De Heer laat de blinde Martinus zien, dat Hij Jezus is

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 29 / 204 »»
[1] Als BISSCHOP MARTINUS nu bij Mij komt, zegt hij meteen: 'Maar liefste heer, meester, vriend en broeder, dat was een fraaie verrassing van uw kant aan het adres van mijn aangeboren domheid! Nu weet ik het echt niet meer: ben ik een dwaas of zijn zij dat daarbinnen, achter die deur.
[2] Deze hebben als het er op aan komt nog een grotere vrees voor u dan de eersten en houden u in alle ernst niet alleen voor de vroegere godsdienststichter Jezus, maar ook voor het allerhoogste Godswezen zelf en dat met een soort filosofische logica, waar men bepaald niet veel tegenargumenten tegenover kan stellen.
[3] Zeg mij nu, lieve vriend, hoe zit deze kwestie nu eigenlijk in elkaar? Waardoor komt het dat deze arme zielen of geesten omtrent u zo' n merkwaardig denkbeeld hebben? Ik zie nu ook werkelijk de bekende littekens aan uw handen en voeten en heb nu bijna geen twijfel meer, dat u de vroegere Heiland Jezus bent maar God? Jezus en God tegelijk? Dat, sta me toe, is wat te veel!
[4] En toch beweren die daarbinnen dat ronduit! Hoe komen zij aan zo'n denkbeeld over u? Zouden ze misschien tenslotte toch nog gelijk hebben? Dat zou meer dan teveel zijn voor een arme ziel als die van mij! Vriend, als dat serieus, voor mij weliswaar onbegrijpelijk, het geval zou zijn, dan zou ik nu zelfvan angst en schrik geen raad meer weten! O vriend, nu nog steeds vriend, geef mij toch hieromtrent een geruststellende opheldering!'
[5] IK zeg: 'Vriend en broeder, jij was toch zelf bisschop op de wereld en hebt Jezus, de gekruisigde, gepreekt en zijn godheid zelfs in de kleinste deeltjes van de hostie bewezen. Zie, allen die zich hier nu onder onze hoede bevinden en die wij uit de vlammen gered hebben, zijn schapen van jouw bisdom en discipelen van jouw leer.
[6] Waarom heb je ze op de wereld dan zó onderwezen, dat wat zij als jouw leerlingen beweren, je nu als onzin voorkomt? Praten zij onzin - vraag: 'Wiens onzin is dat?' Spreken zij echter wijs - vraag: 'Wat blijft er dan voor roem over voor hun vroegere leraar, als hij nu zijn eigen leer in zijn leerlingen wil bestrijden en ook inderdaad bestrijdt?' Ik denk dat bij deze gelegenheid ook voor hem de onzin duidelijk zou moeten worden!
[7] Zie, Ik ben werkelijk Jezus, de gekruisigde! En in deze broeder heb Ik de eer, je de echte, oude Petrus voor te stellen, op wiens veronderstelde stoel de bisschoppen van Rome zitten en heersen, weliswaar niet in de orde van deze echte Petrus, maar in de orde van de Petrus die zij zelfbedacht hebben, zoals zij hem voor hun materiële doeleinden het beste konden gebruiken. Nu weet je, wie Ik en je eerste gids zijn; het overige zullen jouw eigen leerlingen je laten zien.
[8] Ik heb ooit gezegd, dat de kinderen van de wereld verstandiger zijn dan die van het licht. Als jij je zelf echter als een zoon van het licht beschouwt gelijk een heerser van China, ga dan naar je leerlingen die zuivere wereldkinderen zijn en leer van hen in ieder geval je verstand te gebruiken, als jou hun wijsheid niet bevalt!'
[9] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'O vriend, U bent dus de Jezus, die zich als Zoon van de Allerhoogste verkondigde en liet verkondigen - waar dan is de Allerhoogste? Waar is de almachtige, eeuwige Vader? En waar de uit beiden voortkomende Heilige Geest, nu we toch op het dogmatische terug willen grijpen en het licht van het zuivere verstand uitschakelen?'
[10] IK zeg: 'Wat staat er in het evangelie geschreven? Zie, daar staat: Ik en de Vader zijn één; wie Mij ziet, ziet ook de Vader! Als je gelóóft, waarom vraag je dan verder als je Mij ziet? Geloof je echter niet, waarom vraag je dan? Blijf, zoals je bent en Ik ook, zoals Ik ben en Ik denk dat wij elkaar toch niet in de haren zullen vliegen?
[11] Daarbinnen zijn echter jouw leerlingen. Ga naar hun toe en leer van hen Mijn leer opnieuw. Kom dan terug, opdat Ik ze je daarna uitleg!
[12] Want Ik, de echte Heiland Jezus, zeg je hier in Mijn eeuwige rijk, dat jij een onverstandige geest bent, die de meer dan grote liefde die Ik voor je heb niet erkent. Ik draag je op handen en jij bent nog steeds doof en blind! Ik geef je het brood des levens en jij verteert het als een poliep, zonder op de innerlijke uitwerking te letten, die het bij deze zondaars wel plotseling te weeg heeft gebracht!
[13] Jij bent iemand die met open ogen en oren niets ziet en hoort. Wat voor wonderbaarlijke voorvallen heb Ik hier om je heen laten gebeuren en je vroeg niet: 'Wie is Degene, aan Wie zee en wind gehoorzamen?'
[14] Ga daarom terug naar je leerlingen en leer van hen Diegene kennen, die je tot nu toe nog steeds voor je gelijke hebt gehouden. Zo zij het!'
«« 29 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.