Liefdevolle wijze gedragsregels van de Heer aan Martinus - Wenken over wat er innerlijk bij de drie schoonheden omgaat - Martinus' ergernis en de geruststellende woorden van de Heer

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 150 / 204 »»
[1] IK zeg: 'Mijn lieve Martinus, jouw wil en jouw moed zijn heel goed en prijzenswaardig. Maar je moet je nooit in woede - ook al gaat het hier om een terechte ergernis - voornemen iets te doen, voordat je de ware reden hebt doorzien, waarom jij als een leeuw met duizend zwaarden zou willen vechten.
[2] Zie, Ik heb je eerder tot vismeester van deze wereld benoemd en dat zul je ook blijven. En jou door Petrus aangeboden helden kroon zul je ook houden, omdat je je hier echt heel meesterlijk hebt gedragen. Want zoals Mijn broeder Petrus zelf tegen jou heeft opgemerkt, is het uiterst moeilijk om deze wezens zo ver te brengen, tot waar jij ze - alhoewel door Mijn kracht in jou - hebt gebracht.
[3] Geloof maar niet dat deze drie nu, omdat ze door Mij noodzakelijkerwijs wat teruggedrongen werden, zich afgekeerd hebben van de liefde in hun hart, blijkens hun lange toespraak over de waarheid. Zouden ze dat hebben gedaan, dan zouden ze ons nimmer hebben verzocht hen te volgen en zouden ze ook niet zo veel woorden tot ons hebben gericht; want hun wijsheid wordt anders in heel weinig woorden uitgedrukt.
[4] Maar juist omdat hun hart heimelijk heel sterk aan ons bleef hangen, gebruikten zij zoveel woorden en zouden nog lang niet klaar zijn geweest, als wij daar iets tegen in hadden gebracht. Omdat we ze echter lieten praten zoals het hun voor de mond kwam, moesten ze uiteindelijk wel tot een eind komen. Ik zeg je dat ze heimelijk met een heel bezwaard hart van ons scheidden en ze kunnen nu niet wachten tot we achter hen aan komen. Zoals je zelf zult zien, zullen ze ons ook meteen weer tot hier tegemoet komen, daarom wachten we hier ook een poosje.
[5] Het zou daarom heel onbillijk zijn, als wij hen naar hun eerdere, puur uit jaloezie voortkomende woorden wilden beoordelen, - welke jaloezie juist door de nieuw ontwaakte liefde in hen is ontstaan. Ze zagen dat hun schoonheid ons in zekere zin koud laat en ze zich bij ons noch door hun schoonheid, noch door hun hevige liefde echt geliefd kunnen maken. Daarom namen ze hun toevlucht tot een goedmoedige wijsheid en willen ons zoveel mogelijk behulpzaam zijn.
[6] Zeg nu zelf: zou het te prijzen zijn als jij ze als een leeuw met duizend gloeiende zwaarden zou willen bestrijden? Denk daar zelf eens een beetje over na en zeg Mij of het zo is.'
[7] MARTINUS, verbaasd, denkt hier heel ernstig over na en zegt na een poosje: 'Ja, ja, absoluut ja. Dat is juist. O ik rund, domme ezel en os tegelijk, misschien de enige op deze grote, lichte, betere aarde!
[8] Waar heb ik dan in 's hemelsnaam mijn ogen, mijn grote oren, mijn verstand eigenlijk wel gehad? Als ik nu maar zo'n echt stevige knuppel bij de hand zou hebben, om mijn domme hersenpan eens flink wakker te kloppen, dan zou me dat met het grootste gemak afgaan!
[9] Deze allerliefste liefhebbende hartjes wilde ik - nee ik wil het helemaal niet uitspreken, want het is te dom! Goed, daar komen ze al weer vanaf een kleine heuvel naar beneden. O jullie allerliefste kinderen, kom maar, kom maar! Deze keer zullen jullie wel beter worden ontvangen.
[10] Maar wat moet ik nu doen, om mijn ezelachtige grote fout weer goed te maken? Waarschijnlijk zullen ze op een haar nauwkeurig weten, wat ik allemaal tegen U over hen heb gezegd. O, daar zal wel weer een hele boel vuile was naar buiten komen!'
[11] IK zeg: 'Martinus, wees nu noch naar de ene, noch naar de andere kant te heetgebakerd, dan zal alles goed gaan. Denk aan de lessen, hoe je je hier moet gedragen - namelijk vol liefde en met de grootste ernst, dan zul je steeds dezelfde overwinnaar blijven en een meester wat het vissen betreft in de wateren van de zon. Wees nu weer ernstig, want ze zijn al weer tamelijk dichtbij.'
[12] MARTINUS zegt: 'O Heer, geef mij toch een beetje meer inzicht en doorzicht, opdat ik in het vervolg beter kan beoordelen, wanneer de drie schoonheden weer met hun frappante wijsheid zullen komen. Anders sta ik er niet voor in, dat ik niet weer een hele ezelachtige streek uithaal.'
[13] IK zeg: 'Bekommer je daarom niet, want juist zoals je bent, kun je Mij hier meer dienen dan Petrus en Johannes, die inzicht hebben in alle geheimen van deze wereld. Want wie al van te voren weet wat voor vruchten zijn inspanningen zullen opleveren op grond van de ordening van deze wereld, die durft niet zo veel te ondernemen als iemand, die ten gevolge van zijn minder helder inzicht deze wezens meer volgens de ordening van zijn eigen wereld behandelt. Blijf daarom maar zoals je bent, en dan zul je zo het meeste kunnen bewerkstelligen.
[14] Deze mensen verliezen ook gauw het plezier in een geest, als ze merken dat hij hen in wijsheid evenaart of, zoals bij Petrus en bij Johannes het geval is, hen verre overtreft. Dan worden ze buitengewoon bits en zeer terughoudend. Maar als ze te maken hebben met iemand zoals jij bent, dan zijn het de voorkomendste wezens die je maar kunt vinden en je kunt ze dan ook zogezegd om de vinger winden. Blijf daarom zoals je bent, dan zul je Mij hier het allerbeste kunnen dienen! Maar wees nu stil, ze komen al vlak bij ons.'
«« 150 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.