jullie weer naar buiten gaan, als jullie je daar wat willen amuseren!'
[18] Malla zegt: 'Liefste Mallwit, dat is nu niet raadzaam, want er sluipen buiten allerlei wilde dieren rond, alsof de hele hel is losgebroken; als die wat te pakken krijgen, wel, God zij hem genadig! Daarom denk ik, dat we beter thuis kunnen blijven. Als de hel op jacht gaat, dan is het niet goed om naar buiten te gaan!' Mallwit zegt: 'O wee, o wee, goede wereld; verheug je maar als dat zo is! Jouw gezicht zal er spoedig weer heel bloederig uitzien! Maar ik merk, dat daar uit het luchtgat een onaangenaam luchtje naar binnen waait. Ga toch eens kijken waardoor dat komt!' Malla zegt: 'Och, wat zou het zijn? Er waait een beetje een helse wind! We kunnen de luchtkoker maar beter dichtstoppen, dan is het meteen gedaan met die tocht.' Malla haalt uit een hoek een hoop vuile vodden en probeert het gat dicht te stoppen, maar het lukt haar niet.
[19] De graaf zegt: 'Heer, wat denkt U ervan, als wij haar door deze opening zouden aanspreken?'
[20] Ik zeg: 'Daarvoor is het nog veel te vroeg. Wij zullen hen met rust laten; de angst voor de veronderstelde helse jacht zal de beste uitwerking op hen hebben. Je moet je van zijn schijnbare deugd, vanwege het aanroepen van God, niet al te veel voorstellen; ook niet van zijn schijnbare politieke nuchterheid, want alles wat hij zegt, is zijn wens en zijn liefde. Uit zijn voedsel kun je voldoende opmaken wat voor soort mensen hij en zijn familie zijn. Aan zijn uiterlijk heb je gezien hoe onmenselijk zijn wezen nog is. Daarom valt hier voorlopig niets anders te doen dan hem te laten begaan als een onrijpe vrucht en af te wachten tot hij rijp wordt. .
[21] Dit is een heel bijzonder museum, omdat hier geheel verdorven geesten door een bijzonder werk van Mijn genade als planten in een broeikas weer tot licht en leven worden teruggebracht. Deze verzamelplaats van kunstwerken van Mijn genade en bijzondere erbarming heeft zijn opzieners en wachters, die als echte tuinders uitstekend voorzien zijn van de nodige wijsheid. Je kunt ervan verzekerd zijn, dat alles wat aan hun zorg is toevertrouwd, zeker tot rijpheid moet komen.
[22] Nu verlaten wij deze plaats en begeven ons daarheen, waar je bij een groot, met veel kunst versierd monument bijna al onze gasten verzameld ziet. Daar zul jij, en ook jullie, Mijn pas aangekomen vrienden, allemaal nog duidelijker gewaar worden waarom deze plaats, die zich eigenlijk nog steeds onder het dak van Roberts huis bevindt, het museum van dit huis heet.
[23] Op aarde zei Ik eens tegen Mijn broeders: 'Ik heb jullie nog veel te zeggen, maar jullie kunnen het nu nog niet verdragen. Wanneer echter de geest der waarheid tot jullie zal komen, zal hij jullie in alle geheime en voor de ogen der wereld verborgen wijsheid van God binnenleiden!' Zo is het nu ook hier. Ik kan jullie niet in één keer alles tonen en uitleggen, maar door de omstandigheden wordt de eeuwige geest der waarheid in jullie zelf gewekt. Deze zal jullie dan duidelijk maken wat je nu nog duister en onverklaarbaar is. Laten wij nu vlug daarheen gaan waar allen zich verzamelen; daar zal voor jullie allen een geweldig licht ontstoken worden! Want waar het aas is, verzamelen zich geweldige adelaars!'
«« 4 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.