Onze aarde de school voor de kinderen Gods.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 221 / 246 »»
[1] "Toen mij echter enige weken geleden het onschatbare geluk ten deel viel deze goddelijke Meester te ontmoeten, verdwenen plotseling alle duistere wolken, en Gods levenszon straalde in mijn ziel! In dit heilige licht herkende ik pas mijn wezen en het wezen van God. Nu zag ik ook pas, wat ik God, de enige heilige Vader, Hij die eeuwig de zuiverste liefde is, schuldig ben.
[2] Ik herkende mijzelf helemaal en besefte dat ik om 'kind van God' te worden, met de goddelijke geest een heel speciaal kontrakt heb afgesloten, voordat ik mens werd op deze aarde, die in de hele oneindigheid als enige de bestemming heeft om kinderen Gods te dragen ten behoeve van de opvoeding en tucht volgens de eeuwige orde van de liefde Gods.
[3] Kijk naar boven, alle ontelbare sterren zijn werelden, heel veel groter en mooier dan deze aarde en op ieder van die werelden vind je mensen, die uiterlijk helemaal op ons lijken, en overal tref je veel wijsheid bij hen aan en ook liefde ontbreekt hen niet volledig. Zij komen echter, zo ongeveer als de aardse dieren, reeds volmaakt ter wereld en behoeven niet van het begin af aan alles te Ieren wat ze moeten en willen weten. De taal is bijna overal gelijk en hun kennis heeft heel bepaalde grenzen, maar overal gaat de kennis tot aan de hoogste goddelijke geest, welke kennis echter toch meer een vermoeden is dan een weten.
[4] Kort en goed, op al de talloze hemellichamen tref je mensen aan die vrijwel gelijk zijn aan de meer ontwikkelde heidenen van deze aarde, alleen met dit verschil, dat de mensen op de hemellichamen eigenlijk niets nieuws bedenken. Wat er is, is er zo volmaakt mogelijk, terwijl de heidenen op onze aarde toch altijd iets nieuws kunnen uitvinden, zodat voor hen daardoor de weg naar een eindeloze, steeds verdergaande vervolmaking met en nergens is versperd.
[5] Op de grote werelden bevinden zich hier en daar echter ook wijzen, die af en toe in zekere zin samenkomen met hogere geesten en zich door hen laten onderwijzen in de diepere kennis van God. Soms gebeurt het dan dat er één, wiens geest meer ontwikkeld is, het verlangen krijgt om óók een kind van God te worden!
[6] Want op alle werelden weten de wijzen, door de zich aan hen openbarende, hogere geesten, dat in de uitgestrekte scheppingsruimte een wereld is waarop de mensen kinderen Gods zijn, en dat een ziel, wanneer zij op haar wereld afstand heeft gedaan van haar lichaam, op die gelukkige wereld opnieuw een lichaam kan krijgen, dat dan echter wel helemaal grof vleselijk is. Vanaf het ogenblik dat iemand dat serieus wil, wordt hem haarfijn uitgelegd wat hij op deze wereld door moet maken.
[7] De ziel zal iedere herinnering aan de vroegere prettige toestand zodanig ontnomen worden dat zij op de nieuwe wereld, uit een vrouw ter wereld gekomen in een onvolmaakt lichaam, zich bijna in de geheel bewusteloze, laagste dierlijke toestand bevindt en zich zelfs van het nieuwe bestaan niet het minste kan voorstellen. Pas geleidelijk aan, zo ongeveer na een jaar, begint zich een geheel nieuw bewustzijn te ontwikkelen uit de door de zintuigen waargenomen beelden, verschijnselen en waarnemingen. Het geheugen en de verse herinnering aan hetgeen beleefd wordt, zijn dan de enige wegwijzers en hulpmiddelen op de nieuwe levensweg op deze aarde. Er komen geen hogere geesten, door God gezonden, om het kind een hogere en diepere kennis bij te brengen, maar de ouders met hun opgedane ervaringen moeten hun best doen het kind op een betere weg te brengen. Het kind moet dan veel Ieren, moet zelf zijn weg bepalen, moet zoeken en vragen, moet angst, honger, dorst, allerlei pijn en ontberingen verdragen, moet zich door en door laten deemoedigen en aan het eind van zo'n leven komt dan meestal een pijnlijke en zware ziekte om de vleselijke mens het leven te benemen.
[8] Heeft de mens al de vereiste en voorgeschreven levensvoorwaarden vervuld en heeft hij God boven alles liefgehad en zijn naaste -zelfs dan als deze hem als een erge vijand heeft vervolgd -meer dan zichzelf liefgehad, dan heeft hij in zichzelf de in het hart van zijn ziel gelegde vonk van de goddelijke geest leven gegeven en tot groei aangezet.
[9] Dan pas groeit God in de mens, doordringt de ziel, maakt die aan Zich gelijkwaardig en maakt zo de vroegere natuurmens uit het diepste slijk der vergankelijkheid tot een kind van God, dat zich in die volmaakte toestand verheugt in al die volmaaktheden die in God Zelf aanwezig zijn.
[10] Kijk, vriend Murel, wat ik je nu zo algemeen en zo kort mogelijk heb verteld, dat wordt precies zo aan een mens op een sterrewereld uitgelegd en als hij het dan volkomen ernstig wenst, verliest hij in een oogwenk het fijnstoffelijke lichaam en wordt onbewust, maar even snel, naar deze aarde gebracht om mens te worden en daar staat zo'n mens dan voor je, net als ik en jij nu zelf.
[11] Is het je nu duidelijk, dat wij vroeger vóór wij op deze aarde zijn gekomen met God de Heer vrijwillig een contract hebben afgesloten?
[12] Maar God houdt onveranderlijk het woord uit Zijn eeuwige orde, niets kan Zijn bedoeling veranderen. Of wij dat ook altijd gedaan hebben volgens de wet, die Hij Zelf voor alle mensen door Mozes en door de aartsvaders van deze aarde heeft gegeven en tevens in ieder mensenhart heeft geschreven, dat is een andere vraag!
[13] Wij zullen ons er van nu af aan beslist aan houden, daar twijfel ik niet aan. Maar dat ligt niet aan ónze inspanning, maar alleen aan de ontferming van God. -Zeg me nu, of je met deze geringe wijsheid tevreden bent!"
«« 221 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.