De heerlijkheden van Mars - Martinus' geestelijke afmatting en dwaze wens - Berisping door de Heer

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 41 / 204 »»
[1] IK praat verder en zeg: 'Wij zijn nu al bij de geopende ingang. Wat zie je hier en hoe bevalt het je?'
[2] BISSCHOP MARTINUS zegt een beetje verlegen: 'Heer, ik heb noch moed noch woorden genoeg, om deze verheven pracht in haar grootsheid, diepte en bekoorlijke majesteit naar behoren te beschrijven. Wat ik daarbij echter naar mijn gevoel nog moet opmerken is, dat hier in alle ernst voor mij nu te veel van het goede is! Ik word gewoon sprakeloos wegens het gestadig toenemen van deze meer dan hemelse schoonheden - vooral van die, welke hier in een zichtbaar vrouwelijke, menselijk hemelse gestalte in waarlijk oneindige aantallen voorkomen!
[3] Hoeveel miljoenen zijn er wel bij elkaar in zo'n nevenvertrek, dat eigenlijk een hele wereld is? Het wemelt immers van deze wezens, waarheen en hoever het oog ook maar kan reiken. Daarbij komen dan nog de duizenden en duizenden allermooiste huisjes en tempels en tuinen en bossen en een heleboel kleine bergen, die als met de mooiste, groene fluwelen tapijten lijken te zijn bedekt.
[4] Zie, Heer, het is te veel; ik kan het niet meer vatten en zal het ook eeuwig nooit kunnen vatten! Daarom Heer, laat het achterwege om mij ook de andere, nog grotere heerlijkheden te tonen. Werkelijk, de heerlijkheden die ik tot nu toe heb gezien, zijn mij voor de eeuwigheid al te veel!
[5] Waarvoor heb ik dat allemaal ook nodig? Als ik U heb en nog een andere vriend die bij mij onder één dak woont en blijft, voor de keren dat U weg bent, dan heb ik voor de hele eeuwigheid genoeg. Mogen degenen, wier geweten zegt, dat ze rein zijn en daarom waardig en ook in staat, om zulke hemelse goederen te bezitten, vreugde beleven aan zulke grootse dingen. Ik, die maar al te goed weet wat passend voor mij is, ben tevreden met de eenvoudige strohut en met de toestemming, U, o Heer, in Uw huis te mogen bezoeken en soms ook een stukje brood en een slokje wijn van U, goede Vader, te krijgen!
[6] Maar geef dit prachtige huis zonder meer aan iemand anders, die geschikter en waardiger is het te bezitten dan ik; want met mij is het niets gedaan. Doe Heer, wat U wilt! Ik ga, als ik vrij ben om dat te willen, geen deur meer verder.
[7] O, als ik me van al deze wezens zou moeten bedienen, hoe zou dat moeten met mijn domheid! Daarom smeek ik U, o Heer, zie er van af mij hierin verder te leiden. Geef me een varkensstal, zoals ze op aarde bestaan en ik zal mij gelukkiger voelen!'
[8] IK zeg: 'Luister, Mijn lieve Martinus, als jij beter weet welke weg iemand moet gaan om een volmaakte hemelburger te worden, dan kun je het krijgen zoals je het wenst. Maar wees er dan ook van verzekerd, dat je in eeuwigheid nooit verder zult komen. Stel echter in Mij meer vertrouwen dan in jouw blindheid, doe daarom wat Ik wil - en niet wat jij wilt!
[9] Denk je dan dat Ik Mijn kinderen alleen maar heb geschapen om in een hutje te zitten en brood te eten en wijn te drinken? 0 zie, dan vergis je je enorm! Heb je dan niet gelezen, hoe er geschreven staat: 'Word volmaakt, zoals jullie Vader in de hemel volmaakt is!'. Denk je dan, dat de vereiste volmaaktheid van Mijn kinderen kan worden bereikt in een varkensstal?
[10] Heb je op aarde nooit meegemaakt, hoe de kinderen van aardse ouders ook liever niets deden en zich met hun loze spel bezig hielden, dan dat zij hun tijd besteedden aan het verwerven van kennis voor hun toekomstig beroep? Heb je daar niet steeds een heleboel van zulke mensen gezien, wie het nietsdoen boven alles gaat?
[11] Zie, tot dit soort behoor jij ook. Je schuwt nu het vele, wat je hier wacht; ten dele zou je Mij, zij het ook heel beleefd, een beetje willen trotseren, waarom Ik je daarstraks ook berispte over het onverstand van je onbeduidende vraag!
[12] Maar dit deugt allemaal niet voor iemand, aan wie Ik al zo veel genade, liefde en erbarming heb bewezen en nog steeds bewijs. Zie, wat vele miljoenen niet ten deel valt, dat valt jou ten deel. Miljoenen zijn gelukkig in het vooruitzicht Mij ooit te aanschouwen en worden ten behoeve van deze zaligheid geleid door zeer eenvoudige beschermgeesten. Jou echter leid Ik Zelf - Ik, eeuwige God en Vader van alle oneindigheid, als het eeuwige, zaligs te doel van alle engelen en geesten van de oneindigheid. En jou zou een varkensstal uit vrije keuze liever zijn, dan wat Ik je wil geven om je geschikt te maken voor de grootste zaligheid! Zeg Mij nu eens, hoe deze loffelijke wens je nu bevalt?'
[13] BISSCHOP MARTINUS zegt geheel beduusd: 'O Heer, o eeuwige, heiligste, goede Vader, heb geduld met mij! Ik ben een echt rund, een allerdomste, waardeloze kerel die niet het kleinste straaltje van Uw genade waard is! O, leid U alleen mij nu, goede Vader, daarheen waar U wilt en ik zal U volgen, ook al ben ik dom als een vis. Maar ik zal U eeuwig volgen zonder allerlei ezelachtige tegenwerpingen!'
[14] IK zeg: 'Nu, volg Mij dan van deze Marsdeur naar de Jupiter deur nummer 5. Zo zij het en zo zal het geschieden!'
«« 41 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.