De gevolgen van de zonsverduistering.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 83 / 246 »»
[1] Tijdens deze consternatie brak de zon weer door vanachter de andere kant van de maan, en de oude opgewektheid kwam weer terug in de harten van alle aanwezigen; slechts Cyrenius en ook Julius bleven tijdens de gehele verduistering volkomen rustig naast Mij staan.
[2] Zelfs Mijn leerlingen werden wat onrustig, en Jarah en Josoë sprongen haastig in Mijn aan de oever aanleggende schip en beefden van angst. Maar hun angst was meer een gevolg van het wilde gehuil van de schippersknechten, dan van de duisternis. Want Jarah en Josoë wisten heel goed waardoor een zonsverduistering ontstond, maar op het wilde gehuil waren ze niet voorbereid en daarom sprongen zij in grote angst op Mijn schip en drongen zich daar zo dicht mogelijk tegen Mij aan. Maar Cyrenius en Julius genoten intussen van de mooie winterse sterrenbeelden, die zij nog nooit 's zomers hadden gezien.
[3] Langzaam maar zeker werd het steeds lichter, en de oude blijmoedigheid nam weer bezit van de ontstelde harten der mensen, en de schippersknechten keerden weer terug naar hun drie schepen en vroegen de jongen om vergeving, omdat zij hem voorheen zo hard hadden aangepakt.
[4] Ook de Griek vroegen zij om vergeving en de GRIEK zei: "Wat het geloof voorschrijft moet iemand doen, als hij voor zichzelf geen wijzere tegenargumenten heeft. Maar vanaf nu moet jullie geloof zich meer ontwikkelen, dan zullen jullie inzien dat de verheven goden zeker geen mensenoffers uit onze handen verlangen, omdat zij zelf talloze middelen in handen hebben om naar believen honderdduizenden mensen van deze aarde weg te nemen."
[5] De scheepslieden accepteren deze les van onze Griek en beloven dat zij in de toekomst bij een soortgelijk verschijnsel zijn wijze les volledig indachtig zullen zijn en blijven. Dan vragen de schippersknechten aan de Griek of hij nu zijn reis verder wil voortzetten of dat hij hier denkt te blijven.
[6] Maar de GRIEK zegt: "Zien jullie hier die machtige jongeman niet?! Hij heeft mij geholpen en gered uit jullie blinde geloofswoede; het leven van mij en van mijn enige dochter ben ik hem schuldig. Hij alleen is nu mijn gebieder, en wat hij zal zeggen, zal ik ook doen. Zonder zijn woord en zijn wil zal ik, ook al duurt het tien jaar, geen stap verder reizen!
[7] Bovendien zegt een goede, innerlijke stem mij, dat ik op deze onaanzienlijke plaats nu reeds meer heb gevonden dan in geheel Jeruzalem. Daarom blijf ik hier. Ik zal nu met de waard van deze plaats bespreken of ik hier kan blijven. Als dat hier te doen is, laat ik meteen mijn lastdieren aan de oever brengen en vervolgens al mijn meegebrachte schatten, en jullie kunnen dan jullie schepen weer vlot maken"
[8] Tijdens dit gesprek komen ook Ik, Cyrenius, Julius, Marcus, de oude waard en Jarah en Josoë al op het schip waar de Griek zich bevond, en MARCUS spreekt hem meteen aan en zegt: "Vriend! Je ziet, dat een eerlijk gastheer nooit gebrek heeft aan gasten. Kijk, ik ben de gastheer van deze plaats en huisvest in mijn kleine hut en in mijn tenten alle goede gasten die je hier ziet, maar voor jou is er ook nog plaats als je hier wilt blijven!"
[9] De GRIEK zegt heel vriendelijk: "Vriend, ik heb slechts een rechthoekig plaatsje van dertig passen in de lengte en tien in de breedte nodig. Daar laat ik meteen mijn drie goede en kostbare tenten door mijn meegenomen bedienden overeind zetten, en meer heb ik niet nodig. Want spijzen en dranken heb ik in grote hoeveelheden bij mij en ik bezit veel goud en zilver om nog meer te kopen, als het meegenomene op mocht raken. Ook heb ik voer voor mijn lastdieren en op die wijze ben ik dus goed voorzien van al het mogelijke. Alleen een plaats om dat allemaal onder te brengen heb ik niet en die zal ik dus voor enige tijd van je huren. Wat verlang je per dag voor die gevraagde ruimte?"
[10] MARCUS antwoordt heel vriendelijk: "Ik weet dat bij jullie Grieken steeds alles precies wordt berekend, maar bij ons Romeinen en bij de betere Joden is dat geen gewoonte. Je blijft hier zolang je maar wilt, en er zal niets anders van je gevraagd worden dan jouw echte en oprechte vriendschap. Als je daarnaast iets wilt doen voor een arm, hierheen verdwaald mens, dan zal dat zonder rekening aan jouw goeddunken worden overgelaten. Laat dus maar uitpakken en maak het je zo geriefelijk als in een huis in jouw eigen stad, want zolang je hier wilt blijven, staat je niet alleen het door jou gevraagde. stukje grond, maar mijn gehele niet zo geringe stuk grond ter beschikking en op mijn tafels zal ook voor jou gedekt zijn! -Zeg mij, of je daarmee tevreden bent!"
[11] De GRIEK zegt: " Ja, vriend, Daarmee beschaam je mij, en ik bevind mij nu in grote verlegenheid als ik je jouw grote, zeer onbaatzuchtige vriendschap in zekere zin met niets kan vergelden, en ik waag het nauwelijks gebruik te maken van je waarachtige grootmoedigheid!"
[12] MARCUS zegt: "Vriend, je vriendschap zal toch meer waard zijn dan alle grote, aardse schatten die je bij je hebt en die ik niet nodig heb, omdat ik nu misschien nog grotere heb dan jij, maar niet zozeer stoffelijk, dan wel geestelijk!"
[13] De GRIEK zegt: "Dan heb jij dus allang datgene, wat ik en mijn dochter reeds lang tevergeefs in alle hoeken der aarde zoeken?"
[14] MARCUS zegt: "Wat thans de gehele aarde en alle sterren en de zon en de maan je niet kunnen geven en ook geen tempel en geen orakel, dat vind je hier op dit plekje. Laat dus maar meteen uitpakken, want je bent nu al op de goede plaats!"
[15] De Griek beveelt nu meteen zijn veertien dienaren aan het werk te gaan.
«« 83 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.