Hoe Lucifer, de schoonste Engel in de Hemel, de vreselijkste duivel geworden is.

Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang

«« 14 / 27 »»
[1] Ziehier koning Lucifer; men zal u de Hemelse kroon ontnemen; gij kunt niet meer in de Hemel regeren. Sta nu nog een wijle stil; wij willen u aanzien, zoals ge vroeger waart. Welke een schone bruid zijt ge. Och, kon ge slechts het vuil van u werpen, zo, dat ge weder rein zoudt zijn. Wij willen uw tucht en deugd beschrijven. Welaan, gij filosofen en gij, die oordeelt, dat koning Lucifer de gerechtigheid liefheeft, treedt nu toe en kiest zijn partij, nu hij nog de kroon draagt. Want wij willen hier over hen recht spreken. Hij zal uw koning zijn, zo gij het recht kunt handhaven; zo niet, zo zal hij in de hel gestoten worden en een ander zal uw koninklijke kroon dragen, een, die beter regeert, dan gij. Toen nu Lucifer zo droevig gevallen was, waren al zijn Oergeesten tegen God gekeerd, want zij allen arbeiden anders dan God en er ontstond eeuwige vijandschap tussen God en Lucifer. Nu zou iemand kunnen vragen: Hoe lang heeft Lucifer in Gods Licht gewoond?
[2] Toen Lucifer geformeerd werd, werd op dat zelfde ogenblik ook in hem het licht ontstoken. Want zodra zijn Oergeesten, bij de opbouw van zijn lichaam, begonnen te arbeiden, zoals hun natuurrecht was, tezelfdertijd ging het licht des levens in zijn hart, te midden van het zoete bronwater op. Toen het lichaam opgebouwd was, voer de geest in het hart, door de mond in het hart van God. Hij was een buitengewoon vorst en koning, en Gode zeer welgevallig en hij werd met grote vreugde ontvangen. Evenzo voer ook de geest van het hart uit in alle bronaderen des lichaams en ontstak alle geesten. Het koninklijke lichaam werd ogenblikkelijk verheerlijkt en stond als een koning Gods in grote klaarheid, die heerlijker was dan het heir des Hemels.
[3] In dit heldere licht werden nu tegelijkertijd de zeven Oergeesten ontstoken, het is ermee, als een vuur, dat men ontsteekt. Zij triomfeerden, vol trots en vreugde en verhieven zich belangrijk. Zo zij echter op de plaats, die hen was gegeven, gebleven waren, en hadden gearbeid, zoals zij hadden moeten doen, van eeuwigheid af, zo zou het licht hen niet geschaad hebben, want zij waren geen nieuwe geesten, uit iets anders geschapen, maar het waren de oude geesten die geen begin gehad hadden; die eeuwig in God geweest waren. Ook toen God het lichaam schiep, zo doodde hij niet van te voren de Oergeesten, maar hij formeerde het lichaam van koning Lucifer uit het beste, wat in hem was, uit de kern. Anders, wanneer de eigenschappen gedood zouden zijn geworden, zo zouden zij behoefte gehad hebben aan een nieuw leven en zouden er aan twijfelen, of de Engel eeuwig zou kunnen bestaan. God schiep daarom Engelen uit zich zelf, opdat zij vaster en krachtiger zouden zijn be­lichaamd dan de ideeën, figuren, die door de werkingen der goddelijke geesten in de natuur ontstonden, en die daardoor ook weer te niet gingen. Opdat der Engelen licht helderder zou schijnen en de klank het geluid, dat van hen uitging, schoner en helderder zou klinken, opdat het goddelijke vreugdenrijk groter en heerlijker zou worden. Dit is de reden, waarom God Engelen heeft geschapen. Dat er echter gezegd wordt, dat de Engel een nieuw licht zou hebben voortgebracht, of een nieuwe geest, is zó te verstaan: Toen de Oergeesten vaster en krachtiger belichaamd waren, scheen het licht helderder in en uit het lichaam, dan voor die tijd in den Salniter. Want in het lichaam werd een helderder licht ontstoken dan voorheen, toen de Salniter dun was. Daarom werden ook de Oergeesten trots en meenden, dat zij een veel schoner licht bezaten (of zoon), dan de Zoon Gods was. Daarom ook verhieven zij zich en wilden niet meer zijn in God, hunne Vader, zij verachtten de geboorte van den Zoon van God en meenden, dat zij zich wel konden tonen als de schoonste bruid des Hemels. Zij wisten wel, dat zij slechts een deel van God waren en niet God zelf. Ook wisten ze, hoever hun macht zich uitstrekte, maar zij wilden zich daarmee niet ver­genoegen; zij wilden méér zijn dan God en heersen over de Godheid en alle koninkrijken. Hij, Lucifer, wilde de Heer zijn, en geen ander zou nevens hem mogen regeren.
[4] Dit is nu de oorsprong van de hovaardij, der nijd, der begeerte en des toorns. Want in de boze werkingen brandde de toorn vurig en was daarbij bitter als gal. Van buiten uit werden zij in die richting voortgestuwd; de zeven Oergeesten verenigden zich ten einde samen te trachten zich boven God te plaatsen. Toen zij dit echter, op de hun gestelde plaatsen, niet konden bewerken, zo veinsden zij, tegenover elkander: De wrange eigenschap was de eerste moordenaar en veinzer, want, toen hij zag, dat zij zulk een schoon licht voortbracht, zo voegde zij zich nog meer tezamen, dan God haar gedaan had, en meende, dat zij veel verschrikkelijker zou zijn en regeren als een strenge heer. Zij heeft dan ook datgene veroorzaakt, waardoor de aarde en de stenen ontstaan zijn, hetgeen ik bij de behandeling van de schepping der wereld wil beschrijven. De bittere eigenschap was de tweede moordenaar; toen zij zich liet gelden, zo stortte zij zich vol geweld in de zure, wrange eigenschap alsof zij het lichaam uiteen wilde doen springen. De zure eigenschap echter liet dit toe, al had zij de bittere geest wel gevangen kunnen nemen en in het zoete water kunnen dompelen, tot zijn hoogmoed vergaan was. Maar zij wilde wel zulk een broeder hebben, want dat was haar tot nut, aangezien de geest der bitterheid door haar tot aanzijn is gekomen. De hitte is de derde moordgeest. Deze heeft haar moeder, het zoete water, vermoord, maar de geest der zuurheid, der wrangheid is daarvan de oorzaak, want hij heeft met zijn samentrekking en verharding, niet de bittere eigenschap, het vuur ontstoken. Het vuur is het zwaard van de zure en van de bittere hoedanigheid. Dewijl echter het vuur in het zoete water opgaat, zo zou het de wrange eigenschap in 't water kunnen tegenhouden, maar het werd ook een huichelaar en veinzer en hielp het zoete water vermoorden.
[5] De vierde moordenaar is de toon, want hij klinkt in het vuur, in het zoete water en stijgt op in het lichaam. Hij huichelde ook met de bittere eigenschap en gedroeg zich als een donderslag, alsof hij, op deze wijze zijn goddelijkheid zou kunnen bewijzen; en het vuur gedroeg zich als de bliksem; zij meenden dat zij groter waren dan God. En zó lang gingen zij hiermee voort, totdat zij hun moeder, het zoete water ver­moorden; toen werd het gehele lichaam als een dal der duisternis; en werd tot een duivelslichaam. Een zwarte, duistere duivel. Het woord “teu” ontleent zijn oorsprong aan het harde kloppen of klinken, en het woord “fel” komt van ,,val”.
[6] Zo heet dan nu Lucifer “Teufel” = duivel, en niet meer Cherubijn of Serafijn.
[7] Nu zou men kunnen vragen: Had God dan niet, de hovaardigheid van Lucifer kunnen weren, zodat hij afstand deed van zijn hoogmoed? Dat is een moeilijke vraag, die alle degenen, die het voor de duivel opnemen, aanwenden zullen. Maar zij zijn allen voor des bozen rechtbank ge­nodigd; zij mogen toezien, dat zij zich voor hun Heer verantwoorden, of het recht zal laten gelden en hij zal zijn kroon verliezen.
[8] De wonderlijke openbaring.
[9] Ziet, koning Lucifer is het hoofd geweest in zijn ganse gebied en een geweldig koning, en hij werd geschapen uit de kern van zijn gebied en hij heeft, doordat hij zich wilde verheffen, zijn gehele koninkrijk willen aansteken, zodat alles zou branden, zodat het brandt in zijn wezen. Of nu de Godheid hem al tot boete heeft gemaand en hem heeft willen verlichten en zachtmoedig jegens hem heeft willen handelen, zo kon dit alles niet verhinderen, dat bij Lucifer geen andere wil aanwezig was, dan de wil, om over den Zoon van God te heersen en zijn gehele konink­rijk aan te steken, en hij wilde op deze wijze zelf God zijn en meer dan alle heirscharen der Engelen. Toen het Goddelijk Hart vol liefde en zachtmoedigheid tegen Lucifer toornde, zo had hij hiervoor niets anders dan verachting en hij meende, dat hij véél beter was en hij toornde wederom met vuur en koude, in harde donderslagen tegen den Zoon van God en meende, dat deze hem onderdanig moest zijn. Hij wilde heer zijn, en hij verachtte het licht van den Zoon van God. Zegt nu: hoe is het mogelijk, dat hij zoveel macht gehad heeft? Ja, hij heeft die macht gehad, want hij is een deel van God geweest en wel uit Gods kern; hij heeft ook geworsteld met de grootvorst Michaël, om hem te verderven, maar deze heeft hem overwonnen, dewijl de kracht van God, die aanwezig was in Lucifer's rijk tegen Lucifer zelf meege­streden heeft, totdat hij eindelik van zijn koninklijke troon als een overwonnene, verstoten is. Openbaring 12.
[10] Nu kunt ge zeggen: Had God dan niet zijn hart kunnen verlichten zodat hij boete deed. Maar hij wilde niet verlicht worden, want hij verachtte het licht van Gods Zoon en hij verhief zich meer en meer, tot het water des eeuwigen levens, dat in hem was, in het licht der majesteit geboren, geheel verdroogde en zijn licht werd uitgeblust. Toen was het gedaan.
[11] Van de val van al de Engelen van Lucifer.
[12] Nu zou iemand kunnen vragen: Hoe komt het nu, dat al zijn Engelen deelden in de val van Lucifer?
[13] Zoals de koning het gebood, zo deden zijn onderdanen. Toen hij zich verhief en God wilde zijn, zo zagen zijne Engelen dit aan en zij allen deden, zoals hun koning deed. Zij allen deden, als wilden zij de God­heid bestormen. Want allen waren zij hem onderdanig en hij heerste over al zijn Engelen, want hij was geschapen uit de kern van de Salniter, waaruit ook zijne Engelen geformeerd waren. Daarom ook wilden zij allen de voorrang hebben en met hunne Heer regeren in het ganse ge­bied, over alle goddelijke krachten; dit lieten zij zich niet ontnemen. Nu zou men kunnen vragen: Heeft God dit dan voor de schepping der Engelen niet geweten?
[14] Neen, want wanneer God dit zou hebben geweten, vóór de schepping der Engelen, zo zou dit een vooropgezet plan zijn geweest en zou er geen sprake zijn van vijandschap jegens God, want God zou hem dan, van de aanvang af, als duivel geschapen hebben. God heeft hem echter ge­schapen als een vorst des lichts, en daar hij ongehoorzaam werd en zich bóven God wilde verheffen, zo stootte God hem van zijn troon en schiep midden in onze tijd een nieuwe koning uit dezelfde Godheid, waaruit ook Lucifer geschapen was, en zette hem op de koninklijke troon van Lucifer en gaf hem macht en gezag, zoals Lucifer die bezat, vóór zijn val en deze koning heet Jezus Christus en is de Zoon van God en de Zoon des mensen, hetgeen ik ter plaatse klaar en duidelijk wil bewijzen.
[15] God is een God van liefde. God weet niet van het boze; God wil niet het boze en in Zijn liefde, hetgeen het enige is in God, openbaart zich niet het boze. Wanneer dat niet zo zou zijn, zo zou de liefde niet zacht­moedig en deemoedig wezen.
[16] Toch heet God ook een verterend vuur. Maar dit is magisch te verstaan. De wetenschap van het boze vindt haar oorsprong in. de duivel; daaruit is ook de val ontstaan. Maar de wetenschap van het vreugdenrijk vindt haar oorsprong in de liefde van God, want een bepaalde kennis veroor­zaakt een soortgelijke kennis. Wanneer ik dus zeg: De liefde Gods heeft het boze gewild, zo weerspreek ik de Schrift. Want Gods liefde wil slechts datgene, dat door haar wordt aangetrokken en niets meer. Zo is in de schepping het boze en het goede ontstaan en ik vermaan de lezer, de diepe zin van dit alles recht te verstaan en niet te dwalen, maar onze oudere geschriften ook te lezen, alwaar dit voldoende wordt toe­gelicht.
[17] Over de grote zonde en de afkeer en eeuwige vijandschap van Koning Lucifer met zijn heerscharen jegens God.
[18] Wat de verborgen zonde is, is van voor de grondlegging der wereld ver­borgen gebleven en in geen mensenhart geheel geopenbaard. Ik zelf verwonder mij er zéér over, nog meer dan de lezer zich er over ver­wonderen zal, dat het mij geopenbaard is. Ik schrijf dit niet tot eigen roem, want mijn roem is mijn hoop op het toekomende; ik ben even zo goed een arme zondaar als alle andere mensen, maar ik verwonder mij er over, dat God zich in zulk een eenvoudig man als ik ben, zo geheel en al wil openbaren en hem er daarna nog toe dringt, dit alles neer te schrijven, wijl er toch veel betere schrijvers zijn dan ik, die slechts door de wereld bespot wordt. Maar ik kan en wil God niet weerstaan. Ik ben nu zo hoog gestegen en mag niet meer omzien, anders zou het mij duizelen. Het is de lust mijns harten de ladder, die ik bestegen heb, tot het einde toe te gaan. Bij het opstijgen, wordt het mij niet bang te moede, slechts bij het terugblikken duizelt het mij en wanneer ik zou willen omkeren vrees ik voor vallen. Daarom verlaat ik mij op den sterken God en ik wil het met Hem wagen. Ik wil zien, wat hieruit worden zal. Ik heb slechts één lichaam, hetwelk bovendien sterfelijk is en licht te ver­storen. Ik wil dat lichaam echter gaarne ervoor geven, dat ik in het licht en de kennis blijve. Dit is mij voor nu en later genoeg. Ook zal ik niet vertoornd zijn jegens God, dewijl ik wellicht terwille van Zijne Naam smaad zal moeten lijden. Hieraan heb ik mij gewend. Ik wil met de profeet David zingen: Bezwijkt mijn vlees en mijn bloed, zo is God de rotssteen mijns harten en mijn deel in eeuwigheid (Psalm 73 : 26). De zonde heeft zeven aanzichten; daaronder zijn vier oerbronnen en het achtste aanzicht is het huis des doods. De zeven vormen of gestalten zijn de zeven Oergeesten van het lichaam; wanneer zij aangestoken zijn, zo spreidt een ieder van hen een buitengewone vijandschap jegens God ten toon. Uit deze zeven komen nu vier anderen naar voren en deze vormen den nieuwen God, die gekeerd is tegen den ouden God, evenals twee verklaarde vijandelijke legers, die elkander eeuwige vijandschap gezworen hebben.
[19] De eerste zoon is de hovaardij; de tweede zoon is de gierigheid; de derde zoon is de nijd; de vierde zoon is de toorn. Dit willen we nu beschouwen van uit zijn oorsprong en hoe het vijand­schap jegens God is, ge zult zien, wat het begin en de wortel der zonde is en waarom zij door God niet kan worden geduld. Welaan, gij filosofen en juristen, gij, die wilt bewijzen, dat God het boze en het goede geschapen heeft en wil handhaven; gij die beweert, dat het een vooropgestelde bedoeling van God is geweest, dat de duivel gevallen is en dat vele mensen verloren zullen gaan. Gij die zegt, dat God alles wel had kunnen veranderen, wanneer hij dat had gewild. Hier wordt gij door de geest van ons koninkrijk, tezamen met uw vorst Lucifer, die gij verdedigt, ten derde mate voor het gerecht genood; geef thans antwoord! Want hier, te midden van deze zeven Oergeesten en de vier nieuwe zonen in het huis des Hemelse Vaders zal het recht worden volvoerd. Als gij bewijzen kunt, dat de zeven geesten van Lucifer, de vier nieuwe zonen uit recht en billijkheid hebben doen geboren worden en dat zij dan ook de Hemel en al het goddelijke rechtvaardig regeren, zo zal koning Lucifer wederom op zijn troon geplaatst worden en zijn koninkrijk zal hem weer geworden. Wanneer gij dit niet bewijzen kunt, zo zal aan hem een ruimte tot zijn eeuwigdurende gevangenis worden gegeven; aldaar zal hij met zijn zonen, voor altijd gevangen zijn en gij moet toezien, dat ook over u niet het oordeel worde uitgesproken. Wanneer ge dan de duivel verdedigen wilt: waarmede zal hij u belonen? Hij heeft niets dan helse gruwelen tot zijn beschikking.
[20] Over de eerste gestalten of vormen.
[21] De eerste geest is de wrange, zure kwaliteit; deze wordt gebruikt voor de vorming. Alhoewel zij iets te scherp is, zo wordt dit gematigd door het zoete water, zodat zij zeer zacht, lieflijk en vreugdevol is. Zij ont­leent aan de andere Oergeesten haar liefde. Zij bemint haar kinderen zeer; alle zes andere Oergeesten zijn haar kinderen. De geesten hadden het inzicht, de wetenschap en eeuwige wet Gods in zich en wisten, wat uit de godheid voortkwam. Zo ook wisten zij, dat het Hart van God het eerste in de gehele Godheid was; ook wisten zij dat zij niets meer be­zaten om mee te doen of te laten, dan hun eigen lichaam, want zij zagen wel, dat de Godheid zich openbaarde buiten hun lichaam, zoals de God­heid van eeuwigheid af gedaan had. Zij wisten ook wel, dat zij niet alles in alles waren; wel moesten zij de vreugde vermeerderen en vriendelijk verkeren met de eigenschappen buiten hun lichaam. Zij hadden ook alle macht, met de gewassen, figuren en gestalten te doen, hetgeen zij wilden; het was alles een hartelijk spel van liefde in God. Zij zouden God, hunne Schepper niet hebben kunnen ontstemmen, al hadden zij alle Hemelse gestalten en gewassen te niet gedaan. Hij zou steeds weder nieuwe hebben doen groeien, want alles was slechts een goddelijk spel. Daartoe waren zij ook geschapen, dat zij met de gewassen en de ge­stalten en figuren spelen zouden en ze gebruiken, al naar hun welgevallen. Zo zijn van eeuwigheid af, de vormen gemaakt, zij zijn door de Oergeesten veranderd en vervormd en weer vergaan. Dit is het eeuwige spel Gods geweest van de tijd van de schepping der Engelen af.
[22] Hiervan hebt ge een goed voorbeeld, als ge het slechts zien wilt en er niet blind voor zijt. Aanzie de dieren, vogels en alle gewas dezer wereld. Dit alles was tevoren geschapen, vóórdat de mens geschapen werd. Deze is degene, die God schiep, in plaats van de verstoten Lucifer.
[23] Wat deed nu echter de wrange kwaliteit in Lucifer?
[24] Toen God haar had voortgebracht, merkte zij, dat zij machtig en ge­weldig, en zij zag, dat zij schoner was, wanneer de gestalten buiten haar waren. Daarom werd zij hoogmoedig en verhief zich en wilde strenger zijn dan de Salniter buiten haar lichaam. Dewijl zij dit echter niet alleen kon doen, zo huichelde zij met de andere geesten, zodat zij haar volg­den en allen deden als zij, een ieder in zijn eigen kwaliteit. Toen zij zich nu op deze wijze verenigden, brachten zij ook een dergelijke geest voort, die de mond, de ogen, de oren en de neus verliet en die in aanraking kwam met de Salniter buiten het lichaam. Want dit was de bedoeling van de wrange kwaliteit, dat zij, wijl zij zo heerlik als de kern uit het ganse koninkrijk belichaamd was geworden, ook door haar geest, buiten haar lichaam in de Salniter Gods met haar scherpte machtig zou kunnen regeren en alles moest in haar macht staan. Zij wilde alles door haar geest, die zij voortbracht, vormen en verbeelden evenals de Godheid; zij wilde de eerste zijn in het wezen God; dat was haar plan.
[25] Wijl zij dit echter op de plaats, die haar toekwam, niet kon bereiken, zo verhief zij zich en ontstak zichzelf; daarmee ontstak zij ook hare geest, die als een boze geest de mond, de oren, de ogen en de neus uit­ging en strijd voerde tegen de Salniter en deze aanstak en alles met geweld deed samentrekken. De wrange bron ontstak de wrange kwaliteit en heerste met geweld in de Salniter. Dit nu wilde de zure eigenschap van de Salniter niet toestaan; deze voerde strijd met het zoete water tegen deze geest; het baatte echter niet; de strijd werd hoe langer hoe heviger, totdat de wrange eigenschap van de Salniter werd ontstoken. Toen dit nu geschiedde, werd de storm zo machtig, dat de wrange kwaliteit de Salniter tezamen trok, zodat daar­uit harde stenen ontstonden; daardoor ontstonden stenen in deze wereld. Ook het water in de Salniter werd samengetrokken, zodat het zeer dik werd, hetgeen op het ogenblik het geval is. Toen de wrange of zure eigenschap echter ontstoken was, zoals Lucifer, werd zij ook koud, dewijl de koude haar wezen is; daarom ontsteekt zij thans met haar koude vuur in de Salniter alles. Daardoor is het water zo koud, dik en donker geworden in deze wereld, en daardoor is alles zo hard en onbegrijpelijk geworden, hetgeen niet zo was vóór de tijd der Engelen.
[26] Dit nu was, wat de Goddelijke Salniter zeer tegenstond. Strijd en eeuwige vijandschap was er. Ge zult zeggen: God zou in staat zijn ge­weest hieraan weerstand te bieden, zodat het niet zo had behoeven te komen.
[27] Ja, gij blinde mens; er stond niet een mens of een dier voor God, doch een God stond tegenover een God, een sterke tegenover een sterke. Hoe zou God hem weerstand kunnen bieden! Met liefde bereikte Hij hem niet; Lucifer verachtte deze en wilde zelf God zijn. Zou God hem dan met toorn tegemoet treden, hetgeen toch eindelik zou moeten geschieden. Dan zou God ontstoken moeten worden door de Salniter, waarin Lucifer woonde en hem volijverig bestrijden. Door deze strijd nu is dit koninkrijk zo duister, woest en boos geworden, zodat na deze schepping een andere schepping zal moeten plaats vinden.
[28] Gij filosofen en juristen van vorst Lucifer: oordeelt, of de wrange geest in Lucifer goed gehandeld heeft of niet. Bewijs het in de natuur; ik wil niet afgaan op uw langdradige en uitvoerige geschriften, maar het bewijs moet geleverd worden door levende getuigen. Ik schets u de volgende levende getuigen: de geschapen Hemel, de sterren, de elementen, de aarde, de stenen, de mensen en eindelik uw duistere, koude, harde, rauwe, boze vorst Lucifer zelf; dit alles is doordat hij zich heeft verheven, zo ge­worden. Tekent tegen deze geest protest aan. Wanneer ge dit niet doet, zo zal hij verdoemd worden. Want dit is het recht Gods, dat het kind, dat aan de moeder zijn ontstaan te danken heeft, zich voor haar zal ver­ootmoedigen en haar gehoorzaam zal zijn. Heeft het niet zijn leven en zijn lichaam van de moeder ontvangen. Zo is ook het huis der moeder, omdat de moeder leeft, niet het eigendom van het kind; zij houdt het kind slechts uit liefde bij zich en voedt het; kleedt het met de schoonste klederen, die zij heeft en geeft ze aan het kind tot een eigendom, opdat zij te meerder vreugde aan het kind zal hebben en met het kind tezamen vreugde mag beleven. Wanneer echter het kind zich tegen de moeder verzet en alles van de moeder rooft en over haar heerst, haar daarbij nog slaat en haar dwingt anders te handelen, dan recht en billijkheid toelaten, zo is het rechtvaardig, dat het kind uit het huis verdreven wordt en zijn kinderlik erfdeel verliest.
[29] Evenzo is het met God en zijn kind Lucifer gegaan. De Vader heeft ook hem het schoonste gewaad om de leden gehangen in de hoop, welge­vallen van hem te hebben; toen echter het kind de versieringen ontving, verachtte het den Vader en wilde heersen over den Vader en zijns Vaders huis verstoren. Daarenboven sloeg hij den Vader en wilde zich niet laten gezeggen en niet van den Vader leren.
[30] Over de andere gestalten of de geest van de zonde-oorsprong in Lucifer.
[31] De andere geest is het water. Zoals nu de wrange, zure kwaliteit de Vader is der zes andere geesten, en hen bijeenhoudt en in stand houdt, zo is het zoete water de moeder, waarin alle geesten ontvangen en ge­boren worden. Zij maakt hen zacht en drenkt ze. Door haar ontvangen zij hun leven en het licht van het vreugderijk gaat in haar op. Koning Lucifer heeft het zoete water ook onder zijn heerschappij gehad en wel de kern en het allerbeste ervan. Want God heeft zijn zoon het schoonste sieraad omgehangen, in de hoop, veel vreugde van hem te beleven. Wat doet nu de zure, wrange eigenschap met haar moeder het zoete water? Zij huichelde met de bittere eigenschap en niet de hitte, opdat zij zich zouden verheffen en aangestoken zouden worden; zij wilden de moeder vermoorden en omvormen tot een zure eigenschap; daardoor wilden zij met hun geest over de Godheid heersen; alles moest voor hen bukken en zij wilden alles met hun scherpte vormen. Hierna deden zij het zoete water verdrogen in het lichaam van Lucifer en de hitte ontstak het en de .wrangheid deed het verdrogen; toen werd het geheel zuur en scherp. Toen nu op deze wijze de geest Lucifer werd geboren, zo was het leven des geestes hetwelk in het water opgaat, evenals ook het licht, geheel zuur en scherp. Deze geest der zuurheid nu raasde uit alle macht tegen het zoete water, buiten het lichaam, in de Salniter Gods en dacht, dat hij de eerste moest zijn en uit eigen kracht alles moest formeren. Dit was de tweede vijandschap jegens God: hierdoor ontstond de zuur­heid in deze wereld; zij is er niet altijd geweest. Een goed voorbeeld hiervan is het volgende:
[32] Wanneer gij iets zoets in de warmte plaatst, en het laat staan, zo wordt het zuur, hetgeen ook water, bier of wijn in een vat doet. Van de andere eigenschappen verandert er geen, dan alleen dat ze een onaangename reuk krijgen, hetgeen zijn oorzaak vindt in de eigenschap van het water. Nu zult ge zeggen: Waarom heeft God den bozen Geest van Lucifer, die uit het lichaam van Lucifer is uitgegaan, in zich toegelaten? Hij had hem toch kunnen weren.
[33] Ge dient te weten, dat er tussen God en Lucifer geen ander onderscheid is geweest, als dat hetwelk er is tussen de ouders en hun kinderen. Want zoals de ouders het kind uit hun eigen lichaam voortbrengen, naar hun gelijkenis en het in hun huis als een natuurlijke lichamelijke erfenis laten wonen en het verzorgen, zo nabij is ook het lichaam van Lucifer aan God. Want God heeft hem uit Zijn Wezen voortgebracht; daarom heeft Hij hem ook tot een erfgenaam zijner goederen gemaakt en heng de ge­hele ruimte, waarbinnen hij werd geschapen, tot een bezit gegeven. Nu moet ge weten, waarmede Lucifer tegen God gestreden en God ver­toornd heeft: met zijn lichaam heeft hij het niet kunnen doen, want zijn lichaam strekte zich niet verder uit dan de plaats die hem toebehoorde. Het is iets anders. De geest, welke in het midden, in het hart van alle zeven Oergeesten geboren werd, is ook (omdat hij nog in het lichaam is, wanneer hij geboren is) als één met God. Er is geen onderscheid. Er is geen onderscheid tussen beiden. Wanneer dezelfde geest, welke in het lichaam geboren wordt, door de ogen iets aanschouwt, of door de oren iets hoort, of door de neus ruikt, zo leeft hij daarin en hij werkt temidden daarvan als in zijn eigendom. En wanneer het hem behaagt, zo eet hij daarvan en wordt er door aangestoken, hij voert een strijd mee, veroorzaakt een matiging; laat iets bepaalds zijn zo groot en zo wijd het maar wil: zo ver als zijn oorspronkelijk koninkrijk in God reikt, zo ver kan de geest regeren en hij wordt door niets tegengehouden. Want er is in deze geen onderscheid tussen God den Heiligen Geest en de Geest des lichaams. Slechts dit, dat de Heilige Geest van God de ganse volheid is en een andere geest slechts een gedeelte, en waar hij komt, daar heerst hij tezamen met God. Want hij is uit God en in God en kan niet tegen­gehouden worden, dan alleen door de zeven natuurgeesten des lichaams, die den Geest voortbrengen; zij hebben de teugels in handen. Gods Geest heeft in zich alle bronnen, maar er zijn drie grondprincipes. De ene bron (1e principe) is in het vuur, de tweede in het licht en de derde is in de geest dezer wereld, in de lucht en de sterren. Als de wrange kwaliteit, als de Vader, het Woord of den Zoon of Geest formeert, zo staat hij in het midden van het Hart en wordt door de andere geesten beproefd, of hij goed is. Wanneer hij nu aan het vuur welge­vallig is, zo laat het vuur de straal (de bliksem, waarin de geest der bitterheid woont), door het zoete water heen gaan; aldaar ontvangt het de liefde en vaart met hem in de wrange kwaliteit. Wanneer deze in de wrange, zure kwaliteit woning hebben gemaakt, met de nieuwgeboren geest of de Wil, zo verheugt zich de wrange kwaliteit van den nieuwen jongen Zoon en verheft zich. Daar wordt hij gegrepen door de toon, het geluid en dat gaat van zijn mond uit, ook de ogen, de oren en de neus doen datgene, wat door de raad der zeven geesten besloten is. Deze raad kan de geest veranderen, zoals hij wil. Daarom is de oor­sprong van alles het hart; de raad der zeven geesten, zoals zij den Geest voortbrengen, zo is hij ook.
[34] Op een dergelijke wijze nu heeft Lucifer de Godheid tot toorn verwekt (d. i. de eeuwige natuur is ontstoken naar het 1e principe), dewijl hij met al zijn Engelen als een boosaardige duivel tegen God strijd heeft gevoerd, met de bedoeling het gehele gebied onder zijn heerschappij te brengen en onder het bevel van de hem toebehorende geesten, opdat deze alles zouden kunnen formeren. Het gehele gebied zou zich, zo wilde hij het, moeten buigen en zijn geesten zouden het moeten regeren en formeren.
[35] En zoals dit in de Engelen plaats vond, zo kan het ook plaats vinden bij mensen. Daarom: bezint u, gij hovaardige, gij gierige, nijdige, toor­nige, lasterlijke, ontuchtige, diefachtige en woekerzuchtige mensen, welk een Zoon of Geest gij naar God uitzendt. (De ziel is oorspronkelijk door het woord: “er zij” (fiat) in de eeuwige natuur te voorschijn geroepen, welke is Gods natuur naar het eerste principe en de eeuwige oertoestand der natuur. En wanneer zij in de oertoestand ontstoken wordt, zo ont­steekt zij daarmee de toorn Gods in de eeuwige natuur.) Ge zegt: wij zenden onze geest niet uit naar God, maar naar onze mede­mensen en hun arbeid, zoals het ons behaagt. Welaan: toon mij één plaats, waar ge uw verlangende geest heen zendt, hetzij dat ge hem zendt naar een mens, een dier, klederen, akkers, geld, of wat ge maar noemen wilt, toon mij één plaats, waar God niet is. Uit Hem is alles en Hij is in allen en Hij is zelf Alles en behoudt en draagt alles. Hij is echter in vele dingen met zijn toorn aanwezig, dewijl vele dingen hard en boos zijn en niet aan de Godheid gelijk. Ja, mensenkind, het is alles waar. In goud, zilver, stenen, akkers, klederen, mensen en dieren is de toorn Gods. Maar weet, dat ook de kern der liefde in alles verborgen is. (God bezit alles, naar de natuur; Hij bezit Zichzelf).
[36] Meent ge, dat ge recht doet, zo ge u in Gods toorn zoudt baden: ziet toe, dat Hij uw lichaam en uw ziel niet ontsteekt en gij eeuwig zoudt moeten branden, gelijk Lucifer. Wanneer echter God aan het einde dezer bedeling het verborgene aan het licht zal brengen, zo zult ge wel zien, waar Gods liefde en Gods toorn woonde. Ziet daarom toe en neem u in acht en wendt uwe ogen af van het kwaad of ge zult u zelf in 't verderf storten. Ik roep Hemel en aarde tot getuige dat ik alhier volbracht heb, hetgeen God mij heeft geopenbaard. Het is Zijn wil. Alzo heeft koning Lucifer in Zijn lichaam het zoete water in scherpte en zuurheid doen veranderen, met de bedoeling hiermee in zijn over­moed de Godheid te regeren. Hij heeft het zo ver gebracht, dat hij in deze wereld met zijn scherpte en wrangheid alle schepselen in het hart aangrijpt, zo ook het loof en het gras en alles wat er is, als een koning en vorst dezer wereld.
[37] Wanneer nu niet de goddelijke liefde in de gehele natuur in deze wereld aanwezig ware, en wij arme mensen en alle schepselen deze in de strijd niet deze liefde gevoelden, zo zouden wij in één ogenblik allen vernietigd worden. Daarom zingen wij zeer terecht: Midden in het leven zijn wij met de dood verbonden; waar zullen wij dan heen vlieden, opdat wij ge­nade zouden ontvangen? Tot u, Heer Jezus Christus alleen. Daar is de Held in de strijd tot Wien wij vluchten moeten, welke is onze Koning Jezus Christus, Hij heeft in zich de liefde des Vaders en strijdt met goddelijke macht en kracht tegen de helse gruwelen. Tot Hem moeten wij vluchten. Hij behoudt voor ons in deze wereld de liefde Gods, anders zou alles verloren gaan. Hoop slechts, wacht en arbeidt. Het duurt nog slechts een korte wijl, tot de satan neergeveld ligt. Gij filosofen en rechtsgeleerden, die van God een duivel maakt, en zegt, dat Hij het kwade wil: geeft hier nogmaals antwoord en zegt of gij het recht aan uw zijde hebt; zo niet, zo zal de geest der zuurheid in Lucifer vervloekt zijn, als een verderver en vijand van God en van Zijn ganse Hemelse heirleger.
«« 14 / 27 »»