Het verdwijnen van de kikvorsen in de zee en het op de zee wandelen van de zoekende ouders - Borems toelichting

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 81 / 204 »»
[1] (BISSCHOP MARTINUS:) 'Zie, nu gaat de ene kikvors tot aan de voeten van de twee mannen en likt deze.
[2] De ene zegt echter tegen de kikvors (terwijl hij naar de zee wijst): 'Kijk, daar is je element.'
[3] Maar de kikvors richt zich nu meer op en kwaakt goed verneembare woorden, die als volgt lijken te luiden: 'O jullie machtigen, ik weet wel dat deze verschrikkelijke zee mijn meer dan verdiend eeuwig straf element is. Toch waag ik het om jullie het verzoek te doen om mij, arme ziel, niet al te streng te behandelen wat betreft het weliswaar terechte godsgericht. Doch niet mijn wil, maar alleen jullie wil geschiede!'
[4] De ene zegt nu: 'Wij beiden hebben geen wil behalve die van de Heer, die voor eeuwig onveranderlijk is. Deze hebben wij je reeds bekend gemaakt en het is nu aan jou, om je daarnaar te voegen. Zie daar is dus je element!'
[5] De kikvors begint nu jammerlijk te kwaken, kronkelt en draait zich en vraagt nu heel dringend, of de twee hem nog op het droge land willen laten, als er voor hem al geen genade en erbarmen meer zou zijn.
[6] De ene zegt: 'Zolang je de aangegeven weg niet bewandelt, kun je niet worden geholpen!'
[7] Nu begeeft de kikker zich heel ellendig naar de zee en stort zich daarin. Er is niets meer van hem te ontdekken, want de grote vloed lijkt hem voor eeuwig te hebben verslonden. 0 jij arme kikker! Ik moet zeggen broeder Borem, dat ik nu echt te doen heb met de arme kikvors. Maar het was immers de wil van de Heer en dus is het ook goed. Maar met hem, de arme kikker, heb ik toch medelijden!
[8] Nu gaat de oude man ook naar de oever en zegt: 'Heeft mijn arme dochter bij de Heer geen erbarmen gevonden, dan wil ik dat ook niet en stort ik me ook, uit liefde voor mijn arme dochter, in haar eeuwig verdoemde lot!'
[9] Met deze woorden stort hij zich weliswaar ook in zee, maar deze laat hem niet ondergaan, omdat het niet zijn element is. Broeder, dat is merkwaardig, die loopt nu op het water rond, zoals iemand van ons op het droge land en zoekt klagend zijn dochter. Wat daar nog allemaal uit voort zal komen?
[10] Aha, kijk eens, nu worden ook de andere kikvorsen steeds kleiner en gaan op de twee in het wit geklede mannen toe. Nu zijn ze tot bij hun voeten en likken deze. Het is echt heel merkwaardig: Hoe groot hebben deze kikkers zich eerst toch gemaakt en nu zien ze er zo klein uit als op aarde de padden. Luister, lieve broeder, die moeten toch een ongehoord taaie huid hebben, dat die bij een dergelijke immense opblazing niet gebarsten is!
[11] Sapristi, als er een op haar toppunt, ik bedoel, toen ze zich op het allerergst had opgeblazen, gebarsten zou zijn, wat zou dat een explosie hebben gegeven! Ik geloof dat die deze zee een halve eeuwigheid terug zou hebben gedreven. Als er op aarde zo iets rekbaars als de huid van deze kikvorsen zou kunnen worden uitgevonden, dan zou het totaal afgelopen zijn met het elastiek!
[12] Je moet me maar vergeven, broeder, dat ik me soms nog zulke opmerkingen permitteer, die naar mijn gewoonte een beetje humoresk klinken. Maar dat brengt werkelijk de zaak zelf met zich mee, die op zich beschouwd in hoge mate komisch is! Zo kan ik me nu de triljoenen plooien indenken, waarin de huid van deze kikkers nu samengeschrompeld zal zijn; en dat is ook al weer lachwekkend!
[13] Ik weet wel, dat in de ogen van de Heer en ook in die van een engel, al deze verschijnselen vol van de hoogste goddelijke ernst zijn. Desalniettemin hebben ze toch voor mensen als wij dikwijls iets zeer komisch. Ook zal de Heer zeker niet gelachen hebben, toen hij de ezel zijn twee lange oren heeft gegeven. Maar iemand als ik moet toch zeker lachen, als men zo'n langorige filosoof aankijkt, ook al weet men dat de ezel zijn twee lange oren evenzeer nodig heeft als de vogel de zijne, die nauwelijks zichtbaar zijn.
[14] Zoals er op aarde een aantal dom lijkende en bijgevolg komische verschijnselen zijn, zijn er ook hier genoeg van dergelijke dingen - weliswaar niet voor allen, maar alleen voor wezens van mijn soort! Ik zal misschien mettertijd - als hier nog sprake van tijd kan zijn - niets lachwekkends meer vinden aan deze verschijnselen. Maar nu en in deze toestand is het me totaal onmogelijk, het humoristische helemaal aan de kant te schuiven.'
[15] BOREM zegt: 'Dat geeft niet, lieve broeder. Ik ben ook geen treurwilg en de Heer wel het minst. Desalniettemin moet de zogenaamde spotlach helemaal uit de hemel verbannen blijven, omdat daarin toch een heimelijk leedvermaak verborgen is, evenals in een overdreven nieuwsgierigheid.
[16] Maar jouw opmerking over de grote rekbaarheid van de huid van deze op kikvorsen lijkende verschijningen is niets dan een aangeboren grappenmakerij van je geest, die helemaal geen boosaardigheid in zich heeft. Mettertijd zul je over je flauwe grapjes zelf lachen, als je je bewust wordt hoe weinig gehalte ze hebben. Wend je ogen nu maar weer naar je padden en let er op, wat er verder met hen gebeurt!'
[17] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Ja, je hebt gelijk, ik zou mijn tijd bijna verkletst hebben. Ik zie ze al! Ze likken nu de voeten van de beide mannen. Enkele kwaken nu tegen ze, maar ik versta niets van deze kwaakspraak. Dat zal wel echt te kwaaks zijn?
[18] Waarschijnlijk zullen ze de beide boden om een algehele amnestie vragen? Maar deze lijken hun taal ook niet te verstaan en wijzen op het zeewater. De kikkertjes kwaken nu echter nog harder en volgen de twee op de voet; maar dat helpt hun niets. De twee bedreigen ze en de kikkers springen nu naar de zee en nu - roetsj - er in!
[19] En nu is het uit! Geen kikker en geen klein kikkertje meer te zien. Alleen de ouders staan nog aan de oever en staren naar beneden in de diepte, om van hun dochters misschien toch nog het laatste puntje schorpioenstaart te ontdekken. Maar ze ontdekken niets, evenmin als de eerste die nog steeds op het water rondloopt en zijn dochter zoekt. Hij roept enkelen naar zich toe en zegt, dat het water zo vast is als steen.
[20] De andere ouders willen echter de hardheid van het water toch niet met hun voeten uitproberen, maar keren terug naar de twee mannen in het wit. Zij vragen smekend hoe het nu met hun dochters zal aflopen en of ze nu misschien voor eeuwig verloren zullen zijn.
[21] De beide mannen geven hun evenwel geen antwoord, doch begeven zich van daar de zee op en wandelen weg in de verte.
[22] De oude mensen staren hun nu wanhopig na. Enkele proberen op dringend aanraden van de ene, hun voeten op het water te zetten - en kijk, het gaat. Nu rennen ze er allemaal naar toe en willen de twee achterna; maar men komt met het hardlopen niet snel vooruit, want de oppervlakte van het water moet uiterst glad zijn en hachelijk, daar deze oude hardlopers aan een stuk door over elkaar heen vallen. De eerste die zich in het water wilde storten komt tamelijk goed vooruit, maar de anderen vallen voortdurend en komen bijna niet van hun plaats. Nu, deze zullen wel voor de eerste en laatste keer op dit ijs gaan dansen!
[23] Maar nu zou ik toch wel willen weten, wat er nu eigenlijk met deze dames oftewel kikvorsen zal gebeuren. In de hel zullen ze toch niet zijn, omdat ze hier nog allemaal als echte standbeelden te zien zijn. Hoe echter hun nog buitenhelse toestand er uit zal zien, zal de Heer zeker beter weten en zien dan ik.
[24] Maar zeg mij toch, lieve broeder, wat heeft dit alles toch eigenlijk voor zin en betekenis: de kikvorsgedaante, nu deze zee, het wegzinken van de kikvorsen, de oude mensen die niet ten ondergaan en de twee in het wit geklede afgezanten die zich nu zo ver hebben verwijderd?
[25] Ik heb dat nu allemaal wel mee aangezien en heb er veel van geleerd. Maar als ik de eigenlijke zin van dit alles zou willen verklaren, dan zou me dat bijzonder slecht afgaan. Wees daarom zo goed mij te vertellen, wat dit allemaal betekent.'
[26] BOREM zegt: 'Alle - vooral vrouwelijke wezens die voor de geestelijke stand hebben gekozen en weliswaar bidden en vasten terwille van de hemel, maar daarbij ook de wereldlijke voordelen heel sterk in het oog houden, verschijnen na het verlaten van hun natuurlijk lichaam als allerlei amfibieën; dieren die zich ook in twee elementen ophouden en daarin kunnen leven!
[27] De zee stelt hun natuurlijke staat voor, die hun tijdens hun aardse leven meer aan het hart lag dan het geestelijke. Daarom moeten ze zich daar nu ook in storten en hierin de ijdelheid van hun wereldse streven toetsen. Ook stelt de zee de mate van hun grote domheid voor, waarin ze nu tot op de bodem moeten gaan om deze als zodanig te herkennen. De slangenkoppen van deze kikvorsen betekenen de overduidelijke, hoogmoedige kwaadaardigheid en dikwijls slimme berekening hoe deze uit te voeren. De schorpioen-staarten betekenen hun arglistige aard, tengevolge waarvan ze diegenen die ze schade wilden toebrengen, van achteren in de rug pakten en verwondden. - Begrijp je dat?'
[28] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Broeder, ik begrijp dat nu heel goed. Ik heb dergelijke schijnheilige, ultraroomse kruiperijen op aarde helaas maar al te veel leren kennen en moest als bisschop daarvoor beide ogen stijf dichtknijpen. En waarom, dat zul je zeker ook wel begrijpen!'
[29] BOREM zegt: 'O ja, maar al te goed en bijna te duidelijk! Maar luister nu verder! De oude mensen die van nature dom waren, kwamen wegens hun meestal hoogadellijke geboorte ook niet tot een ander dan het paaps aristocratisch licht. Daarom zagen ze ook alle paapse roepingen meestal voor echt hemelse aan en verkochten hun dochters met een grote bruidsschat aan zulke papen. Deze oude mensen zijn nu nog veel te dom, om tot op de bodem van hun eigen domheid door te kunnen dringen. Daarom lopen ze daar nu op rond als ezels op het ijs en vallen voortdurend - uitgezonderd de ene, die iets verstandiger is en zijn domheid meer dienstbaar heeft gemaakt dan de anderen. - Begrijp je dat ook?'
[30] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'O ja, lieve broeder, dat begrijp ik nu ook non plus ultra! Dus hebben wij hier dan ook met een echte aristocraten zwendeldans te doen!'
[31] BOREM zegt: 'Ja, ja, zo is het. Maar let nu wel goed op het verdere verloop van deze scène. Het eerste tafereel is nu gespeeld en het tweede zal zo meteen beginnen. Dan zul je pas dingen te zien krijgen, waarbij je zeker de raarste gezichten zult trekken!'
[32] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Daar verheug ik me al op. Nu zal ik de gebeurtenissen ook zeker beter begrijpen dan tot nu toe, dus nu maar weer verder. Maar waarom de twee wijze mannen zich verwijderen, wat ik je toch ook gevraagd had broeder, ben je nog vergeten uit te leggen.'
[33] BOREM zegt: '0 nee, volstrekt niet; want hier vergeet men nooit iets! Maar de betekenis van dit verschijnsel, en nog van heel veel andere, zul je zelf moeten zoeken en vinden, opdat je een oefening zult hebben om je uit je zelf in de zuiver hemelse bezigheden te bekwamen. Probeer het nog eens en je zult je er meteen van kunnen overtuigen, hoe ver je wijsheid al reikt.'
[34] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'O ja, dat is natuurlijk heel wat anders. Weet je, nu je mij al veel andere dingen hebt verduidelijkt, komt het me voor, dat het zeker niet al te moeilijk zal zijn om dit te verklaren. Ik denk daar nu zo over:
[35] De twee wijzen zijn als een hemelse olie. En deze oude, domme aristocraten zijn als aards pek, dat zeer smerig is en buitengewoon stinkt. Dat de hemelse olie het naast deze pek niet langer kan uithouden, ligt heel erg voor de hand. Wat denk je broeder, heb ik goed geoordeeld?'
[36] BOREM zegt: 'Beter dan je nu zelf nog in staat bent te begrijpen. Wat je echter nog niet tot op de diepste bodem begrijpt, dat zul je bij het vervolg begrijpen. Denk daarom niet verder over deze zaak na, doch keer je ogen nu weer naar het achterhoofd van deze dame; dan zal de volledige oplossing zich al gauw vanzelf aan je voordoen.'
[37] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Broeder, ik ben er al helemaal bij! Tot nu toe is weliswaar nog alles bij het oude; maar dat geeft niet, het zal wel komen - ja, ja, daar komt al iets!'
«« 81 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.