De genezing van de vijf bezeten roofmoordenaars.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 21 / 246 »»
[1] Als wij bij de vijf aankomen, heffen deze een afschuwelijk gehuil en gebrul aan en beginnen alles te vervloeken wat bij hen in de buurt komt.
[2] Dan laat Ik de soldaten, Julius en Cyrenius wat meer achteruitgaan en zeg tegen de groep soldaten: "Maak ze nu los, want in die toestand is er niets met hen te beginnen!"
[3] De soldaten merken echter op dat dat hier niet vertrouwd zou kunnen zijn, omdat de vijf te sterk en te woest waren. Als men ze vrij zou laten kon dat wel eens erger zijn dan wanneer men twintig tijgers tussen de mensen losliet!
[4] Maar Ik zeg nu bevelend: "Ik gebied jullie direkt te doen wat Ik jullie opdraag, door het niet te doen zou jullie wel eens heel snel een groot ongeluk kunnen overkomen!"
[5] Na Mijn bedreiging doen de soldaten dan toch, maar heel voorzichtig, wat Ik hen heb opgedragen.
[6] Wanneer de VIJF vrij zijn, werpen zij zich voor Mij op de grond en roepen: "O, almachtige zoon van David, nu U ons al zover gered heeft, red ons dan helemaal van de eeuwige ondergang! De lichamelijke dood vrezen wij niet, maar wel de eeuwige ondergang! Want in deze nacht leden we niet alleen lichamelijk verschrikkelijke pijnen, maar wij werden ook nog gekweld door visioenen van de verdoemde geesten in de hel! Wij smeken U daarom, ons voor onze misdaden honderd jaar lang op deze aarde in onze slechte lichamen te kwellen, -maar ons te bewaren voor de verschrikkelijke, eeuwige kwellingen en pijnen van de hel die te verschrikkelijk zijn om te beschrijven!"
[7] 'Deze woorden waren van de echte zielen van deze vijf tijdens de pauze waarin de duivels, die hun lichamen in bezit genomen hadden, moesten uitrustten en hen daardoor ook hun hel in haar gruwelijkste naaktheid moesten laten zien. Maar meteen daarop nemen de BOOSAARDIGEN in de lichamen van de vijf het heft weer in handen en laten als met vele stemmen de monden der vijf spreken: "Wat wil jij hier, ellendige muggentemmer? Wil je je soms inlaten met een gevecht tegen ons, almachtige goden? Probeer het maar, dan zul je wel voor het laatst gevochten hebben! Ga weg, ellendeling, anders verscheuren wij je tot kleine stofdeeltjes en geven je dan prijs aan alle winden!"
[8] Daarop zeg IK: "Met welk recht kwellen jullie deze vijf mensen al vele jaren? Wie gaf jullie daartoe het recht? Weet, dat jullie laatste uur nu geslagen is! De muggentemmer gebiedt jullie nu ogenblikkelijk deze vijf mensen voor altijd te verlaten en meteen in jullie allerdiepste hel te gaan!"
[9] Maar de DUIVELS brullen en roepen onder verschrikkelijk gehuil: " Als uw macht ons kan dwingen, geef ons dan liever de witte mieren in Afrika als woonplaats, want bij hen is het beter dan in onze hel!"
[10] "Nee" zeg IK, "voor jullie en jullie soort heb Ik in Mi)n. hart geen medelijden, omdat jullie dat niet hebben gehad met degenen, die je ondanks hun vurige smeken op de pijnlijkste manier om het leven hebt gebracht; maak daarom zonder genade of medelijden dat je weg komt!"
[11] Op dit krachtige bevel van Mij verlaten de kwade geesten hun lichamen en smijten de vijf op een verschrikkelijke wijze op de grond.
[12] Maar IK zeg: "Verdwijn, ellendelingen! Naar beneden, naar de hel met jullie, daar zal de vergelding jullie grijpen!"
[13] Maar de geesten treuzelen nog en smeken om genade en medelijden, met de verontschuldiging dat het in hun aard lag om slecht te zijn.
[14] IK zeg: "Maar het ligt ook in jullie aard om goed te zijn, want jullie kennen goed en kwaad; maar jullie hoogmoedige wil is slecht en ontembaar en jullie kan dus geen genade en mededogen ten deel vallen! Jullie willen zelf lijden en gepijnigd worden, daarom worden jullie uit vrije wil eeuwig gepijnigd! Want Mijn orde duurt eeuwig en is onveranderlijk, dat weten jullie heel goed. Maar jullie weten ook, wat je moet doen om een goed gebruik te maken van de eeuwige orde. Omdat je haar echter in je nadeel verandert, draag dan ook je verlies en verdwijn dus uit Mijn ogen!"
[15] Dan klinkt er een daverende knal, rook en vuur komen uit de aarde en een in een oogwenk ontstane spleet verslindt het ellendige ongedierte. Want de uitgedreven geesten zagen er voor de aanwezigen uit als koolzwarte slangen, die nu gezamenlijk door de vurige scheur in de aard.~ werden verslonden, hetgeen de aanwezigen zo deed schrikken dat Zij begonnen te rillen.
[16] IK richtte Mij nu tot Marcus, die al met brood, wijn en zout klaar stond en zei tegen hem: "Geef de vijf nu vlug wat wijn, daarna wat brood met zout!"
[17] De zonen van Marcus tilden toen de vijf op de grond liggende mensen op en goten hen wat wijn in de openstaande mond. Daarop kwamen deze snel tot bewustzijn en wisten niet wat er met hen was gebeurd.
[18] IK zei tegen hen: "Neem nu wat brood met zout en dan nog wat wijn, dan zullen jullie weer op krachten komen en je bezinning weer helemaal terug krijgen!"
[19] Zij nemen nu brood en zout en, zoals opgedragen, na een poosje nog wat wijn en zitten dan binnen enkele ogenblikken weer rechtop, alleen zien zij er natuurlijk nog erg slecht, bleek en mager uit.
[20] Cyrenius vraagt Mij heel aarzelend wat er nu verder met de vijf gedaan moet worden, of ze vrijgelaten of in een openbaar verpleeghuis ondergebracht moeten worden.
[21] IK zeg: "Dat is van later zorg, morgen zien we wel wat er verder met hen gedaan moet worden! Als ze nu goed door ons worden verzorgd, zullen ze er ook al gauw beter uitzien. Maar nu moeten we hen hier een poosje laten rusten en Marcus laat jij nog wat olie brengen! De strakke kettingen en touwen hebben hun wonden en builen bezorgd, die moeten met olie en wijn worden ingewreven, dan genezen ze vlug!"
[22] Marcus zorgt nu meteen ook voor olie en zijn zoons wrijven hen met die zalf in, wat de vijf heel goed bekomt; want na deze behandeling beamen zij dat deze hen goed van pas kwam en daarna probeert de een na de ander te gaan staan, wat aanvankelijk nog veel inspanning kost, maar langzaam maar zeker steeds beter gaat.
[23] Wanneer de vijf geredden zich na een uurtje al wat beter voelen, beginnen ze eerst te vragen waar ze zijn en wat er met hen is gebeurd.
[24] En MARCUS, die zich nu met zijn zoons natuurlijk het dichtst bij de vijf herstelden bevindt, zegt tegen hen: " Jullie waren erg ziek en werden in die toestand gistermiddag hierheen gebracht. Hier bevindt zich juist de beroemde Heiland uit Nazareth, die alle mensen, wat voor ziekten zij ook hebben, feilloos hulp brengt en geeft en deze Heiland heeft ook jullie nu hier geholpen. Jullie zullen Hem later nog beter leren kennen."
«« 21 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.