Minerva voor de poort. Onvriendelijke ontmoeting met Helena.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 42 / 153 »»
[1] Robert zegt: 'Jouw raad is werkelijk heel goed; maar stil nu, ze komt al in allerijl naar ons toe. Zij heeft het prachtige kleed nog aan en het pseudo-zwaard van blik en karton bij zich. Ook schijnt ze nog niets van haar uitzonderlijke schoonheid te hebben ingeboet. Zij is werkelijk onbeschrijflijk mooi en men zou kunnen stellen dat het de Godheid onmogelijk is om een nog grotere uiterlijke schoonheid in het leven te roepen. Ik geloof echter dat men ook haar gestalte niet te veel mag roemen; ze zou daardoor nog ijdeler en trotser kunnen worden dan ze al is.' Cado zegt: 'Ja, ja, in ieder geval niet over en met haar praten, anders kunnen we niet zo gemakkelijk van haar afkomen!'
[2] Achter de rug van Cado zegt Minerva al: 'Juist, jij slaat de spijker steeds op de kop! Jij wilt de anderen leren hoe ze het vlugst van mij af kunnen komen, alsof ik me soms ooit aan iemand zou hebben opgedrongen. Daarvoor heb ik toch te veel eergevoel in me en ben ik te trots. En jij, mijn vriend Cado, hoeft daar helemaal niet bang voor te zijn, want wij kennen elkaar immers al een hele tijd. Zal ik jou soms bij je echte naam noemen?'
[3] Cado zegt: 'Zwijg! Anders zul je getuige zijn van een nieuw staaltje van mijn welbekende hoffelijkheid! Daar is de gesloten poort, probeer of iemand jou zal binnen laten. Want jij hoort daar misschien ook wel?' Minerva zegt: 'Houd je smoel! Ik doe wat ik wil en nooit wat jij wilt! Begrijp je dat?'
[4] Cado zegt: 'O, dat begrijp ik volkomen, want je bent ijdel en trots en bijgevolg ook dom genoeg! Hoe zou jij iets willen en kunnen doen wat werkelijk van eeuwig nut voor je zou zijn? Wanneer je echter nog iets met ons te bespreken hebt, dan vraag ik je om je wat beschaafder en fatsoenlijker uit te drukken! Als je dan al geen rekening wilt houden met mij, doe het dan tenminste met onze hier aanwezige allerliefste hemeldame!'
[5] Minerva zegt: 'Dat is me een vreemde hemeldame; deze allerordinairste proletarische trien, en voor haar zou ik uiteindelijk nog respect moeten hebben?! Ik, het eerste wezen van de hele oneindigheid, en die daar, het minste uit het allerarmzaligste en beruchte Lerchenfeld! Je hebt wel een fraaie voorstelling van een hemeldame, als je dit echte Weense misbaksel voor zoiets aanziet! Gefeliciteerd, je hebt het met je wijsheid in de hemel werkelijk al ver gebracht!'
[6] De van ergernis bijna laaiend geworden Helena valt haar hier in de rede: 'Wel, jij verwaande feeks! Weet jij soms nog wat slechters over mij, jij uit de hele oneindigheid bijeengeraapt individu! Nee, dat doet me plezier! Wil dit allergrootste loeder van alle vaste sterren mij belasteren? Wacht maar, ik zal jouw gepolijste ezelsvel wel wat verkreukelen als jou dat zo erg jeukt! Denk jij soms, lekkere room van de helse rundvleessoep, dat ik jou niet ken? 0, maak je daar maar geen zorgen over, jij vuile jezuïetenzakdoek! Die wil mij uitmaken voor een proletarische trien! Maak maar gauw dat je weg komt, anders zullen Gods eeuwige timmerlieden jou het gat van de deur wel wijzen!'
[7] Robert zegt: 'Maar ik smeek je, liefste Helena, mijn door God Zelf aan mij gegeven vrouw, wind je niet zo op! Kijk, met deze schijn Minerva richt God Zelf niets uit, wat kunnen wij dan met haar uitrichten! Jij weet toch dat aan distels geen dadels en aan doornstruiken geen vijgen groeien! Laat haar daarom praten wat ze wil, want haar stem dringt werkelijk niet door tot onze oren en nog minder tot onze harten!'
[8] Helena zegt: 'Ja, ja, dat weet ik wel, maar ik weet ook dat men als eerlijke christen de duivel de mond moet snoeren! Kijk, nu houdt zij zich al stil, omdat ze inziet dat ze nooit nog grover kan worden dan ik ben. Als zij nog één keer een kik geeft, zal ik voor haar een Lerchenfelds liedje zingen waar ze voor de hele eeuwigheid genoeg aan zal hebben! Nee, dat gifbaksel van de heilige aartsengel Michaël zal me dan pas goed leren kennen! Werkelijk, ik zou zelfs onze lieve Heer iets grofs in Zijn gezicht kunnen zeggen als Hij ooit deze lievelingsstoel van Petrus een genade mocht bewijzen. Die is immers allang te slecht voor de hel, daarom verdragen de andere duivels haar helemaal niet meer in hun midden. Jij moest haar ook zo nodig hierheen roepen!'
[9] Cado zegt nu tegen de van boosheid trillende Minerva: 'En, is je vocabulaire van grofheden al uitgeput, nu je op deze achtenswaardige complimenten geen antwoord weet te geven? Het lijkt mij dat je je meerdere hebt gevonden en nu door je zwijgen toegeeft, dat de Lerchenfeldse gelijk heeft!' Minerva zegt: 'Alsjeblieft, praat me niet meer over die galgenbrok, want ik heb mijn buik vol van haar!'
[10] Helena valt haar in de rede: 'Maak dat je weg komt, anders zullen er rake klappen vallen! Heb je hiermee wel eens kennis gemaakt?' (Terwijl ze Minerva haar beide vuisten toont): 'Ik zeg je, als je niet gauw weggaat, roffel ik je hiermee een reveille op je grote vieze mond!' Robert zegt: 'Maar Helena, ik smeek je, in godsnaam! We komen in plaats van in Gods hemel straks nog in de Lerchenfeldse goot terecht! Bedenk toch, hoe je als lieveling van God aan de heilige borst van de Heer lag en alle genade van Hem in je opnam... en nu ben je weer helemaal een echte Lerchenfeldse! Dat moet je helemaal afleggen, anders zal het nog lang duren voordat de poort voor je opengaat!'
[11] Helena zegt: 'Nou, ik geloof dat jij het zelfs een beetje jammer vindt, dat ik die helleveeg eens flink de waarheid heb gezegd!' Robert zegt: 'Nee, liefste Helena, dat zeker niet, maar het doet me alleen verdriet vanwege jouw reeds zeer hemels geworden mond, die zelfs al met God heeft gesproken en mij menige voortreffelijke les in de liefde heeft gegeven. '
[12] Helena zegt: 'Of ik nu een mooie mond heb of niet, de waarheid moet er een keer uit! Dat de waarheid ook uit de mooiste mond niet al te prettig klinkt, is allang bekend, maar hoe komt het dan dat jij het laat voorkomen alsof de waarheid juist uit mijn mond slecht klinkt, terwijl je de leugen uit de eveneens mooie mond van die duivelse griet niet zo verfoeilijk lijkt te hebben gevonden? Als het je al verdriet doet wanneer mijn mooie mond die eeuwige godslasteraarster op z'n Lerchenfelds de les leest, hoeveel temeer verdriet moet je dan wel niet hebben over die lieflijke mond waaruit vast nog nooit een waar woord is gekomen! Geef haar liever een goede berisping en laat mij spreken als ik eenmaal op dreef ben!'
[13] Minerva zegt: 'Ben je nu klaar, jij onbehouwen Lerchenfeldse! Jij hebt vast nog nooit op een hoge school beleefdheid geleerd, want iets grovers is nog nooit tot mijn oren doorgedrongen.' Helena onderbreekt haar: 'Wel, pas maar op dat je er geen oorontsteking van krijgt! Ik mag zeker haar grofheden deemoedig incasseren zoals een vrome jezuïeten biechteling, wanneer zij door Gods plaatsbekleder met hel en vagevuur wordt volgestopt? Wacht jij maar eens af! Als je niet uit mijn ogen verdwijnt, zal er tussen ons beiden nog een verschrikkelijk spektakel losbarsten! Daarom zeg ik je nu voor eens en altijd, dat je je meteen uit de voeten moet maken, anders zou je mooie gezicht wel eens spoedig een ander aanzien kunnen krijgen!'
[14] Cado zegt: 'Wees rustig, Helena, en jij ook, vriend Robert! Ik zal nu alleen met Minerva praten en proberen om iets heel belangrijks met haar af te spreken. Misschien gelukt het mij om haar weer een stap dichter bij de Heer te brengen, maar jullie moeten je ondertussen rustig houden.' Robert zegt: 'Ja broeder, doe dat! Ik zou nu werkelijk heel blij zijn als we haar spoedig kwijt konden raken. Zij zaait werkelijk tweedracht tussen degenen die haar te na komen. Ik geloof dat ze binnen de kortste keren alle engelen in disharmonie zou brengen. Ik wens je veel geluk met je prijzenswaardig voornemen, maar ik betwijfel of je moeite ook maar enigszins beloond zal worden, want dit wezen zal alleen onder dwang iets goeds doen, maar als volkomen vrij wezen nooit ofte nimmer.'
[15] Cado zegt: 'Je hebt misschien niet helemaal ongelijk, maar mijn zaligheid durf ik er desondanks niet om te verwedden. De eeuwigheid is eindeloos lang, en in zulke eindeloze tijden en situaties zou nog heel veel kunnen gebeuren waarvan tot nu toe nog geen enkele geest enig idee heeft gehad. Daarom houden we alles wat niet met de goddelijke orde in strijd is voor mogelijk, maar een weddenschap aangaan over de vraag of iets ooit wel of niet mogelijk zou kunnen zijn, wil zoveel zeggen als aan de goddelijke wijsheid zelf twijfelen. Bij God zijn alle dingen mogelijk, waarom dan ook niet de volledige ommekeer van satan?'
«« 42 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.