Martinus' verzoeking door Satan in de verleidelijke gedaante van Satana

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 117 / 204 »»
[1] Na een poosje richt MARTINUS zich toch weer tot de draak en zegt: 'Luister, jij onverbeterlijke verderver van alle leven, jij onverlaat, oude held van de geestesnacht en onbarmhartigste brenger van de dood aan alle arme zielen! Jij spreekt wel als iemand die oerwijs is. Maar het is niet je wil die je zo gebiedt te spreken, maar alleen je gevoel van diepe onmacht, dat zich volledig van jou heeft meester gemaakt door de oneindige macht van de Heer. Als je vrij zou zijn - daar zou ik duizend levens om willen verwedden! - dan zou je heel anders praten.
[2] Wel weet ik, dat je als eerste, grootste geest vol licht en helderheid uit God bent voortgekomen. Jouw macht was er een die in alle hoeken doordrong en je licht straalde als het oog van God. Maar ik weet ook dat God je niet voor de val, waarin je nu al enige eeuwigheden hardnekkig volhardt, maar voor de allerhoogste opstanding van het meest vrije en zalige leven uit Zichzelf heeft opgewekt!
[3] Zeg me - waarom sta je dan niet op die trede, waarop je volgens de wil van God zou moeten staan? Waarom ben je voortdurend de absolute tegenstelling van de wil van God? Waarom wil je liever voor eeuwig in de gruwelijkste kwellingen blijven, dan je tot de Heer, je God en Vader te wenden en als een teruggekeerde, verloren zoon in volheid de eeuwige vaderliefde te genieten in alle vrijheid en hoogste machtsvolkomenheid? Spreek, als je daartoe voldoende wijsheid bezit!'
[4] DE DRAAK zegt: 'Zie Martinus, deze vraagstelling is al heel wat verstandiger dan die van daarstraks en doet je geest eer aan. Deze bevat echt dingen die een beter antwoord waard zijn. Maar weet je, voor ik iemand dergelijke punten tot op de bodem beantwoord, voel ik daarvoor iedereen aan de tand of hij ook wel in staat is om te begrijpen wat ik hem ten antwoord geef.
[5] Ik verzoek daarom de Heer - als Hij het wil, dat ik je daarop zal antwoorden - mij voor slechts korte tijd de volledige vrijheid te geven. En wel onder de heilige garantie, dat ik noch jou noch iemand anders ook maar een haar zal krenken. Als je mijn proef goed doorstaat, dan zal ik al je vragen beantwoorden. Als dat niet het geval is, dan zal dat een teken zijn, dat jij voor te diepe wijsheid nog lang niet rijp bent. Tenslotte voeg ik er ook nog aan toe, dat ik je alleen dan aan de tand zal voelen, als je op de beantwoording van jouw vragen aandringt en het zo wilt. Neem dus een besluit!'
[6] MARTINUS wendt zich weer tot Mij en vraagt Mij, wat hij moet doen.
[7] IK zeg: 'Wie een werk begint moet het ook afmaken; dat is een eerste orderegel in elk waar leven. Daarom moet je wel doen, wat je tegenstander je als voorwaarde stelt. Maar Ik zeg je, wees standvastig! Want deze geest is een hoogst sluwe geest en zijn beproevingen zijn heel vernuftig gelegde valstrikken!'
[8] Me daarop tot de draak wendend, zeg Ik : 'Jij bent voor enkele ogenblikken vrij; misbruik deze genade niet!'
[9] Op dat ogenblik verdwijnt het huiveringwekkend drakenpantser. Uit het stof van de huid verheft zich zo' n bijzonder mooie vrouwelijke gedaante, dat alle vrouwelijke schoonheden van de zon daar onnoemelijk ver bij achter moeten blijven. Een zachtheid die met niets te vergelijken is, een ronding, een adel in alle ledematen en gewrichten, een ongrijpbare teerheid en blankheid van de huid, zoals er in de oneindige ruimte geen tweede is. Op het oneindig mooie lichaam zit een hoofd, waarvan de majestueuze schoonheid elk voorstellingsvermogen ver te boven gaat.
[10] Als Martinus deze gedaante voor zich ziet, deze voor hem nooit vermoede schoonheid, die hem daarbij nog met een meer dan vriendelijke blik en met een oneindig zachte, welluidende stem vraagt:
[11] (SATANA:) 'Nu, lieve Martinus, als jij het wilt, zal ik je vragen beantwoorden. Maar zeg me alleen van te voren, of je mij wel zou kunnen liefhebben, als ik je meer dan mijn leven zou willen liefhebben. Zou je me kunnen liefhebben en door zo'n liefde van jou mij redden van mijn jou welbekende oneindig grote kwelling? O Martinus, spreek, spreek!' .
[12] Dan is Martinus helemaal weg. Hij kan van stomme verbazing bijna geen adem meer halen. De enorme bekoorlijkheid van dit wezen werkt zo op hem in, dat hij gewoonweg begint te bibberen! Van redeneren of spreken is voorlopig bij hem nu geen sprake meer. Hij stamelt alleen maar enkele verwarde klanken en spert mond en ogen alleen maar steeds verder open. Elke vezel van zijn wezen wordt tot gloeiende liefde voor deze voor hem te onverdraaglijke, vrouwelijke schoonheid.
[13] Na een lange tijd, waarin hij steeds meer in vuur en vlam raakt, roept hij (MARTINUS) eindelijk uit alle macht: 'O hemel, hemel, hemel aller hemelen! Wie kan jou zien en niet van je houden?! Ik houd van je, ik houd eindeloos veel van je! Als je ongelukkig bent, jij mooi, bekoorlijk wezen aller wezens, als je moet lijden: wie kan er gelukkig zijn, als hij jou heeft gezien en weet, dat je lijdt?
[14] Als ik je niet kan redden, O, dan wil ik eeuwig liever met je lijden, dan de gelukkigste van alle hemelen zijn zonder jou! Ik zou jou oneindig veel willen bieden, als ik het zou hebben. Duizend levens zou ik geven voor een atoom van je wezen! O jij oneindig heerlijk schepsel! O spreek, spreek, wat moet ik doen om je te redden, - om je eeuwig voor mij te winnen?'
[15] DE VERANDERDE DRAAK zegt: 'O heerlijke Martinus, als jij me liefhebt, zoals je hier beweert, geef me dan hier een vurige kus. Deze kus zal mij voor eeuwig redden en mij tot de liefste gezellin van je eeuwig leven maken!'
[16] MARTINUS zegt, vol van de grootste verrukking: 'O jij hemel der hemelen! Niet slechts één, maar een triljoen kussen zul je hebben!'
[17] Snel wil hij zijn belofte inlossen en springt er letterlijk op af. Maar wat een gezicht trekt hij, als dit wezen hem met een verachtelijke blik terug duwt en roept:
[18] (SATANA:) 'Terug, ellendige, geile bok, je hebt je proef slecht doorstaan en je bent verder geen antwoord van mij waard! Onwaardige, hoe kon je God vergeten en je in mijn armen werpen, van mij, de vijand van al het leven, dat niet op het mijne lijkt. O zwak schepsel, jij uitwerpsel van alle lelijkheid!'
[19] Martinus valt bewusteloos achterover en de draak neemt weer zijn vroegere gedaante aan.
«« 117 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.