Over de derde gestalte der zonde in Lucifer.

Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang

«« 15 / 27 »»
[1] De derde Geest in God is de bittere Geest, welke ontstaat in het licht des levens, want het licht des levens gaat op in 't zoete water, door wrijving van de wrange en de warme eigenschap; het licht blijft in 't zoete water, als het hart heel zacht vertoeven en het licht is sidderend en wordt door vuur en water, schrik en wrange geest bitter, ter oorzake van het water waarin het opstijgt.
[2] Ditzelfde licht of deze zelfde schrik of bittere geest wordt in de zure, wrange kwaliteit gevangen en verheerlijkt in het klare licht in de wrange kwaliteit en zeer vreugdevol; dit nu is de beweeglijkheid of de wortel des levens, die in de zure eigenschap het woord vormt, zodat in het lichaam een gedachte of een wil geboren wordt. Deze zelfde hoog­triomferende en vreugdevolle geest wordt in de goddelijke Salniter zeer loffelijk en gebruikt voor de vorming, want hij woont hoofdzakelijk in de toon, de klank en in de liefde en is het hart van God in de geboorte zeer nabij en daarmee in vreugde verbonden, dewelke ook zelve de bron der vreugden of het opstijgen in het Goddelijk hart is. En hier is geen onderscheid dan slechts hetzelfde verschil, dat er is tussen lichaam en ziel bij de mens.
[3] Het lichaam beduidt: de zeven Oergeesten des Vaders en de ziel beduidt: de eniggeboren Zone Gods des Vaders. De ziel beduidt Gods Hart. Zoals het lichaam de ziel voortbrengt, alzo brengen ook de zeven geesten Gods den Zoon voort; en zoals de ziel iets aparts is, wanneer zij ge­boren is, en toch met het lichaam verbonden is, en zonder dat lichaam niet kan bestaan, zo is ook de Zoon van God, wanneer hij geboren is, een afzonderlik Wezen, terwijl hij toch weer niet bestaan kan zonder den Vader.
[4] Merk nu op: Op een dergelijke wijze nu bestond ook de bittere kwaliteit in Lucifer; en er was geen oorzaak aanwezig, dat Lucifer zich zou ver­heffen; ook geen drift, geen stuw. Hij volgde de trotse hoogmoed der zure, wrange kwaliteit alsof dit de Vader was en meende ook, dat hij over de ganse Godheid moest heersen en terwijl hij zich zondig verhief, ontstak hij zichzelven. Toen hij nu de geest hielp in het lichaam geboren worden, zo werd deze geest in deze gestalte een grimmige, stekende, woedende, verscheurende geest,. met de eigenschappen van het helse vuur; een grimmig en vijandig wezen. Toen nu deze geest in de anima­lische geest uit het hart van Lucifer en van zijne legioenen trachtte in de Godheid zijn wil te doen doordringen, zo was dit niet anders dan een verscheuren, verbreken, steken, moorden en gif-branden. Daarom zegt ook Christus in joh. 8 : 44: De duivel is een mensenmoor­der van den beginne en is in de waarheid niet staande gebleven. Lucifer meende evenwel, dat hij op deze wijze méér dan God was, en dat er niemand zo vol verschrikking zou kunnen heersen en regeren als hij. Alles zou voor hem moeten buigen en met zijn geest wilde hij over de ganse Godheid vol geweld heersen als een koning die macht heeft. Omdat hij de schoonste was, wilde hij ook de machtigste zijn. Hij zag en wist echter wel van het zachte en deemoedige in God Zijn Vader; hij wist óók wel, dat deze zachtmoedigheid van eeuwigheid af geweest was en dat hijzelf ook in goddelijke zachtmoedigheid zou moeten voort­brengen, zoals een geliefde en gehoorzame zoon. Dewijl hij echter nu zo schoon en heerlik geschapen was, als de koning der natuur, zo meende hij daarom tevens, daar hij in God en uit God geformeerd was, dat er niemand was, die over hem zou kunnen zegevieren of die hem zou kunnen veranderen. Hij wilde zelf de Heer zijn en met zijn scherpte in alles heersen en ook wilde hij, dat zijn lichaam de gestaltenis zou zijn, die men zou moeten vereren. Hij wilde zichzelf een nieuw koninkrijk oprichten, want alles zou hem moeten toebehoren. Hij wilde God zijn in plaats van God zelf. Hij werd in zijn hovaardigheid met duisternis en blindheid ge­slagen en maakte zichzelf tot een duivel. Deze moet hij ook zijn en eeuwig blijven. Hij erkende in God slechts de majesteit en niet het Woord. Hij verblindde zichzelf door de wrange duisternis, want hij wilde zich ver­heffen en in het vuur heersen, over het licht en over de zachtmoedigheid. Toen nu deze boze duivelse geesten in de Salniter Gods op roof uit­gingen, zo was daar niets dan een branden, steken, moorden, roven en een afschuw van alles, want het hart van God verlangde liefde en zacht­moedigheid, Lucifer wilde deze liefde en zachtmoedigheid met geweld in woede en boosheid doen verkeren. Daar was niets dan vijandschap en afkeer; hij ontstak met geweld de Salniter Gods, die van eeuwigheid af gerust had in Zijn zachtmoedigheid. Hier is van toepassing, wat geschreven staat in 2 Mozes 20 : 5 en 5 Mozes 5 : 9. God noemt zich een toornig en naijverig God, jegens hen, die Hem haten, d.w.z. jegens hen, die Zijn toorn en gramschap nog meer doen ontbranden met hun duivelse geesten, met vloeken, lasteren en velerlei grimmigheid, die in het harte woont; met hovaardij, gierigheid, nijd en toorn, dit alles, wat in u is, werpt ge op God, d.w.z. dit alles dicht ge toe aan de voortbrengselen der natuur. Daarom moet zij door het vuur op de proef gesteld worden en de geest ook, daar de boosheid in het vuur moet blijven. Wanneer ge uwe ogen opent en het wezen Gods aan­schouwt, zo steekt ge als met doornen in het wezen Gods, en ge ont­steekt de toorn Gods. Als de toon in uwe oren klinkt, en gij hem opvangt uit het wezen Gods, zo is het, alsof ge donderslagen hoorde. Bedenk, wat ge verricht met uw neus en uw mond, wanneer ge spreekt en de rede uit uw mond vloeit, als een zoon van alle zeven geesten, bedenk dan, of 't hiermee niet gesteld is als met Lucifer, die in de Salniter Gods woedde. Hierin is geen onderscheid. Daartegenover staat, dat God óók spreekt: Ik ben een barmhartig God en doe barmhartigheid jegens duizen­den dergenen, die mij liefhebben en mijn geboden onderhouden. 2 Mozes 2O : 6 en 5 Mozes 5 : 1O.
[5] Merk hier op: dat zijn diegenen, die het ontstoken vuur met hun liefde, zachtmoedigheid en volijverige liefdebemoeiingen, met hun gebed uit­doven.
[6] Dat veroorzaakt menigmaal moeite en zorg, want het ontstoken vuur des toorns van God treedt hen menigmaal tegen, zodat zij niet weten, waar zich te bergen; op hen weegt een centenaarslast en het kruis drukt hen zwaar. Maar dit is hun troost en sterkte tegenover de grimmigheid en het aangestoken vuur: Den vromen gaat het licht op in de duisternis, zoals de profeet David zegt in Psalm 112 : 4. Zelfs in deze strijd tegen de Goddelijke toorn en de boosheid des duivels en die van alle goddeloze mensen gaat de vrome het licht in zijn hart op en de liefde Gods omvangt hem, opdat hij onder zijn kruis, niet zal versagen en voortvaart te strijden tegen de toorn en de boosheid.
[7] Wanneer er niet altijd nog vele vrome mensen op aarde waren, die de toorn Gods zouden te niet doen door hun vroomheid, zo zou het helse vuur reeds lang ontstoken zijn, en ge zoudt zien, waar de hel is, waarin ge thans niet gelooft. Maar dit zegt de geest: zodra de boosheid de liefde in deze wereld overwint, zo wordt het vuur ontstoken. Dat de boosheid heden ten dage zoo hevig woedt, behoeft niet bewezen te worden, want het treedt dadelijk aan de dag. Ziet, door Gods wonder­bare liefdedrang wordt nog een tijdlang een vuur ontstoken, dat gericht is tegen die toorn; wanneer dit echter minder wordt, is het einde dezer bedeling nabij.
[8] Of echter Lucifer gelijk heeft, wanneer hij zegt, dat hij de boosheid in de Salniter Gods heeft opgeroepen, waardoor deze wereld zo doornig, rotsachtig, nijdig en vals is, dit moeten de advocaten en vertegenwoor­digers van Lucifer hier maar uitmaken; waar dit niet het geval is, moet deze derde, bittere geest ook buitengeworpen en verdoemd worden.
[9] Over de vierde verschijningsvorm of gestalte in Lucifer.
[10] De vierde geest Gods is de hitte; zij wordt geboren tussen de bittere en de wrange eigenschap en in het zoete water opgevangen; daarbij wordt zij schijnend en lichtend en zij is de ware bronwel des levens. Want in het zoete water wordt zij geheel zacht; daardoor ontstaat de liefde; het is een lieflijk verwarmen en geen brandend vuur. Waar water is, is geen vuur, maar wel een lieflijk verwarmen en een zacht koesteren; wanneer echter het water verdroogt, komt het vuur te voorschijn, hetwelk brandt. Zo dacht ook Heer Lucifer. Zou hij zijn vuur ontsteken, zo zou hij vol ijver, met geweld heersen over de Goddelijke kracht. Hij dacht dat het vuur eeuwig zou branden en licht verspreiden. Hij had niet het plan, het licht uit te doven, maar wilde, dat het in het vuur zou blijven branden. Hij wilde het water doen opdrogen, en zodoende zou het licht in het brandende vuur blijven zweven. Hij wist echter niet, dat, wanneer hij het opgedroogde water zou ontsteken, dat de kern, de olie of het hart van het water ook versteend zou worden en er uit het licht duisternis en uit het water een onwelriekende geur zou te voorschijn komen. Want de olie, of het vet in het water wordt door de zachtmoedigheid en de weldadig­heid geboren en in datzelfde vette bestanddeel juist, wordt het licht schijnende; zo echter dat vet verbrand is, zo ontstaat er in het water een stank en het wordt bovendien geheel donker. Alzo ging het ook met de hovaardigheid van Lucifer. Een korte wijl zegevierde hij in zijn lichtglans; toen echter zijn licht uitdoofde, werd hij een zwarte duivel. Hij meende echter, dat hij eeuwig in het heldere licht van de goddelijke kracht kon heersen, als een verschrikkelijke God en hij worstelde met zijn vuurgeest, met de Salniter Gods, met de bedoeling het gehele gebied van zijn koninkrijk te ontsteken. Inderdaad heeft hij ook wat bereikt, want hij heeft de goddelijke krachten brandend gemaakt, hetgeen bewezen wordt door de zon en de sterren. Zo wordt ook dikwijls het Salnitervuur ontstoken in de elementen, zodat het er uitziet, alsof de ruimte, de diepte brandt, hetgeen ik ter plaatse bespreken wil. Hij trad terug uit de zachtmoedigheid en wilde slechts het vuur doen ontbranden; viel daardoor in de duisternis. De lezer moet het niet zo verstaan, dat de duivel Gods Licht ontstoken heeft, maar hij ontstak de natuurgestalten, waaruit het licht te voorschijn treedt. Want hij heeft het licht niet in zich opgenomen, evenmin als -het vuur het licht in zich opneemt. Hij is in het vuur gegaan en werd in de duisternis uitgedreven en hij heeft, buiten zijn wezen, zijn verschijnings­vorm, noch licht, noch vuur. Lucifer mag niet zeggen, dat God de helse eigenschappen heeft voortgebracht, opdat hij tot boosheid zou vervallen, neen, hij heeft dat zelf gedaan; bovendien heeft hij de godheid beledigd en hij heeft van de krachten Gods helse krachten gemaakt, waarin hij voor eeuwig woning gemaakt heeft. Want toen hij en al zijn Engelen de oergeest van het vuur in zich deden ontbranden, zo brandde het vet in het zoete water en er ontstond een branden, steken, verscheuren en woeden. Daardoor ontstond een angel des doods, want door de hitte werd de bittere kwaliteit zo brandend, stekend en boos, als ware het gehele lichaam louter vuur geworden; temidden van de wrange, zure kwaliteit werd er een strijd gevoerd, alsof men met vurige pijlen het lichaam doorstak. Daarentegen streed het koude vuur van de wrange eigenschap tegen de hitte en tegen het bittere gif, alsof er een oproer plaats vond, en er was in het lichaam van Lucifer niets dan moorden, roven, branden en steken; het was als een verschrikkelijk hels vuur. Deze vuur- en duivelsgeest verhief zich nu ook in het centrum van het hart en wilde door middel van de wil-geest, geboren uit de zeven Oergeesten en het beeld Gods vertegenwoordigend, in de ganse goddelijke kracht heersen en de gehele goddelijke Salniter ontsteken. Hij wilde een nieuwe en geweldige God zijn.
[11] Wanneer ik nu hier over de wil-geest schrijf, zo moet ge ook weten, wie en hoe deze is, anders zult ge tevergeefs hierover leren en het zal u gaan als de wijze heidenen, die opstijgen tot voor Gods aangezicht en dat toch niet zien kunnen.
[12] De zielegeest is veel subtieler en onbegrijpelijker dan het lichaam of de zeven Oergeesten, die het lichaam vormen en bestendigen; want hij gaat uit van de zeven geesten, zoals God de Heilige Geest uitgaat van den Vader en den Zoon. De zeven Oergeesten ontvangen hun lichaam uit de natuur, d.w.z. uit de zevende oergeest in de goddelijke kracht, welke ik in dit boek de Salniter Gods of de “begrijpelijkheid” noem, waarbinnen zich de Hemelse beschrijvingen voltrekken. Dat is een geest, zoals al de zeven geesten, met dit verschil, dat de zes anderen onbegrijpelijk zijn, dewijl de goddelijke kracht juist in die zevende oergeest zich openbaart, hetgeen voor de schepselen verborgen en onbegrijpelijk is. De ziele-geest ontstaat in het hart uit de zeven Oergeesten naar de aard en de wijze, waarop de Zoon Gods geboren wordt en hij behoudt zijn plaats in het hart en vangt van daaruit in de goddelijke kracht zijn werking aan, zoals de Heilige Geest werkt en uitgaat van den Vader en den Zoon; hij heeft dezelfde hoedanigheid als God de Heilige Geest.
[13] Wanneer deze ziele-geest uitgaat van het lichaam, zo is hij als één met de verborgen Godheid; en hij is evenzeer vertegenwoordigd bij de vorming van een bepaald ding in de natuur als God de Heilige Geest zelf. Daar­van ziet ge een voorbeeld, wanneer ge een timmerman een huis ziet bouwen, of een andere ambachtsman enig ander kunstig handwerk ziet maken. De handen, welke de natuur aanduiden kunnen het werkstuk niet maken, maar de zeven geesten zijn de eerste bouwmeesters van het werk­stuk en de ziele-geest wijst de zeven geesten de vorm, die gebezigd moet worden. Dan vormen de zeven geesten het werkstuk en maken het begrijpelijk en dan eerst arbeiden de handen naar dit voorbeeld van de geest; want vóór ge een werk volvoeren kunt, moet het in de gedachte bestaan en in het denken verwerkelijkt zijn.
[14] De ziel begrijpt dit Zij ziet, wat God, haar Vader maakt en arbeidt mede in de Hemelse vorming; daarom schrijft zij de natuurgeesten een model voor, een voorbeeld, hoe zij een bepaald iets moeten vormen. En naar dit voorbeeld der ziel worden alle dingen in deze wereld gemaakt, want de verdorven ziel arbeidt steeds, opdat zij Hemelse vormen zou kunnen voortbrengen. Zij kan dit echter niet, want voor haar arbeid heeft zij slechts aardse, verdorven Salniter, ja, een half dode natuur zelfs, waarin zij geen Hemelse beelden kan vormen. Hierdoor kunt ge verstaan, welk een grote macht in de Hemelse natuur de geesten der verstoten Engelen gehad hebben, en hoe zij de natuur in de Hemel verdorven hebben, waar zij aanwezig waren en met hun gruwelijkheid hebben verwoest, waardoor de vreselijke boosheid, die in deze wereld heerst, ontstond. Want de natuur, door hen aangestoken, brandt nog steeds, tot aan de jongste dag en deze vuurbron is een eeuwige vijandschap jegens God. Of echter deze vuurgeest, die aangestoken werd, gelijk heeft met te zeggen, dat God zelf hem aangestoken heeft, waardoor het vuur des toorns ontstoken werd, dit zal bewezen moeten worden; waar dit niet het geval is, zo zal deze vuurgeest vervloekt worden.
[15] Over de vijfde gestalte van het zondebeginsel in Lucifer en zijn Engelen.
[16] De vijfde oergeest in de goddelijke kracht is de liefde. Zij is de zacht­moedigheid en de deemoedigheid en wordt in het licht des levens geboren. Wanneer het licht als een schrik er doorheen vaart, waardoor de vreugde geboren wordt, zo komt het ontstoken licht in het zoete water en gaat zacht door het vuur tot in de wrange kwaliteit en verzacht het vuur en maakt de wrange eigenschap zacht en week, hetgeen ook door het water veroorzaakt wordt. Wanneer echter het vuur deze zachte, zoete en weke smaak proeft, zo wordt het vuur veranderd in een zoete warmte, zeer liefderijk; en te midden van het vuur ontstaat een vreugdevol leven en de wrange eigenschap wordt van deze zachte warmte doordrongen en vervuld en het harde wordt week gemaakt; hetgeen dik was wordt dun gemaakt en de duisternis wordt veranderd in licht. Wanneer echter het bittere met het wrange en de vuurgeest deze zachtmoedigheid proeft, zo is aldaar niets dan louter verlangen, begeren en vervullen; een zacht en lieflijk proeven, kussen en liefdeleven. Want alle Oergeesten worden in deze wisselwerking zeer lieflijk, teder, deemoedig en vriendelijk, en dit is de Godheid.
[17] Want de goddelijke geboorte wordt teweeg gebracht door de vier eerste Oergeesten, daarom moeten zij ook zéér streng zijn, hoewel zij toch ook hun tedere moeder “water” in hun midden hebben. De liefde wordt teweeg gebracht door de vijfde oergeest; de vreugde door de zesde oergeest en de zevende geest brengt voort de vorm, hij is de uitdrukking van het begrepene.
[18] Welaan dan Lucifer, gij die de liefde had, hoe hebt ge u gedragen? Is uwe liefde ook zulk een oerbron? Wij zullen haar thans bezien en aan­schouwen, welke een lieflijke Engel gij geworden zijt. Merk nu op: Wanneer Lucifer zich niet te hoog had verheven en zich niet aangestoken had, zo zou zijn oerbron der liefde dezelfde zijn als de oerbron der liefde in God, want in hem was geen andere Salniter dan in God. Toen hij zich echter verhief teneinde met zijn geest over de Godheid te heersen, zo was het hart des lichts, welke de kern der liefde in het zoete water is, een grimmige bron des vuurs, waardoor in het ge­hele lichaam een sidderen en branden ontstond. Toen nu de ziele­geest geboren werd temidden van dit vuur, zo drong hij uit het lichaam vol boosaardigheid de natuur of de Salniter Gods binnen en verstoorde de liefde in de Salniter. Hij drong vol woede en vol venijn door alles heen en meende, dat hij alleen God was. En hij wilde over alles heersen. Hierdoor nu is de eeuwige vijandschap en de afkeer tussen God en Lucifer ontstaan; want de kracht Gods werkt zacht, lieflijk en vriendelijk, en de geesten van Lucifer zijn scherp, vol vuur en zeer snel.
[19] Dit kunt ge b.v. waarnemen bij de Salniter der sterren, wanneer deze Salniter is aangestoken. De sterren moeten zich tot aan de jongste dag zeer snel omwentelen; de boosheid scheidt zich van de sterren af en wordt aan Lucifer tot een eeuwige woonplaats gegeven.
[20] Dat dit echter aan God onwelgevallig is in hoge mate, behoeft geen be­toog. Laat de mens bedenken, of een dergelijke bron van vuur ook in zijn lichaam aanwezig is en welke gevolgen dat dan met zich meebrengt. Dit geschiedt dan zeker degenen, die de duivel herbergen willen. Daar de duivel dan gast is, houdt hij zich zeer stil; wanneer hij echter geen gast meer is, maar meester, zo zal hij het huis overweldigen, evenals hij dat deed met het lichaam Gods. Daarom is nu het vuur des toorns van God nog in het lichaam Gods van deze wereld tot aan het einde toe en menig schepsel wordt in dit vuur verzwolgen.
[21] Of nu God deze vijandschap en deze grimmige vuurbron in Lucifer zelf teweeg gebracht en aangestoken heeft, dat moet bewezen worden. Waar dit niet het geval is, zo moet deze verdorven vuurbron, die daar staat in de plaats der liefde, ook verdoemd worden.
[22] Over de zesde gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel in Lucifer en zijn Engelen.
[23] De zesde oergeest in de goddelijke kracht is de Mercurius of de toon, temidden waarvan de Hemelse vreugde opgaat. Deze geest neemt zijn oorsprong in de bliksem des vuurs, d.w.z. in de bittere kwaliteit en stijgt op door het zoete water; daarin wordt hij verzacht, zodat hij luidklinkend wordt. In de wrange eigenschap wordt hij gevangen gehouden en daar beweegt hij alle geesten. Door deze beweging ontstaat de toon; in de bliksem zetelt zijn oorsprong en in het zoete water, in de liefde zetelt zijn lichaam of wortel.
[24] Deze toon nu is het goddelijke vreugdenrijk; het triomferen, waarin het goddelijke en zachte liefdesspel in God opstijgt, evenals vormen, beelden en allerlei figuren. Ge moet hier echter weten, dat deze eigenschap zeer zacht en lieflijk alle geesten doordringt op de wijze, waarop in een mensenhart een lieflijk en zacht vreugdevuur opgaat. Een hart, waarin de zielegeest hoogtij viert, als ware hij in de Hemel.
[25] Deze geest nu is vaak niet nodig bij de vorming van het lichaam, maar om onderscheid aan te geven; verschillen te doen uitkomen en beweging te veroorzaken, en in 't bijzonder om vreugde te verschaffen. Wanneer de zielegeest in het hart temidden der zeven Oergeesten geboren is, zodat de wil der zeven Oergeesten als 't ware belichaamd is, zo voert de toon hem wederom buiten het lichaam. Deze is als een wagen, waarop de geest zich heeft nedergezet en waarmede hij henen vaart. Hij volvoert dan datgene, wat in de raad der zeven geesten besloten is. Want de toon vaart door de zielegeest in de natuur Gods of in de Salniter van de zevende oergeest der goddelijke kracht, dewelke oorspronkelijk zijn moeder is. Deze tezamen veroorzaken de bepaalde vormen, ook weer het verschil.
[26] Toen de ziele-geest in het lichaam van Lucifer geboren werd, zo stak een vurige slang zijn kop omhoog in de Salniter Gods. Wanneer de mond ging spreken, d.w.z. toen de zeven Oergeesten het woord hadden ge­vormd en inhoud hadden gegeven, en dit, door de toon in de Salniter Gods uitgedragen, zo was dat niet anders alsof er een vurige bliksem­schicht door het luchtruim koer, of een boze slang vol woede en venijn, te voorschijn kwam, om haar boos werk te verrichten. Daardoor komt het ook, dat men de duivel de oude slang noemt. (Openbaring van joh. 12 : 9) en ook is dit de oorzaak er van, dat er adders en slangen in deze bedorven wereld zijn, alsook allerlei ander ongedierte als wormen, padden, vliegen, luizen, enz., ja alles wat er bestaat. Ook het onweren, lichten en hagelen wordt hierdoor veroorzaakt.
[27] Merk nu op: Wanneer de toon opstijgt te midden van de goddelijke natuur, zo stijgt hij zacht en lieflijk op, tegelijkertijd uit alle zeven Oergeesten en hij brengt het woord of de vormen voort. D.w.z.: wanneer een bepaalde oergeest de wil heeft, iets teweeg te brengen, dan door­dringt hij zacht en lieflijk door de zes andere geesten tot hij tot in het hart is doorgedrongen; daarin wordt de wil gevormd en beproefd. Dan spreken de zes andere Oergeesten deze wil uit, door de toon, door de klank vanuit Gods Hart, d.i. den Zoon van God. En dit woord blijft dan als een positieve manifestatie daar staan. De toon gaat zacht en lieflijk uit van het woord en brengt de wil van het woord voort, d.w.z. door de toon komt de daad tot stand, die de wil voorschrijft. Dit nu is de Heilige Geest, die alles, wat in het hart, in de raad der zeven geesten besloten ligt, vormt en uitbeeldt
[28] Op een dergelijke wijze behoorde ook Lucifer voort te brengen, als een geliefkoosde zoon in de natuur. Gelijk een zoon des huizes den vader helpt bij zijn arbeid, naar de wijze en het inzicht van zijn vader, zo had ook Lucifer met zijn Engelen in het grote huis van God den Vader, naar Gods wijze, met zijn zielegeest alle verschij­ningsvormen en gewassen in de Salniter Gods moeten helpen formeren. Want de gehele Salniter behoorde een huis der verrukkingen te zijn, waarin Engelenlichamen vertoeven en alles zou naar de lust van hunne geesten zich hebben moeten vormen, opdat zij nooit of te nimmer enige afkeer zouden hebben van iets, dat geschapen was. Hun ziele-geest behoorde aanwezig te zijn bij de vorming. De vorming uit de Hemelse elixers geschiedt magisch. Alles geschiedt volgens de wil en de bekwaam­heid der natuur en der schepselen. En de Salniter moet het eigendom der schepselen zijn.
[29] Wanneer zij slechts onder Gods wil gebleven waren, zo zou alles het hunne geweest zijn en hun wil zou ten allen tijde vervuld zijn geworden. Het zou zijn geweest als een vreugdevol bestaan naar de lust hunner harten. Want God en Zijn schepselen zouden één hart en één wil ge­weest zijn. Toen Lucifer zich echter verhief en zijn Oergeesten ontstak, zo voer de ziele-geest in de toon of de klank uit alle lichamen der Luciferische Engelen en hij voer in de Salniter Gods, als een vurige slang of draak en vormde allerlei giftige en vurige verschijningen, zoals daar zijn de wilde en verscheurende dieren. Dit is de oorzaak van het ontstaan der wilde dieren in deze wereld, want het heirleger van Lucifer heeft de Salniter der aarde en der sterren ontstoken, daarna gedeeltelijk gedood en verdorven. Want toen God, na de val van Lucifer, de schepping dezer wereld bewerkstelligde, zo werd alles uit de zelfde Salniter geschapen, waarin Lucifer zijn verblijfplaats had. Zo moesten hierna ook de schepselen dezer wereld uit dezelfde Salniter geschapen worden. Zij vormden zich nu, naar de aard der eigenschappen, boos en goed.
[30] Welk dier nu, naar zijn eigenschappen (het vurige, het bittere of het wrange), het sterkst vertegenwoordigd was, in Mercurius, dat dier werd ook óf bitter, óf wrang, óf vurig, óf boos; alles naar de eigenschap, die het sterkst in het dier vertegenwoordigd was. Dit deel ik hier reeds mede, maar het zal bij de behandeling van de schepping dezer wereld uitvoerig beschreven en bewezen worden. Of nu deze vurige toon en deze drakengeest in Lucifer en zijn Engelen gerechtvaardigd is en of God hem alzo geschapen heeft, hierover zullen degenen die rechtspreken over Lucifer, die van God een duivel wilde maken, zich moeten verantwoorden. Zij zullen dan moeten bewijzen, of God een God is, die het kwaad wil en het ook geschapen heeft. Waar dat niet het geval is, zo zal ook deze geest gedoemd zijn, ten eeuwigen dage in gevangenschap te leven. Dat zij van hun lasteringen en leugens afstand doen, anders zijn zij slechter dan de wilde heidenen, die van God niets weten willen, welke toch ook in God leven. Vele van zulke gods­lasteraars zullen het Hemelrijk bezitten, hetgeen ik ter plaatse ook ver­klaren wil.
«« 15 / 27 »»