De Perzische vrees voor de Romeinen.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 197 / 246 »»
[1] IK zeg: "Hebben jullie dan in je land nooit het bericht ontvangen, dat er dertig jaar geleden in een stal te Bethlehem, de oude stad van David, uit een maagd een koning der Joden werd geboren?
[2] Drie wijzen uit jullie morgenlanden zagen een ster en vroegen hun geest, wat deze ster, die zij niet kenden, betekende. En de geest droeg hen op de ster te volgen. Deze zou hen leiden naar de pasgeboren koning der Joden, die op aarde een rijk zou vestigen dat eeuwig geen einde zou hebben.
[3] De wijzen namen goud, wierook en mirre, bestegen hun lastdieren met een groot en schitterend gevolg en trokken de ster achterna, die met rustte, aleer de geboorteplaats van de pasgeborene werd bereikt. Daar zochten de drie toen naar de pásgeborene en kwamen bij Herodes, die hen ook niet kon inlichten, maar hen weer naar Bethlehem verwees, waar de wonderbaarlijke ster stil stond. Hij raadde hun aan ijverig te zoeken en verzocht hun tevens het hem direkt te melden, opdat ook hij er heen zou kunnen gaan om de pasgeborene eer te bewijzen.
[4] Toen de wijzen vervolgens de pasgeborene vonden en hem hun offers aanboden, waarschuwde hen terstond een geest uit de hemelen, hun ontdekking niet aan Herodes te melden, waarop zij toen langs een andere weg naar hun land terug gingen.
[5] Zeg eens of en wat jullie daarover hebben gehoord!"
[6] De AFGEVAARDIGDE zegt: "Ja, ja, u herinnert ons aan een voorval dat in heel Perzië tot aan Indië toe veel stof op deed waaien. Want de drie wijzen, zoals men er langs de grens van Indië meer vindt, hebben toen veel ruchtbaarheid aan de zaak gegeven, zodat het zelfs tot de koning is doorgedrongen. Die schonk er echter niet veel aandacht aan, omdat hij de wijzen kent en weet, dat zij steeds geneigd zijn van. een mug een olifant te maken! Zulke zaken maken daarom bij ons nooit veel indruk, zoals nu ook in hogere kringen alle tovenaarswonderen alle waarde van het vreemde en buitengewone hebben verloren omdat men in bevoegde kringen meer dan voldoende op de hoogte is met alle soorten magische toverhandelingen. Men kijkt nog wel naar goed gekozen en geslaagde toverkunsten als men in een goede bui is en men lacht er ook bij als er grappige dingen bij gebeuren, -maar zoals gezegd, dergelijke toverkunsten hebben bij ons geen waarde.
[7] Alleen de pure, met getallen aantoonbare waarheid is bij ons.in tel. Alle andere, bepaald wonderlijke, afwijkende zaken hebben bij ons gegoeden allang alle waarde verloren en wij geven er helemaal met meer om! Er kunnen best hier en daar heel reële dingen achter steken, maar die liggen dan zo onder allerlei mystiek begraven, dat geen menselijk vernuft ze nog volledig onbesmet voor de dag kan halen. U, verheven vriend zult het met mij eens zijn dat het verstandiger is alle zintuigen slechts op de zuivere waarheid te richten, dan een dichterlijke dweperij toegedaan te zijn, hoe uitzonderlijk die ook mag zijn!"
[8] CYRENIUS zegt nu terzijde tegen Mij: "Heer, het lijkt mij toe dat wij met onze zaak bij deze, op zichzelf weliswaar zeer te waarderen, mensen niets zullen bereiken. Zij zitten te diep geworteld in hun getallenwaarheid en zijn vierkant tegen alles wat wij geloof plegen te noemen! Ook schijnen zij zonder meer vijanden te zijn van wat voor wonder dan ook, hetgeen door U steeds in het uiterste geval gebruikt wordt als een onweerlegbaar bewijs van Uw volle goddelijkheid.
[9] Met een wonder zult u dus moeilijk bij hen aan kunnen komen als U ze niet helemaal tegen de haren in wilt strijken. Ook met andere bewijzen ter verklaring van de op U betrekking hebbende teksten in de profeet Jesaja en in David en Salomo, zal men bij hen niets uitrichten, omdat de profeten slecht bij hen staan aangeschreven. Ik zie dan ook echt geen derde uitweg meer! Want met getallen is toch niet te bewijzen dat U de werkelijke Messias bent en op een andere manier schijnen zij niet toegankelijk te zijn!"
[10] IK zeg terzijde tegen Cyrenius: "Laat maar, daar zorg Ik wel voor! Als men een Mathaël en een overste Floran in het goede spoor heeft gebracht, dan zal men deze ook wel zover brengen. De hardnekkigste was toch weloverste Stahar en nu is hij helemaal in orde, -des te sneller en gemakkelijker zullen deze eerlijke mensen in de juiste orde gebracht worden!"
[11] CYRENIUS .zegt: "Daar twijfel ik niet aan, want U alleen zijn alle dingen mogelijk, maar voor mijn nog zeer menselijke begrippen is het volstrekt niet gemakkelijk uitvoerbaar."
[12] IK zeg: "Ongetwijfeld, maar daarom toch niet onmogelijk. Men moet hen echter vooraf de mogelijkheid geven om zich volledig van de zaak los te maken. Pas later, als zij hun innerlijk helemaal vrij hebben gemaakt en er niets is achtergebleven, kan er een nieuwe vrucht in de gereinigde tuin van hun hart gelegd worden!"
[13] Terwijl Ik dit onderonsje met Cyrenius had, stonden de Perzen onderling te fluisteren en onze afgevaardigde, die SCHABBI heette, zei tegen zijn metgezellen: "Ik krijg steeds meer de indruk dat wij op gloeiende kolen staan! Die Messiasgeschiedenis moet hier erg bekend zijn. De Romeinen met hun fijne neus hebben daar beslist iets over gehoord en zoeken nu waarschijnlijk al alle hoeken van het Joodse rijk af om ergens de hand op die man te kunnen leggen, die hier op aarde, duidelijk ten nadele van de wereldheersers, een eeuwig onvernietigbaar en tevens volkomen onoverwinnelijk rijk moet vestigen. We moeten daarom erg oppassen om bij de Romeinen niet in een netelige situatie te geraken!
[14] De man die nu heimelijk met de opperstadhouder heeft gesproken is kennelijk een erg sluwe, door de wol geverfde ondervrager van Rome! Als we ook maar een béétje zouden geloven aan de komende Messias waren we heier al zo goed als geofferd! Daarom is het hier zaak ons stereotiep aan de mathematica te houden en meer te luisteren dan te praten. Begint men hier weer over de Messias, dan weten we terwille van ons huidige aardse heil, wat wij voor de uiterlijke schijn als uit één mond moeten zeggen! Wij weten zelf wel wat wij als Joden van de profeten moeten denken, maar deze slimmeriken hoeven wij het niet aan de neus te hangen! De rechter en onderzoeker kent onze Schrift van a tot z beter dan al onze schriftgeleerden en wilde wel kat en muis met ons spelen, maar ook wij zijn slim en wijs en het zal hem niet lukken, ondanks dat wij hier door de wonderlijke man van de zekere ondergang gered zijn. Daarom houden wij ons nu strikt aan onze mathematica, dan zullen we hier nog wel heelhuids vandaan kómen! Maar als we ook maar enigszins onze mond voorbijpraten, zou dat ons in de grootste ellende kunnen storten!"
[15] Alle anderen geven Schabbi gelijk en beloven hem zich hier als één man te gedragen en geen woord van alles wat ze met betrekking tot de Messias geloven, te verraden.
[16] Nu ga IK weer bij hen staan en zeg tegen de afgevaardigde: "Maar Schabbi, waarom denken jullie dan in jullie hart slecht over Mij en over de onschuldige Romeinen?!
[17] Meen je dan dat Mij ontgaan is, wat je nu hier in het geheim met je mensen hebt afgesproken? Ik zeg je: geen lettergreep is Mij ontgaan! Want Degene die het zag en wist toen jullie in groot gevaar waren, omdat Hij jullie anders geen hulp had kunnen laten bieden, ziet ook hier tot op de bodem van jullie hart! Als Hij het echter heel oprecht en goed met jullie meent, waarom willen jullie Hem. dan geen vertrouwen schenken?"
[18] SCHABBI zegt: "U bent wel erg verstandig en wijs, maar zal die wijsheid van u ons wel iets helpen? Ook geen van ons is echter bepaald op zijn achterhoofd gevallen en wij geloven dat wij u doorzien! De voornaamste Romeinen staan aan uw kant -, niet ver van hier zijn Romeinse soldaten gelegerd, waarschijnlijk om ergens iemand op te pakken in het geval dat men die door allerlei sluwe vragen en praatjes zou opsporen!? Maar bij ons hoeft u hem zeker niet te zoeken, want daar zult u eeuwig niets ontdekken!"
[19] Terzijde zegt CYRENIUS dan weer tegen Mij: " Ah, dat is toch wel vreemd bij deze mensen! Nu gaan ze de zaken zelfs op een speciale manier anders voorstellen! Wie had dat nu achter deze mensen gezocht?! Maar nu zijn ze pas echt geïsoleerd en gebarricadeerd en wel zo, dat zij nu van geen kant meer zijn te benaderen! Wat moeten we nu met deze mensen?! Zij maken zich van ons een gefixeerde, totaal verkeerde voorstelling, die zich bij hen jammer genoeg zodanig heeft vastgezet dat wij daar eigenlijk helemaal niets aan veranderen kunnen. Het is nu erg de vraag wat daar aan te doen is!"
[20] IK zeg: "Er zal nog heel veel aan te doen zijn; zij staan nu al veel dichter bij het doel dan voorheen! Deze voorzichtigheid hebben ze al meteen in het begin zonder iets te zeggen in acht genomen, omdat zij jullie, Romeinen, hier zagen! Want bij hen heeft zich sinds enige tijd het gerucht verspreid, dat in het Joodse land werkelijk de Messias is opgestaan en daar grote tekenen verricht. De Romeinen zouden daar echter lucht van hebben gekregen en deze Messias nu meedogenloos vervolgen. Daarbij zouden zij het niet alleen fel op de Messias hebben gemunt, maar ook op ieder, die liet merken ook maar iets te geloven van een komende of reeds gekomen Messias. En kijk, dat is de hele reden van hun beeldvervorming, die we gauw de baas zullen worden!"
«« 197 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.