Kritiek van de drie schoonheden over het kindschap Gods op de aarde vol ontberingen

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 147 / 204 »»
[1] Bij deze beschrijving staan DE DRIE ZONNE DOCHTERS weer op en zeggen: 'O verheven vriend en meester van grote wijsheid! Als de grote God Zijn toekomstige kinderen zo behandelt, dan geven wij niets voor een dergelijk kindschap! Want als er dan misschien één uit duizenden door een ontzettend zelfverloochenend leven met het zo hard en moeilijk verworven kindschap alle bekwaamheden van de Allerhoogste zou hebben bereikt, dan zijn deze toch niets tegenover een dergelijk lijden! En driemaal niets, omdat ze alleen diegene ten deel vallen, die zijn hele leven lang zo goed mogelijk alle denkbare ellende geduldig heeft doorstaan.
[2] Wat voor nut heeft een dergelijk kind dan zelfs van de grootst mogelijke zaligheid, die een almachtige Godsgeest hem ook maar kan bereiden? Als de herinnering hem bij blijft, wat hij er ooit voor heeft moeten doorstaan, dan moet die hem elke zaligheid wel voor eeuwig verbitteren. En dat des te meer, als hij daarnaast moet ondervinden, dat zijn gelijkwaardige broeders zeker bij duizenden allerellendigst in een of ander eeuwig strafoord smachten, terwijl hij misschien uit vele aeonen als de enige gelukkige zijn verschrikkelijke levensopgave heeft vervuld.
[3] Maar herinnert hij zich zijn vroegere ellende niet en is hij niet vol zorg voor zijn ongelukkige broeders, omdat hij alleen het bijna onbereikbare geluk had een kind van God te worden, dan is hij met zijn leven bedrogen. Want zonder herinnering kan hij onmogelijk zeggen, dat hij zich zo'n gelukzaligheid heeft verworven. Kent hij echter diegenen niet meer, die naast hem ongelukkig zijn geworden, dan is bij ons een kind in de moederschoot immers al wijzer en verlichter dan zo'n miserabel kind van God, dat van zijn kindschap Gods, afgezien van een vage zaligheid, beslist niets meer heeft dan alleen maar een lege naam zonder betekenis!
[4] Onder omstandigheden van dien aard - luister, ook al ben je een voortreffelijke zoon van God! - zien wij toch niets in dat kindschap Gods, al zouden we zelfs aan jou gelijk gesteld kunnen worden. Vooropgesteld dat jouw kindschap Gods je ook een dergelijk groot lijden vooraf heeft gekost. Maar wij begrijpen hierin ook de wijsheid van God niet, hoe deze vreugde kan hebben in zulke gemartelde wezens? Werkelijk, zo'n God - en onze God, die moeten weinig met elkaar te maken hebben!
[5] Wij hebben werkelijk van ganser harte medelijden met jullie! Kom met ons mee en blijf bij ons, dan zal het jullie beter vergaan dan bij jullie God, die alleen maar vreugde heeft aan de ellendigen!
[6] Wel is jullie liefde iets heerlijks en ten dele de basis van het leven. Maar waartoe dient al deze levenszoetheid, als daarbij de geest voor eeuwig gebonden blijft, waardoor zijn beweging zo goed als niets is, omdat hem slechts is vergund, zich binnen de zeer nauw getrokken grenzen van een bepaalde orde te bewegen?
[7] Wij mensen hier op deze grote planeet zijn werkelijk vrij. Alleen de wijsheid is het, die ons vrij maakt en alle dingen onderdanig aan de wijsheid van onze geesten. Maar omdat wij juist door wijsheid vrij zijn en de liefde alleen maar als een stille, vegetatieve kracht beschouwen, komen er bij ons ook geen gebreken voor, noch fysiek noch moreel.
[8] Wij zijn volmaakt van vorm, volmaakt in het denken, begeren en handelen. Jullie kunnen bij ons niets vinden, noch in de dalen noch op de bergen, dat ook maar enigszins onvolmaakt zou zijn.
[9] Afgunst, toorn, gierigheid, wellust en heerszucht zijn deze wereld - voor zover wij haar kennen - totaal vreemd; want de ware wijsheid leert ons in alles gelijke rechten en gelijke waardering. Want wij zijn allen volkomen evenbeelden van de allerhoogste Geest en eren deze wederzijds in ons door de juiste wijsheid, die wij van Hem hebben. En zie, dat is een juist eerbetoon en deze Geest waardig!
[10] Maar jullie menen, dat jullie Hem alleen door de liefde zullen winnen en Zijn almachtige kinderen zult zijn? O jullie ellendigen, jullie zwakkelingen, denken jullie als vermeende kinderen in ernst, dat men zo maar bij de hoogste Geest hoeft te komen en Hem net als bij een pasgeboren kind slechts een zoete fopspeen hoeft te brengen, om Hem te winnen?!
[11] O, dan zijn jullie allemaal op een heel betreurenswaardige dwaalweg en laten daardoor zien, dat jullie die zelf reeds volmaakte geesten willen zijn of worden, het begrip 'geest' volkomen vreemd is. Jullie kennen jezelf niet, hebben jezelf nog nooit gekend - hoe willen jullie dan wel de eeuwige Oergeest van alle geesten kennen en tenslotte zelfs Zijn meest voortreffelijke kinderen zijn? Kom bij ons in de leer, dan zullen jullie eerst jezelf en pas daarna de allerhoogste Geest leren kennen!'
«« 147 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.