De omgang met de Heer in het hart.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 236 / 246 »»
[1] "Vanaf dat moment verloor ik het heldere bewustzijn en zover ik mij nu kan herinneren, namen zeer kwade geesten het bestuur over mijn lichaam over en zo werd ik de schrik van de gehele omgeving! Mijn lichaam kon door geen lans of speer doorboord worden en de sterkste boeien werden door mijn handen als strootjes verbroken! Het was mij hetzelfde of ik nu met één of met duizend mensen vocht, zij die mij vastgrepen werden lelijk toegetakeld en vaak gedood! Maar daarvan had mijn ziel geen weet.
[2] Volgens het raadsbesluit van God werden wij met z'n vijven kortgeleden toch door de Romeinen gevangen genomen en drie dagen geleden hierheen gebracht. Hier verloste de Heer ons van onze grote kwelling. Mijn ziel werd weer de enige geheel bij bewustzijn zijnde inwoonster van dit lichaam en zoals voorheen was Mozes weer haar leidsman. De Heer liet echter alle dwaalwegen van mijn hart duidelijk zien en - let op! - ik begreep nu pas Mozes en de profeten!
[3] Als Abrahams geest nu bij mij zou komen, zou ik beslist een ander gesprek met hem voeren dan ongeveer vijf jaar geleden! Hoe lang het precies was, kan ik je in geen geval zeggen, maar er zijn zeker gedurende die tijd een aantal jaren verlopen. -Nu weet je hoe ik inzicht in de Schrift heb gekregen!
[4] Ik wens echter niemand toe om via mijn weg Mozes te leren begrijpen, omdat er nu een gemakkelijker weg is. Maar omdat jij, Murel, mij in zekere zin hebt gevraagd hoe ik tot zo'n helder inzicht in de boeken van Mozes ben gekomen, moest ik je toch laten zien wat voor treurige weg dat was en het andere kun je je nu gemakkelijk zelf voorstellen!
[5] De andere, onvoorstelbaar gemakkelijker weg is evenwel de genade van de Heer, die je datgene wat ik via de doornigste weg bereikt heb, in een paar ogenblikken kan geven.
[6] Hier staat echter de engel des Heren, vraag het hem en hij zal je tonen hoe waarachtig datgene is, wat ik je nu over mij en mijn vier metgezellen heb onthuld! -Wat vind je nu van dat alles?"
[7] MUREL zegt: "O vriend Mathaël, je hebt ontzettend veel doorgemaakt en zo'n moed als die van jou vind je verder nergens! Je was weliswaar een duivel en toch was je hart niet bedorven, want het verlangde waarheid, gerechtigheid en liefde en omdat het daarnaar verlangde, kreeg het nu ook het verlangde, want de Heer laat geen oprecht hart te gronde gaan!
[8] Maar waarom heeft de Heer jou en je vier metgezellen zo hard aangepakt?! Ik kan me toch niet zo goed voorstellen dat de uitzending naar Samaria om de Samaritanen tot het geloof van Jeruzalem te bekeren enkel en alleen de reden zou kunnen zijn van zo'n lijdensweg! Daar moet iets anders achter hebben gezeten!"
[9] MATHAËL zegt: "Dat zeker, maar ik weet tot op heden nog niets daarover en eerlijk gezegd, -ik had er ook helemaal geen behoefte aan, maar nu zou ik daar toch zelf ook wel iets over willen weten! -Als Raphaël een goed humeur heeft, zou hij ons daar wel iets over kunnen vertellen! ?"
[10] RAPHAËL zegt: "Van mij en mijn humeur hangt niets af, maar alleen van de wil van de Heer, want Mijn bestaan is niets anders dan de zuivere wil van de Heer! Richt je daarom in je hart tot de Heer en aan je wens zal zeker gehoor worden gegeven!"
[11] MATHAËL zegt: "Dat zou wel zo zijn als de Heer niet zou slapen, maar Hij slaapt nu en het zou toch wel heel ongepast zijn om Hem daarvoor te wekken!"
[12] RAPHAËL zegt: " Je moet ook nog wel wat leren! Zijn lichaam slaapt nu wel wat, maar Zijn ziel en Zijn eeuwige, heilige Geest slaapt nooit of te nimmer! Hoe zou het er met de gehele schepping uit zien wanneer de Heer haar ook maar één moment zou vergeten?! In datzelfde moment zou het helemaal met haar afgelopen zijn, geen zon, geen maan, geen ster in de gehele oneindigheid en geen aarde die jou draagt, zou nog bestaan, ook geen engel en geen mens zou zich ook maar enigszins zelf in stand kunnen houden!
[13] Alles wat bestaat wordt voortdurend door de almachtige, eeuwig dezelfde en onveranderlijke wil van de Heer in stand gehouden; zonder die wil is geen bestaan denkbaar .
[14] Als dit nu zó is en onmogelijk anders, hoe kun je er dan bij komen om te denken dat .Hij ooit zou slapen en zo tijdens de slaap niet zou beseffen wat de oneindige schepping ieder moment van haar bestaan nodig heeft.
[15] De Heer weet precies wat je nu denkt en wilt, want omdat ik het weet, moet de Héér het al veel eerder weten, omdat ik het anders onmogelijk zou kunnen weten! Want alles wat wij engelen weten en kennen, weten en kennen wij alleen maar door de Heer. Ik weet nu bijvoorbeeld alles, over je beproevingen en hoe hard je op de proef bent gesteld. Wie anders dan de Heer zou mij dat ingegeven kunnen hebben? Jij niet en ook niet de mond of de gedachte van een andere geest, omdat ik dat zonder de intentie en de wil van de Heer niet zou kunnen vernemen!
[16] Zoals ik echter slechts door de Heer alles onmiddellijk begrijp, herken en weet, zo kun jij dat ook -maar natuurlijk altijd slechts in zoverre je daarvoor in je hart geschikt bent!
[17] Vraag de Heer dus in je hart, dan zullen wij zien of je in je hart een antwoord krijgt!"
«« 236 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.