Karakter en manier van leven van de bewoners van het vierde gordelpaar

Jakob Lorber - De natuurlijke zon

«« 38 / 74 »»
[1] Als jullie enigszins aandachtig hebben gekeken, kunnen jullie een gedeelte van de huiselijke regels al afleiden uit de manier hoe zo’n woonhuis ingericht is. Desondanks zijn er nog andere gedragsregels, die niet uit de ordening van de woongebouwen op te maken zijn. Om deze gedragsregels echter op overtuigende wijze te achterhalen, is het nodig om eerst het karakter van deze bewoners enigszins te leren kennen.
[2] De mensen van deze gordel behoren tot de allerzachtste, die er maar op de zon of een andere planeet wonen; ja, hun gehele gedrag heeft zo’n zacht en deemoedig karakter, dat jullie je daar absoluut geen voorstelling van kunnen maken.
[3] Zo durft bijvoorbeeld geen enkele man in zijn volle lengte rechtop te lopen, om daardoor de kleinere vrouw te dwingen tegen hem op te kijken. Ook maakt de man bij het lopen tamelijk grote bewegingen, om daardoor voor de vrouw, die hem steeds vergezelt, de lucht af te koelen en in zekere zin te verdunnen, zodat de vrouw hem gemakkelijker kan volgen. Zo houdt hij ook zijn voeten, waarmee hij anders heel lange passen zou kunnen maken, binnen de passende grenzen: louter uit teder, liefdevol respect maakt hij in plaats van prettige, zeventig klafter lange passen slechts passen van nauwelijks twintig klafter lang, zodat de vrouw hem overal gemakkelijk en ongedwongen kan volgen. Een man zal bijvoorbeeld nooit een vrouw naast zich meevoeren, zodat ze gelijk met hem op zou lopen; want dan zou zij zelf tegen de lucht moeten vechten en af en toe op een ruwe weg moeten lopen. Ze moeten hem dus volgen, opdat zij over een goed belopen weg gaat en niet met de lucht hoeft te vechten.
[4] Zo is de man ook tegenover zijn kinderen. Ze worden in louter liefde opgevoed, en ieder onderricht, dat de vader zijn kinderen geeft, is even zacht, uitnodigend en aansporend als de allerzachtste wol, vergelijkenderwijs gesproken.
[5] Een onvriendelijk gezicht wordt door de zonnebewoners van deze gordel reeds als een zonde beschouwd; de mensen zetten dus altijd een zacht glimlachend gezicht en zijn zo zacht van hart, dat ze bij de aanblik van een broeder die schijnt te lijden, al het nog zo weinig, onmiddellijk tot tranen toe geroerd worden en alle denkbare moeite doen om hem op alle mogelijke manieren te helpen.
[6] Wanneer de ene buurman bij de andere komt en hem om een vriendendienst vraagt, wordt hij heel blijmoedig tegemoet gekomen; want een grotere bereidwilligheid om zijn naaste ter wille en van dienst te zijn, zoals die bij deze bewoners van deze gordel gebruikelijk is, kunnen jullie je absoluut niet voorstellen. Want wanneer bijvoorbeeld de ene buurman naar de andere toekomt met het verzoek hem een of ander stuk gereedschap of iets anders te lenen, dan geeft de buurman, aan wie dat gevraagd wordt, het gevraagde niet alleen met de meest voorkomende vriendelijkheid, maar hij vraagt hem ook nog heel dringend of hij niet meer nodig heeft. En wanneer de ander dat heel vriendelijk afwijst, laat de ene buurman het zich er toch niet van weerhouden om het gevraagde zelf naar de woning van de ander te dragen en hem daar bovendien nog zijn diensten aan te bieden, voor het geval de andere buurman misschien niet volkomen handig met het gereedschap om zou kunnen gaan.
[7] Als de buurman hem echter wellicht om vruchten of stof voor kleding vraagt, dan wordt hem het gevraagde niet alleen tienvoudig gegeven, maar de gever brengt het, evenals eerder het gereedschap, eigenhandig naar de woning van zijn buurman, terwijl hij hem indringend verzoekt het hem toch beslist nooit te vergoeden.
[8] Nog uitzonderlijker is deze voorkomende vriendelijkheid tegenover vreemdelingen, die soms reizen maken om hun wereld beter te leren kennen. Deze worden altijd met de grootste onderscheiding opgenomen, en zo iemand wordt de grootste eer betoond, die bij deze bewoners maar gebruikelijk is. Deze eer houdt in, dat een vreemde gast direct het woonhuis binnengeleid wordt en met alle voorkomendheid de stoel van de huisvader voor hem wordt aangedragen om uit te rusten. En vervolgens hebben alle gezinsleden niets dringenders te doen dan zo’n gast alle denkbare aandacht te geven. En daarna is er altijd een buitengewoon ontroerend tafereel, wanneer zo’n gast weer verder moet reizen en zijn vriendelijke gastheer verlaat.
[9] Werkelijk, wanneer bij jullie op aarde de meest tedere moeder een zoon zou hebben, die naar een ver verwijderd land moest reizen, dan is het tafereel van zo’n smartelijke scheiding nauwelijks een zwakke afschaduwing van het leed dat de bewoners van deze gordel voelen, wanneer zo’n gast hen weer verlaat.
[10] Wanneer hij hen verlaat, wordt hij als eerste door de huisvader en al zijn gezinsleden steeds weer gezegend, opdat hij goed en wel door alle landen heen komt, en er wordt hem gezegd dat hij, indien mogelijk, hen op zijn terugreis toch beslist weer moet bezoeken. - Vervolgens wordt hij voorzien van alles, wat hij maar nodig heeft. - En wanneer hij tenslotte bij zijn gastheer vertrekt, wordt hij door bijna het hele gezin zo ver begeleid, dat hij weer in de buurt van een andere woning is. Daar wordt hij weer gezegend; en wanneer hij dan afscheid neemt - natuurlijk buitengewoon dankbaar voor alle ontvangen vriendschap - kijken de bewoners hem net zo lang na, tot hij volledig uit hun gezicht is verdwenen; daarna keren ze pas terug en praten de hele weg terug over niets anders dan over de vreemdeling, en ze spreken de wens uit dat de lieve, goede Heer van hemel en aarde hem toch voor ieder ongeluk mag bewaren.
[11] Uit deze enkele voorbeelden kunnen jullie al heel goed het overige karakter van deze buitengewoon zachte mensen en daarmee ook hun andere huisregels afleiden.
[12] Daar wordt tegen niemand gezegd dat hij het een of andere werk zelf moet verrichten, maar wanneer er een werk nodig geacht wordt, wedijvert iedereen met elkaar om elkaar over en weer te helpen en te ondersteunen, opdat het niemand teveel moeite zal kosten. De hele huiselijke regelgeving bestaat dus uit niets anders dan de volmaakte, aller-waarachtigste naastenliefde; hier vloeien alle andere regels uit voort.
[13] Er bestaat bij hen geen enkele voorgeschreven29 wet, maar de liefde is hun enige wet; echter niet zozeer voorgeschreven, maar levend in het hart van iedereen.
[14] Wanneer iemand soms ook maar een kleine beetje tegen deze wet heeft gezondigd, wordt hij direct met de grootste liefde en zachtmoedigheid vermaand, doordat de huisvader tegen hem zegt: ‘Kijk, mijn lieve zoon! Je hebt jezelf in je hart enigszins vergeten, en je hebt niet bedacht dat de broeder, die jou om een kleine dienst vroeg, evenals jij een eeuwige geest in zich draagt. Deze geest is een levende geest uit God en is een deel van Zijn oneindige liefde, die oneindig en eeuwig in gelijke mate van Hem uitgaat. - Wat voor groters kunnen wij nu doen, en wat zou de grote, lieve en goede Heer van hemel en aarde welgevalliger zijn, dan dat wij Zijn oneindige liefde in al onze lieve broeders herkennen en hen daarom achten en liefhebben uit de grond van ons hart, omdat zij evenals wij delen van de oneindige liefde van God zijn!? - Wij hebben immers geen andere wet dan: heb de liefde lief! - Onze broeders zijn echter toch net als wij: liefde uit God. Hoe zouden we hen dan niet liefhebben en niet met de grootste vriendelijkheid en graag alles doen, waarvan wij maar kunnen zien dat zij het van ons nodig hebben!? Er zijn immers toch al weinig gelegenheden om onze geliefde broeders en zusters te dienen. Maar wanneer wij zelfs op deze weinige gelegenheden geen acht slaan, hoe staat het dan met onze liefde voor God, die ons met Zijn oneindige liefde overal voorkomend helpt?’
[15] Zo’n les is volkomen toereikend om diegene, die zich een keer tegenover zijn broeder enigszins heeft vergeten, zo te ontroeren, dat hij zijn broeder naderhand het verzuimde of veronachtzaamde met de allergrootste zachtmoedigheid en vriendelijkheid honderdvoudig achterna brengt.
[16] Kijk, dat zijn dan wel alle huiselijke regels. Ik zou echter willen, dat die ook op die manier bij jullie gebruikelijk waren! Als ze op die manier toegepast zouden worden, zou iedereen Mijn woord levend in zich dragen. Maar in plaats van zulke regels zijn bij jullie alleen de regels van volmaakt eigenbelang gebruikelijk. En Mijn woord in jullie en in buitengewoon veel andere mensen lijkt op een ontbindend lijk in een graf, dat niets levends meer heeft dan alleen de wormen van het eigenbelang, die er omheen kruipen en die mettertijd zelfs ook nog het lijk - dat de betekenis van de letter is - volkomen opvreten en tenslotte vernietigen en zo van de tempel des levens een huis des doods maken!
[17] Sla dus goed acht op deze huisregels en vergelijk ze met Mijn wet van de liefde. Dan zullen jullie daaraan pas zien, dat ten eerste alleen in deze liefde het eeuwige leven verborgen is. Ten tweede zullen jullie ook zien, dat Ik overal één en dezelfde zuivere liefde ben. En ten derde moet het jullie ook de waarheid garanderen van alles wat Ik jullie meedeel. Want de waarheid is slechts een licht, waarvan de vlam aan de liefde ontspringt. En wanneer jullie hier de ware liefde aantreffen, dan hebben jullie ook het ware licht, dat jullie in zichzelf de volle waarheid garandeert van datgene wat hier ontvlamt aan dezelfde liefde, die de grondslag van alle eeuwige waarheid is.
[18] Nu we dit weten, zullen we ons eveneens op deze grondslag de volgende keer de maatschappelijke inrichting van de bewoners van deze vierde gordel heel goed voor de geest kunnen halen en grondig kunnen bekijken. - En voor vandaag is het dus wel weer genoeg!
«« 38 / 74 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.