De heerlijkheid van de zonnewereld en haar bewoners - Martinus' vrees voor de wijsheid van de zonnemensen en de gedragswenken van Johannes

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 135 / 204 »»
[1] Terwijl Chorel weer naar zijn vriend Borem gaat, ziet de tot nu toe nog in diep gepeins verzonken Martinus al de uitgestrekte vlakten van het grote dal overal bebouwd met wonderschone tuinen en paleizen en tempels. Hij ziet ook hoe vanuit een nabije tempel een groot aantal bijzonder mooi gevormde mensen naar hen toe komt. Dit schouwspel wekt Martinus uit zijn gedachten en hij wendt zich meteen tot Johannes en Petrus:
[2] (MARTINUS:) 'Zo te zien, zijn we nu eindelijk zo ongeveer ter plekke. O mijn lieve broeders, dat ziet er oneindig schitterend uit! Werkelijk, de enorme pracht en lieflijke schoonheid van deze omgeving beneemt me bijna de adem.
[3] En, o drommels, daar komt ons al een grote processie van zonnemensen tegemoet! De eersten kan ik al heel goed waarnemen; ze zijn heel mooi en wat zijn ze prachtig en sierlijk gekleed! Ach, ach, hoe dichterbij ze komen, des te mooier worden ze! Als dat zo doorgaat, dan zeg ik al bij voorbaat, dat het voor mij zonder heel bijzondere bijstand van de Heer, helemaal niet mogelijk zal zijn hun volledige nabijheid te verdragen.
[4] Ik ben buitengewoon nieuwsgierig naar het wijsheidsgevecht, dat ik met jullie zal voeren. O, dat zal vast heel leuk worden! Ik voel nu al, hoe de moed in mijn schoenen zinkt.
[5] Als deze mensen ook maar enigszins goede ogen hebben, dan moeten ze al van verre aan mij zien, wat een oerdomme, aardse kerel hun tegemoet komt. O, die zullen een zeldzame vreugde aan mij en mijn wijsheid beleven. O, o, de ontzaglijke wijsheid straalt al uit hun ogen - en bij mij daarentegen een nog grotere portie van de zeldzaamste domheid. Dat zal een heerlijke confrontatie worden!
[6] O broeders, ga toch voor me staan, dat deze heerlijke mensen mij niet zo plotseling zullen zien en de grootte van mijn domheid al op voorhand inschatten.'
[7] JOHANNES zegt: 'Trek je er niets van aan, als het je in het begin een beetje vreemd zal vergaan. Als je langer met deze wezens omgaat, zul je hen ook beter kunnen verdragen. Maar wees nu voortdurend ernstig en van binnen toch mild en zacht. Dan zul je gemakkelijker met hen overweg kunnen, dan je nu denkt. Hun wijsheid kun je wel groot noemen, maar ze heeft toch, zoals alles wat geschapen is, haar grenzen. Daarom broeder, maar flink er op af! Eens moet je toch immers de heerlijkheden leren verdragen, en daartoe zul je thans, nu de Heer ons allen zo innig begeleidt, toch des te gemakkelijker in staat zijn!'
[8] MARTINUS zegt: 'Ja, ja, je hebt helemaal gelijk. Maar het is toch echt geen kleinigheid en het gaat om bijzonder ernstige dingen. Nog een paar stappen en wij zijn bij elkaar. Nu, in Godsnaam, misschien zal de bui van dichtbij lang niet zo dreigend zijn, als het er vanuit de, nu niet meer zo grote, verte uitziet.
[9] Wat dragen de nu vooruit snellende hemels mooie meisjes, of wat ze dan ook mogen zijn, voor prachtig glanzende hoeden en kransen naar ons toe? Wat willen ze daarmee?'
[10] JOHANNES zegt: 'Dat zijn prijzen voor de meest wijzen onder ons, waarmee ze ons willen tooien, nadat ze ons van tevoren aan de tand zullen hebben gevoeld. Jij hebt weliswaar van de Heer al zo'n hoed op je hoofd, maar dat geeft niet. Als je volgens hen in aanmerking komt voor een prijs, dan zullen ze jouw hoed met die van hun zo innig verstrengelen, dat daaruit maar één hoed zal ontstaan, maar met een veelvoudig verhoogde glans. Zullen ze je echter niet een prijs waardig vinden, dan zullen ze je zo laten als je bent. Neem je daarom in acht, opdat een dergelijke prijs je niet ontgaat!'
[11] MARTINUS zegt: 'O broeder, heb daarover geen zorgen! Ik heb nog nooit ergens een prijs gewonnen en zal dus hier ook zeker geen prijswinnaar worden, - wat mij ook heel weinig zal kunnen schelen. Maar alleen al mijn aard - en dan zulke schoonheden, zulke bekoorlijkheden! O, broeder, dat zal de eigenlijke, echte strijd worden! Maar nu maar zo ernstig mogelijk en niet al te spraakzaam. Ze komen al heel dicht bij ons; ja - ze zijn er al!'
«« 135 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.