Het magnetische fluïdum

Jakob Lorber - Aarde en Maan

«« 79 / 80 »»
[1] Als jullie de dingen van klein tot groot bekijken, hoe ze zijn volgens hun vorm en hun gedegenheid, min of meer op elkaar lijkend en min of meer van dezelfde hoedanigheid, dan is het eerste wat in het oog valt de vorm. Neem je een voorwerp in de hand, dan voel je al snel of het min of meer gedegen is. Neem je twee voorwerpen die dezelfde omvang hebben na elkaar in de hand, dan zal nog een derde verschil merkbaar zijn, namelijk dat van het specifieke gewicht. Als men dan echter de stevigheid van het voorwerp onderzoekt, zal men vaak merken, dat de minder vaste voorwerpen soortelijk zwaarder zijn dan de hele stevige. Zo is kwikzilver veel zwaarder dan een gelijk volume van het hardste staal en er zijn talloze van dergelijke voorbeelden.
[2] Ja, zelfs dingen van eenzelfde soort, zoals bijvoorbeeld water, hebben onder elkaar, zowel als onder verschillende temperatuuromstandigheden, bij gelijk volume niet hetzelfde gewicht. Zo is bijvoorbeeld een druppel regenwater lichter dan een waterdruppel uit een put of andere bron. Ook is een warme druppel lichter dan een koude, een bevroren druppel lichter dan alle andere waterdruppels.
[3] Hetzelfde onderscheid kun je in alle dingen aantreffen. Om te weten hoe verschillend de soort en de aard in elk opzicht in al haar gradaties is, - zowel wat haar vorm, gedegenheid, als ook wat betreft haar stevigheid en zwaarte - hoef je alleen maar je blik op alle dingen te richten en ze zullen je toeroepen: 'Kijk eens onderzoeker, hoe oneindig verschillend we zijn! En toch berust ons zijn op één en dezelfde wet en we zijn allen van één en dezelfde stof! En toch zijn we onder elkaar zo, dat bijna geen één volkomen aan de ander gelijk is, zowel wat vorm, gedegenheid, vastheid en zwaarte betreft!'
[4] Deze inleiding is noodzakelijk, want zonder dat zou het volgende nauwelijks te begrijpen zijn en men zal voordat we tot de eigenlijke verklaring van het zogenaamde magnetisme overgaan, het zich moeten laten welgevallen om enkele nootjes te kraken uit de sfeer van de wijsheid, zonder welke de zaak onmogelijk voor altijd grondig kan worden uiteengezet.
[5] Om dus van jullie kant de zaak op het spoor te komen en van Mijn kant jullie op het goede spoor te leiden, is het voor alles nodig dat jullie een blik werpen op het eindeloos verre verleden.
[6] Denk je de periode in, toen er in de oneindige ruimte buiten Mij geen ander levend wezen bestond dat zich aan een ander kon vertonen, noch geestelijk en nog veel minder materieel.
[7] Waaruit bestond die eindeloze ruimte dan en waarheen vloeide de tijd, waarin deze eindeloze ruimte eeuwig bestond?
[8] Waaruit bestond Mijn zijn, vóór al het zijn, en hoe is alle zijn uit dit eeuwige ontstaan en voortgekomen?
[9] Wat is nu ruimte? Wat is daarin het oer-zijn van Mijzelf? En wat het zijn in de tijd in de eindeloze ruimte in Mij, uit Mij en naast Mij?
[10] Zo uiterst moeilijk als de vragen, die uit de onderste laag van Mijn wijsheid komen, met het oog op een begrijpelijke beantwoording schijnen te zijn, zo gemakkelijk zijn ze met het oog op de te verklaren zaak zelf.
[11] Een klein voorbeeld kan de vragen gemakkelijk beantwoorden, want het komt uit jullie zelf: Iemand heeft al lange tijd met een bepaalde gedachte rondgelopen; Omdat deze hem bevalt, voegt hij aan die grondgedachte nog een tweede toe, namelijk of die grondgedachte zich niet zou kunnen verwezenlijken. Deze tweede gedachte wordt dadelijk een mogelijkheid; maar om het doel te realiseren is nog een derde gedachte nodig, die al wel in de eerste twee gedachten inbegrepen is en die uit niets anders bestaat dan uit het enkel vragende woordje 'Hoe'. Deze drie vragen zijn nu gesteld en de één beantwoordt de andere; maar met deze wederzijdse beantwoording is de zaak nog niet afgedaan; ja, zelfs ook nog niet begonnen. Daarom beraden zich deze drie gedachten te samen over het belangrijke ‘Waarom'? En na kort beraad zegt de eerste grondgedachte: 'Omdat het iets is dat volkomen met mij overeenstemt.' De tweede gedachte zegt: 'Omdat het juist om die reden uitvoerbaar is, dat de eerste gedachte daardoor niet in tegenspraak met zichzelf is als zij zich, zoals zij is, terwille van zichzelf wil manifesteren!' En de derde gedachte zegt: 'Omdat in dat motief, dat zichzelf wil manifesteren, het voornaamste middel tot realisering ligt, en wel omdat die gedachte fundamenteel nergens in tegenspraak is met zichzelf en ook niet met haar onderdelen!'
[12] Als jullie gedachte nu eens was dat je op een bepaalde plaats een huis wilde bouwen, zouden jullie je het huis niet eerst tot in alle onderdelen in je fantasie zo voorstellen, zoals je het het liefst zou willen hebben? Als jullie het huis nu in je fantasie hebt opgebouwd en veel plezier hebt in dit fantasiegebouw, zul je je dan niet afvragen, of dit fantasiegebouw niet in alle ernst werkelijkheid zou kunnen worden? En als jullie geen huis in de lucht wilden bouwen, zal de tweede gedachte ogenschijnlijk de mogelijkheid tot realisering van je bouwgedachte laten zien; en dus was je het daarom op twee punten eens, omdat de eerste gedachte geen tegenspraak inhoudt en dus al in zichzelf voorwaarde is voor de tweede.
[13] Wat nu volgt is het 'Hoe', dat wil zeggen, wat is het middel? Het eerste en voornaamste middel is de mogelijkheid zelf; het tweede is het doel dat met de mogelijke realisering van het geheel verbonden is. Want niemand kan met een te realiseren zaak een doel verbinden, voordat hij zelf weet of de zaak uitvoerbaar is. Het derde middel is het materiaal en de kracht die nodig is voor een toekomstige realisering. Heb je dit alles bij elkaar en heb je een overzicht over alles, wat zou je dan nog kunnen hinderen je grondgedachte in de zichtbare werkelijkheid te laten overgaan?
[14] In korte tijd zullen jullie je gedachten blijvend voor je zien, omdat je alle voorwaarden voor realisatie hebt gevonden; want je hebt materiaal, bouwers en geld.
[15] Maar als je op Mij terugkijkt als de eeuwige grote drager van de grondgedachte en de onovertreffelijke grootmeester van de bouw, die de oneindige ruimte met talloze onmetelijk grote en kunstige gebouwen heeft gevuld, dan zul je je toch wel, als je daaraan niet voorbijgaat, moeten afvragen: 'Waar heeft de grote bouwmeester van deze talloze grote dingen het materiaal vandaan?'
[16] Als je naar de geleerden van de wereld gaat, die werkelijk heel slim zijn, zullen ze het je heel gemakkelijk op de vingers kunnen narekenen en enkelen zullen zeggen, dat de materie even oud is als Ikzelf ben en dus eeuwig is. - Kijk, zo gaat alles heel gemakkelijk en we kunnen naar believen bouwen. De enige onverklaarbare omstandigheid daarbij zou alleen maar zijn, hoe Ik dan met die eeuwige voorraadkamer van de materie heb gehandeld om daar tot aan de tegenwoordige tijd dingen uit te vervaardigen, en wanneer Ik eigenlijk begonnen ben, zodat Ik tot op de tegenwoordige tijd met de oneindigheid ben klaargekomen. Heeft elk ding niet een begin?
[17] Vraag je nu eens af, als je het een na het ander berekent, of het oneindige aantal ook een begin heeft? Dat zou betekenen, dat Ik nooit zou zijn begonnen met iets te maken; maar als dat zo was, waar kwamen dan die zonnen vandaan en wat waren ze, en waar kwamen die werelden vandaan en alle andere dingen aan wier bestaan je toch wel niet zult twijfelen?
[18] Kijk, deze slimme wegwijzer zullen we niet kunnen volgen, omdat zijn eerste grondgedachte vol tegenspraak is en de tweede en derde dus vanzelf wegvallen.
[19] Een ander zegt, dat Ik met één woord de eeuwige chaos heb geordend en alle dingen daaruit heb gevormd. Op het eerste gezicht moet je de volkomen gelijkheid tussen de eerste en de tweede bewering al opvallen. Want wat zou de chaos anders zijn, dan een al eeuwig bestaand hebbende materie, waardoor Ik dus geen schepper, maar alleen een handwerksman zou zij n. En hoe laten zich aan de ene kant een eeuwige chaos en aan de andere kant Mijn eeuwige orde samen rijmen? Maar misschien weet een derde nog wel een verstandiger uitweg?
[20] Let op, we hebben alweer iemand, die beweert dat Ik en de materie één en hetzelfde zijn. Dat Ik en de materie één en hetzelfde zouden zijn is nu juist geen ongegronde bewering, maar één ding is daarbij moeilijk te rijmen, namelijk, dat deze allerhoogste vrije geest vol kracht en leven zich in talloze leven- en krachteloze stenen en ook in andere dode materie, die zich als zodanig manifesteert, kan bevinden. Werkelijk, wie dat duidelijk zou kunnen bewijzen, zou nog een veel oneindiger wijsheid moeten bezitten dan Ikzelf! Maar dat iemand Mij zou kunnen overvleugelen heb je in der eeuwigheid niet te vrezen, en wel om die reden, dat de wijsheid van al die talloze, meest volkomen engelengeesten zich tegenover de Mijne juist zo verhoudt, als een oneindig klein atoom tegenover de oneindig grote ruimte, wier begin en eind nergens is!
[21] Het is niet nodig jullie nog meer superverstandige wegwijzers aan te voeren, want de één is geen haar beter dan de ander. Maar omdat de dingen toch zo bestaan als jullie ze zien en Ik met die dingen toch niet één ben, maar omdat Ik ben die Ik ben als God van eeuwigheid en de dingen zijn zoals Ik ze uit Mij, in Mij en dan naast Mij heb geschapen, daarom zal het toch wel de moeite waard zijn om te weten te komen, hoe zulke dingen uit Mij, in Mij en naast Mij zijn geschapen.
[22] Luister dan! Kunnen jullie je verschillende juist geordende, goede en daarom nuttige zaken indenken? Ja, dat kunnen jullie zeker, maar omdat jullie zelf eindig, en onmogelijk zoals Ik oneindig kunnen zijn, daarom zijn ook jullie gedachten, zoals jullie zelf, onderworpen aan een eindig aantal. Maar Mijn gedachten zijn in één en het zelfde ogenblijk van de allergrootste helderheid net zoals Ikzelf dat ben volgens Mijn Godswezen. Als Ik nu wil dat Mijn gedachten stand houden, dan is het werk al verricht; en daarom zijn alle werken die jullie zien, evenals jullie zelf noch materie, noch gevormde chaos, noch God in de materie, maar ze zijn vastgehouden gedachten van Mij.
[23] Welnu, zijn al die vastgehouden gedachten niet uit Mij, in Mij en naast Mij? Uit Mij, omdat zelfs jullie uit niemand anders dan uit jullie zelf kunnen denken; hoeveel te minder dan Ik, omdat er buiten Mij geen tweede God bestaat uit wie Ik gedachten zou kunnen halen. Dat deze gedachten daarom ook in Mij zijn en onmogelijk in iemand anders kunnen zijn, hoeft niet bewezen te worden. Dat deze werkzame gedachten, hoewel ze uit en in Mij zijn, toch naast Mij bestaan, zullen jullie hopelijk kunnen concluderen uit het feit dat jullie toch al over je eigen gedachten moeten zeggen, dat jullie en je gedachten niet één en hetzelfde zijn - om welke reden dan nog des te meer Mijn gedachten niet Mijzelf zijn, maar slechts Mijn gedachten.
[24] Wat echter niet Ik is, dat is uit het Ik en omdat het niet hetzelfde is maar slechts door dezelfde is voortgebracht, is het dus ook in dezelfde naast Mij. Je moet je dit 'naast' niet zo voorstellen als een boom naast een andere, dat is helemaal niet juist, omdat een boom altijd alleen maar buiten een andere is. Maar zo is het niet bij de denker en zijn gedachten, omdat de denker de schepper van zijn gedachten is; d.w.z. omdat hij met de mogelijkheden die in hem wonen en de hiermee overeenkomende volkomenheden een doelmatig, ordelijk idee schept en hij dus, als werkende schepper met het uit hem voortkomende idee niet één en hetzelfde is; maar ze zijn als de voortbrenger en het voortgebrachte en daarom naast elkaar. Als jullie hierover wat nadenken, dan zul je dit kleine beetje wijsheid voorzover dit voor ons doel nodig is, wel gemakkelijk begrijpen.
[25] Daar we nu alles wat noodzakelijk was behandeld hebben, kunnen we met één slag de gordiaanse knoop van het magnetisme oplossen! Wat is dus het magnetisme? - Luister nu, en verbaas je enigszins! Het magnetisme, of liever het magnetisch fluïdum is in alle ernst niets anders dan Mijn eigen wil die Mijn gedachten voortdurend bewaart en leidt;want hij bewaart en leidt de hele schepping en zorgt ervoor dat ieder zichtbaar wezen zijn vorm krijgt en zijn geordende beweeglijkheid. Jullie zelf zijn, wat jullie formele wezen betreft, voor eeuwig aan hem onderworpen en zouden jullie dat niet zijn, dan zouden jullie niets zijn, zoals gedachten die nog nooit gedacht werden! Maar in jullie is meer dan alleen maar Mijn oneindige overal werkende wil, en dat meer is omdat jullie mijn lievelingsgedachten zijn. Daardoor gaat Mijn liefde, die het fundament van Mijn leven is, ook in jullie over en vormt jullie tot zelfstandige wezens die aan Mij gelijk zijn in zoverre jullie Mijn liefde opnemen door de je van tevoren gegeven vrije wil. Juist door deze liefde van Mij in jullie kunnen jullie in de meest volkomen, meest eigen bezit van de volste vrijheid geraken.
[26] Jullie weten dat voor het zogenaamde magnetiseren een vaste wil nodig is en de overtuigende kracht van het geloof, om iemand op deze manier te helpen. Kijk, want daar gebeurt eigenlijk niets anders dan dat de magnetiseur bewust of gedeeltelijk onbewust zijn wilskracht met de Mijne in verbinding stelt en die dan in de lijdende laat overstromen door de activiteit van zijn afgevaardigde wil. Daardoor wordt de lijdende dan zuiverder, langzamerhand steviger en daardoor ook gezonder, of geïsoleerd natuurlijk zwaarder - Kijk, dat is eigenlijk alles!
[27] Mijn wilskracht is die grote band, die alle hemellichamen aan elkaar bindt en ze allemaal om en door elkaar beweegt. Ze is positief daar, waar Ze actief werkt; negatief in het eigen onveranderlijke zelfbehoud, dat de eeuwige orde zelf is. Zoals wanneer men zegt: 'Tot hiertoe en niet verder!' Dat 'tot hiertoe' is de wet van de eeuwig voortdurende werking en 'niet verder' is de negatieve pool of behoudende wet van de eeuwige ordening.
[28] En zo is juist Mijn aldus gepolariseerde wil tegelijkertijd de grondstof van alle dingen, waaruit die dan ook mogen bestaan; of ze groot, klein, gedegen, hard, zacht, zwaar of licht zijn, toch zijn ze niets anders dan Mijn meest wijze gedachten en ontlenen zo hun lichamelijk zichtbaar bestaan aan de jullie bekend gemaakte polarisatie van Mijn eeuwige wil.
[29] Nu weten jullie alles! Als je daarover na wilt denken, zullen alle verschijnselen je zonneklaar worden! Maar alle verklaringen van de wereld moeten jullie helemaal verbannen; want werkelijk, Ik zeg jullie: ze zijn verder van de waarheid verwijderd, dan de ene scheppingspool van de andere. Dit zeg Ik jullie als enige oerbezitter van het allerkrachtigste magnetisme. Amen. Begrijp het goed! Amen.
«« 79 / 80 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.