De ontwikkeling uit het oerleven van de dierenwereld en de parelmossel

Jakob Lorber - Geheimen der natuur

«« 2 / 39 »»
[1] Niemand weet waar het dierenrijk begint. Het ziet er voor de natuuronderzoeker uit of zijn levensvormen en zijn overgangen als in elkaar versmolten zijn, terwijl voor het oog van de geest zich scherp begrensde verschillen vertonen. In de hele schepping zijn er geen tweedingen die daarop een uitzonderingvormen. Daarom vergist de wetenschap zich als ze meent, dat de natuur in haar klassen en vormen zich vermengt
[2] Waar begint nu in werkelijkheid de dierenwereld? Men vermoedt, dat het water de moeder van alle dierenvormen is; maar waar je met een microscoop in een waterdruppel dierlijke levensvormen ontdekt, staat het dierenrijk al op de duizendste trap van haar ontwikkeling. Tot de eerste klasse van het dierenrijk behoren de oneindig kleine bewoners van de ether. Ze vertegenwoordigen daar ongeveer wat men 'atomen 'noemt en zijn zo klein (wel te verstaan alleen maar voor je oog) dat op één punt, dat je alleen maar bij sterke vergroting als zodanig kunt ontdekken, vele triljoenen ruimschoots plaats hebben.
[3] Zou je deze diertjes met je ogen willen zien, dan zou je zo'n punt triljoenen malen moeten kunnen vergroten, wat je echter niets zou opleveren, omdat het oog van een sterveling daar de dingen nooit in waarheid kan zien, maar alleen het oog van de geest.
[4] Deze diertjes*(* Men kan ze aanduiden als 'atoomdiertjes') ontstaan door het samenvloeien van zonnestralen, die elkaar overal in de onmetelijke scheppingsruimte ontmoeten.
[5] Daardoor wordt het ook begrijpelijk waartoe het vele licht dient, dat van de zon uitstroomt in de wijde, leeg lijkende ruimte. Deze eerste diertjes zijn kogelvormig, hun oppervlakte is zeer glad en hun voeding is de essentie van het licht. Hun levensduur is een triljoenste deel van een seconde*
[6] (* De Japans natuurkundige Hedeki Yukawa kreeg in 1952 de Nobelprijs. Deze grote onderscheiding kreeg hij voor onderzoek van de atomaire meson en hij ontdekte dat de levensduur een triljoenste deel van een seconde was.), waarna zij -na hun dood -zich tot triljoenen verenigend -een tweede klasse gaan vormen. Wat betreft de grootte onderscheidt deze zich niet veel van die van de eerste klasse, maar het leven wordt al geconcentreerder en ondervindt al een behoefte tot verzadiging: ze zijn dan ook van overeenkomstige opname organen voorzien. Deze dierklasse kan men monaden noemen. De levensruimte van deze diersoort is die sfeer 1 waar de planeten om de zon cirkelen. Hun levensduur bedraagt het duizend biljoenste deel van een seconde.**
[7] (** In 1959 werd de ontdekking van een nieuw, tot dan toe onbekend elementair deeltje door een team van Amerikaanse atoomfysici bekend gemaakt. Dit atomaire deeltje heeft slechts de grootte van een miniem klein deeltje van het proton (kerndeeltje) en zijn levensduur bedraagt maar een miljardste seconde. Het nieuwe deeltje kreeg de naam x. U.Nul. Het was het eerste van een groot aantal nieuwe elementaire deeltjes dat in de afgelopen jaren werd ontdekt.)
[8] Zo'n proces wordt voor het oog zichtbaar in de vorm van een vallende ster. Het veelvoudige leven van zulke dieren verenigt zich daardoor weer tot één leven en komt tevoorschijn uit hun lichte larven.
[9] Deze vallen dan als zachtere of ook wel steen vaste meteorieten op de aarde neer.
[10] De nu vrij geworden diertjes( -zielen) verzamelen zich dan op de spiegelgladde oppervlakte van de zogenaamde schapenwolken. Bij deze wezens vindt dan weer een soortgelijke verwekking plaats. Is dit tot op een bepaald punt steeds doorgegaan, dan worden ze krachtens h un levenloze vrijgeworden levensomhulsels al maar zwaarder en zinken dan onder de oppervlakte van de luchtzee naar beneden. Daardoor heeft er weer een bepaalde gemeenschap van deze diertjes met het in de lucht geconcentreerde, warmte bevattende licht plaats; deze warmte is de zogenaamde elektrische stof of elektrisch vuur .
[11] Hierdoor is nu een meer volkomen, zeer levendige nieuwe klasse gevormd en deze vult de atmosfeer al als dichtere wolken vormen. Als dan tijdelijk -al naar gelang van de meer of minder intensieve uitstraling van het zonnelicht –deze wolken dankzij hun krachtiger potentie tot een grote massa zijn aangegroeid, dan ontstaat er opnieuw een klasse.
[12] Het leven ontbindt zich uit de nog altijd kogelvormige larve, die nu zo groot is geworden, dat ze onder een microscoop al waarneembaar is. Het slaat uiterst plotseling met grote snelheid als bliksem op de aarde neer of gaat vaak ook in de vochtige delen van de lucht over*. (* Weerlicht.)
[13] Zo gaat dit leven gedeeltelijk in de materie, gedeeltelijk in de vegetatie maar hoofdzakelijk in een klasse van dieren over, die het dichtst bij zijn levenssfeer ligt.
[14] In de leeg geworden larve komt na de uittreding van het leven dadelijk de vochtigheid van de lucht en hij valt dan, nadat veel van zulke larven zich verenigd hebben, als regen op aarde neer. Nu pas begint een werkelijk aards dierenleven en wel in de tussenruimten van de met water gevulde hulsjes. Want als de verloste* (** D.w.z. door een hogere ontwikkeling vrijgekomen.) en vrij geworden geesten ui het laagste plantenrijk dat bemerken, treden ze (volgens Mijn ordening) dadelijk uit hun hulzen en verenigen zich bij miljoenen met dit als het ware elektrische dierenleven en vormen de bekende infusoriën diertjes. Je kunt je daar zelf van overtuigen: leg één of andere plant in het water en laat haar daar enige tijd in liggen. Breng dan een grote druppel onder een microscoop en je zult dan op een punt dat zo groot is als een zandkorrel een menigte vrij levende en zich bewegende diertjes ontdekken. Dat is dus de eerste diersoort, die in voor jullie waarneembare materie tevoorschijn komt.
[15] Na verloop van enige tijd vertonen zich in zo'n druppel reeds duizenderlei diersoorten, die wat betreft hun vorm en gedrag essentieel verschillend zijn. Denk niet dat deze diertjes tegelijkertijd ontstaan, maar er komt steeds door vereniging de ene klasse uit een andere voort; met meer volkomen instrumenten zou je in de bouw van een hogere klasse duidelijk talloze vormen van een lagere klasse ontdekken. Want er zijn twee manieren van voortbrenging, namelijk die met zijnsgelijken en die met een hogere klasse. Dit gaat als volgt in zijn werk:
[16] Een hogere diersoort verslindt een onnoemelijk aantal uit een lagere klasse: daardoor wordt uit de substantie van de lagere soort en door de individuele aard van de hogere soort een aan de laatste gelijke klasse voortgebracht. Wat betreft de vele daardoor vrijgekomen geestelijke krachten in zulk een hogere soort, deze vormen, zich weer verenigend, steeds weer een nog hogere klasse, welke handeling echter voor het stoffelijk oog nooit zichtbaar kan worden, omdat zij geestelijk is.
[17] Zo gaat het trapsgewijs steeds omhoog, totdat weer duizend soorten doorlopen zijn. Dan komt er weer een indrukwekkend proces dat zichtbaar is en da t zich aankondigt door stormen en hevige bewegingen in het water, waarbij zulke geesten machtig worden en hun tegenwoordigheid door de wind laten voelen. Daar heeft dan een deling plaats. Enkele verenigen zich tot allerlei aardwormen en andere tot wonnen in het water. En de verdere verwekking gebeurt dan doormiddel van zichtbare grotere hulzen, die jullie 'eitjes' noemen en waaruit dan weer dezelfde soort voortkomt, om daarna weer veelvuldige lagere klassen op te nemen.
[18] Na zulke wormen komen dan de schaaldieren en wel het eerst de slakken en mosselen die bijna tegelijkertijd verschijnen, met dit verschil dat het ene in zekere zin mannelijke deel van de wormen slakken wordt, en het vrouwelijke deel mosselen. Deze diersoort heeft dan weer tot aan de schildpad een eveneens duizendvoudige progressie. We zullen deze ordening niet verder volgen, maar willen nu bij de zgn. parelmossel blijven stilstaan. Deze staat in de voornoemde rij op de negenhonderdnegentigste trap van ontwikkeling en is ontstaan uit de vereniging van de parelmoermossel met de parelmoerslak. Hier verenigt zich namelijk een tweevoudig leven, een mannelijk en een vrouwelijk. Het vrouwelijke leven sluit zich op in een uiterlijk ruwe, maar inwendig gladde metaalachtig glanzende dubbele huls. Daarin vegeteert het uitstekend, voedt zich met wormen en gebruikt de uitgezogen larve voor de opbouw van haar huis.
[19] Ziet een parelslak zo'n vrouwelijke mossel, dan gaat hij op haar rimpelige schaal zitten en boort in de dunnere delen gaten. Merkt de mossel deze op liefde gelijkende bezigheid, dan begint ze de delen van haar voedsel die niet geschikt zij n voor vertering af te zet ten op die plaats waar geboord wordt om deze dicht te stoppen. De slak op zijn beurt verhindert dat zoveel mogelijk en zet door deze openingen zij n eigen afval hierin af, waardoor zich binnen de opening langzamerhand een soort kogel vormt, waaraan nog allerlei indrukken van strijd te zien zijn. Deze strijd duurt vaakjarenlang. Dan verlaat de slak zij n plaats en gaat naar de mond van de mossel. Hier steekt hij met zijn karakteristieke stekel door het vlees van de mossel. Daardoor opent hij de deur voor het leven van de mossel, waarop hij zijn eigen huis verlaat, zichzelf met dat leven verenigt en zich dan in een hogere slakkensoort manifesteert als de zogenaamde nautilusslak, wiens mooie huis een zichtbaar teken van haar hoger leven is.
[20] Dit is de natuurgetrouwe geschiedenis van de vorming van de parelmossel en kan als een zinrijk voorbeeld dienen hoe doorvolharding en uithoudingsvermogen in het goede, een mooi en verheven leven opgroeit door de vereniging van het goede en ware uit Mij en dat sterk en moedig zelfs de storm der tij den voor zij n welzij n aan wendt.
[21] Daarom moet ook de mens de stekel van de deemoed in zijn innerlijk graven en daardoor voor zijn geest de deur van het leven in zichzelf openen. En evenals de kostbare parelen als teken van het edele streven in de dode mossel achterblijven, zo zullen de daden van de mensen voor het nageslacht bewaard blijven, als ze zijn voortgekomen uit Mijn liefde en waarheid.
[22] Dit is een klein evangelie, dat de parelmossel verkondigt. En zo ligt in elk natuurlijk ding een spoor verborgen, dat overeenkomt met Mijn liefde en wijsheid.
«« 2 / 39 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.