Van het samenstellen der sterren.

Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang

«« 24 / 27 »»
[1] Toen nu het gehele lichaam der natuur in de ruimte dezer wereld als in de harde dood, waarin toch het leven verborgen was, verstard lag, bracht God het hele lichaam der natuur dezer wereld op de vierde dag in beweging, en schiep uit de natuur, uit het opgegane licht, de sterren. Het rad van de geboorte Gods bewoog zich weer, zoals het van eeuwig­heid af had gedaan.
[2] Het heeft zich wel op de eerste dag bewogen, en is met de geboorte in het lichaam van de verdorven natuur begonnen, en op de eerste dag heeft zich het leven van de dood gescheiden, maar op de tweede dag is de scheiding daartussen geschapen, en op de derde dag is het leven door de dood heengebroken. Toen is het licht door de duisternis heengebroken en heeft het dode lichaam der natuur bloeiend en beweeglik gemaakt. Want op de derde dag heeft het lichaam zo hevig in angst gezeten, dat het liefdesvuur in de dood werd ontstoken en het levenslicht door het verstarde lichaam des doods is heengebroken en tot opbloei gekomen. Het heeft echter op de derde dag nog in de vuurschrik gestaan, waaruit de beweeglijkheid is voortgekomen.
[3] Op de vierde dag is het licht opgegaan en heeft zijn zetel in het huis van de dood gekozen, maar de dood kan het niet begrijpen. Zo min als de strenge geboorte Gods, die zich in de binnenste kern bevindt, waaruit het leven ontstaat, de zachtmoedigheid, en het licht der zachtmoedigheid alsmede de geest in de zachtmoedigheid begrijpen kan, evenmin kan ook de dode duisternis dezer wereld het licht van de natuur begrijpen, ook de duivel niet. Maar het licht schijnt door de dood heen en heeft zich zijn koninklijke zetel gemaakt midden in het huis van de dood en van de toorn Gods en doet een nieuw Godslichaam geboren worden uit het huis van de toorn, dat eeuwig in de liefde Gods bestaat, hetgeen voor de oude aangestokenen in de uiterste geboorte, onbegrijpelijk is. Nu zult gij vragen: Hoe moet ik dat verstaan? Ik kan het u wel niet in uw hart schrijven, want niet iedereen is daar bevattelijk voor, hoe de geest zich bevindt in het huis van de toorn en toch niet in verbinding staat met het licht Gods, maar ik zal het in aardse gelijkenissen aantonen, in de hoop, dat gij de diepe zin ervan zult kunnen begrijpen. Zie naar een boom; die heeft van buiten een harde grove bast, die dor en verdroogd, maar niet geheel dood, doch slechts machteloos is, en er bestaat een groot onderscheid tussen haar en het lichaam dat onder de schil groeit. Het inwendige heeft zijn levende kracht en breekt door de verharde schors heen en doet vele mooie jonge lichamen uit zijn oude lichaam geboren worden.
[4] De schors echter is alsof zij dood is, en kan het leven van de boom niet begrijpen, maar hangt om hem heen en is een bedekking van de boom, waarin de wormen nestelen en waardoor de boom eindelik ten gronde gaat.
[5] Zo is ook het gehele huis dezer wereld. De buitenste duisternis is het huis van de toorn Gods, waarin de duivelen wonen. Het is met recht het huis des doods, want het heilige licht Gods is daarin gestorven (begrijp goed: het licht is tot in zijn oorsprong teruggetreden en het uiterlijke wezen van God lijkt alleen maar dood, daar het toch in God leeft, doch vanuit een andere bron).
[6] Het lichaam van dit grote huis, hetwelk onder de schors van de duisternis verborgen ligt, en door de duisternis niet te begrijpen wordt, dat is het huis des levens, waarin liefde en toorn door elkaar heendraaien. Nu dringt de liefde steeds door het huis van de dood heen en doet heilige, Hemelse takken, die in het licht staan, uit de boom ontspruiten. Want zij groeien door de schors van de duisternis heen, evenals de tak door de schors van de boom, en ze zijn één leven met God.
[7] De toorn groeit ook in het huis van de duisternis, en houdt menige edele tak, door zijn besmetting met de grimmigheid, in de dood gevangen. Dat is nu de samenvatting of inhoud van de siderische geboorte, waarover ik u schrijven wil.
[8] Nu wordt er gevraagd: wat zijn dan de sterren en waaruit zijn zij ge­worden. Zij zijn de kracht van de zeven Oergeesten Gods. Toen de toorn Gods door de duivel in deze wereld was aangestoken, is het gehele wereldhuis in de natuur of in de buitenste geboorte als in de dood ver­zonken, waaruit de aarde en de stenen zijn voortgekomen. Toen al die harde zelfstandigheden tot een klomp samengedreven waren, werd de diepte zuiver, maar geheel donker, want het licht was in de toorn onder­gegaan. Nu kon het lichaam Gods van deze wereld niet in de dood blijven en daarom bewoog God zich met zijn zeven Oergeesten tot een nieuwe geboorte.
[9] Gij moet deze hoge wijsheid echter goed begrijpen. Het licht Gods, dat zowel de Zoon Gods is als de Heilige Geest, is niet gestorven. Het licht, dat van eeuwigheid af van het hart van God is uitgegaan, en de natuur, die uit de zeven geesten geboren werd, verlicht heeft, dat licht is uit de verdorven natuur geweken. Daardoor is de natuur van deze wereld met haar bewustzijn in de dood gebleven en kan het licht Gods niet vatten, doch is een donker huis des duivels geworden. Hierna heeft God op de vierde dag der schepping het hele huis van deze wereld met de eigen­schappen opnieuw geschapen en heeft de Oergeesten in het huis der duisternis gezet, opdat Hij zich daaruit weer een nieuw lichaam zou kunnen vormen, te zijner lof en ere.
[10] Zijn bedoeling was namelijk om uit dit huis weer een andere Engelen­schaar te scheppen. Hij wilde een Engel scheppen, die Adam zou zijn. Deze zou uit zich schepselen geboren doen worden, gelijk aan hem, die dan het huis der nieuwe geboorte zouden bezitten. Midden in de tijd zou hun koning uit het lichaam van een mens geboren worden, die bezit zou nemen van het nieuw geschapen rijk in de plaats van de verdorven en verstoten Lucifer.
[11] Onder de voltrekking van deze tijd wilde God dit huis met zijn eigen­schappen als een koninklijk domein versieren en plaats maken voor de Oergeesten, opdat zij in dat huis der duisternis wederom schepselen en beelden zouden voortbrengen, zoals zij van eeuwigheid af al gedaan hadden, totdat het nieuw geschapen heer van Engelen, (de mensen), ge­heel voltooid zou zijn.
[12] Dan wilde God de duivel in het huis der duisternis, in een eeuwige hel opsluiten, en het gehele huis in zijn licht doen opglanzen tot aan de hel van de duivel toe.
[13] Nu wordt er gevraagd: Waarom heeft God de duivel niet eerder opge­sloten, dan had hij niet zoveel onheil kunnen stichten? Ziet, het was Gods plan, en dat moest uitgevoerd worden, om in de ver­dorven natuur der aarde een nieuwe Engelenschaar op te bouwen, dat wil zeggen een nieuw lichaam, dat eeuwig in God zou bestaan. Het lag in het geheel niet in Gods bedoeling, dat hij de duivel de gehele aarde tot eeuwige woonplaats zou geven, doch alleen de dood en de grimmigheid, die de duivel daarin gebracht had. Want wat had de Salniter der aarde in de ogen van God gezondigd, dat hij geheel en al in de schande zou moeten blijven? Niets, hij was slechts een lichaam, dat zich stil te houden had, als de duivel zich daarin verhief. Wanneer hij nu de duivel een eeuwig woonhuis zou hebben ontruimd, dan zou uit die­zelfde plaats niet een nieuw lichaam opgebouwd hebben kunnen worden. En wat had nu diezelfde ruimte voor God gezondigd, dat zij voor eeuwig in de schande zou moeten blijven? Niets, dat zou een onbillijkheid ge­weest zijn.
[14] Nu was dit het voornemen van God, dat Hij uit de aarde een schone Engelenschaar wilde maken en daarbij nog allerlei vormen. Daarop zou alles groeien en bloeien en geboren worden, zoals men ziet aan de ertsen, de stenen, bomen, kruid en gras, en aan allerlei dieren naar Hemelse vorm. En aangezien deze vorming vergankelijk was, omdat zij voor God niet rein was, wilde God aan het einde van die tijd het hart en de kern uit de nieuwe wedergeboorte trekken en het scheiden van de dood er de toorn, opdat deze nieuwe wedergeboorte buiten deze plaats in God voor eeuwig zou kunnen groeien en bloeien, en Hemelse vruchten voort­brengen.
[15] Na voltrekking der nieuwe wedergeboorte zou de dood van de aarde er. de toorn aan Heer Lucifer als een eeuwig huis worden aangewezen. Onder­tussen zou Lucifer in de diepte boven de aarde in de duisternis gevangen liggen, en daar ligt hij nu en hij kan zijn lot spoedig verwachten. Opdat zulk een nieuwe geboorte buiten de wil van de duivel om vol­trokken zou kunnen worden, heeft de Schepper zich als het ware in het lichaam deze wereld, scheppend in zijn Oergeesten gemaakt, en alle sterren zijn niets anders dan krachten van God en het gehele lichaam van deze wereld ligt besloten in de zeven Oergeesten. Dat er echter zoveel sterren zijn met zo verschillende werkingen, dat komt, omdat de zeven geesten Gods elkander voortdurend beïnvloeden en altijd maar door scheppen, steeds en oneindig. Dat de sterrenlichamen onveranderlijk op hun plaats blijven, zoals zij altijd gedaan hebben, betekent, dat er een vaste geboorte zal zijn, waar­door het verstijfde aardelichaam steeds weer in dezelfde uitwerking, op­nieuw aangestoken en herboren zal worden, evenals het huis der duisternis boven de aarde. Het nieuwe lichaam zal steeds uit de dood wedergeboren willen worden, zolang totdat de tijd en het gehele nieuwe lichaam vol­tooid zal zijn.
[16] Nu zegt ge: De sterren zijn dus zoveel als God, die wij als God eren en aanbidden moeten?
[17] Zover zijn de wijze heidenen ook gekomen, die weliswaar met hun scherpe verstand onze filosofen verre overtroffen hebben, maar de werkelijke deur tot het bewustzijn is toch voor hen gesloten gebleven.
[18] Zie, de sterren zijn uit God samengesteld; gij moet echter het verschil goed begrijpen, want zij zijn niet het hart en de zachte, reine Godheid, die men als God eren en aanbidden moet, doch zij zijn de binnenste en scherpe geboorte, waaruit het hart van God zich steeds openbaart en van waaruit de Heilige Geest uit de aanvang des levens steeds opgaat.
[19] De scherpe geboorte van de sterren kan noch het hart van God, noch de Heilige Geest bevatten. Maar het licht Gods, hetwelk opgaat in de angst evenals het golven van den Heiligen Geest, blijft geheel vrij, en heerst te midden van de schoot van de verborgen Hemel, die ontstaat uit het water des levens. Vanuit diezelfde Hemel hebben de sterren hunne eerste ontsteking bekomen, en nu zijn zij als een werktuig, dat God voor de openbaring nodig heeft.
[20] Het is met deze geboorte juist als bij de mensen, wier lichaam ook een vader is van de ziel, want de ziel wordt uit de kracht des levens geboren, en als het lichaam zich bevindt in de angstige geboorte van God en niet in grimmige en helse geboorte, dan wordt de ziel van de mensen van dezelfde kwaliteit als van de zuivere Godheid, dus als een deel van zijn lichaam.
[21] Zo ook wordt het hart of het licht van God in het lichaam dezer wereld steeds weer geboren en dat zelfde hart is één met het eeuwige, zonder begin of einde zijnde hart van God den Vader, die in en boven alle Hemelen is.
[22] Het licht wordt niet alleen in en uit de sterren geboren, maar in het ge­hele lichaam dezer wereld. Deze sterren steken het lichaam dezer wereld steeds weer aan, zodat de geboorte overal zal plaats vinden. Nu moet ge dit goed begrijpen. Het licht of het hart van God neemt zijn oorsprong niet alleen uit de wilde en ruwe sterren, waarin liefde en toorn door elkander gemengd zijn, maar uit de plaats, waar het zachte water des levens steeds weer geboren wordt. Dat water is bij de aan­steking des toorns niet door de dood gegrepen kunnen worden, omdat het bestaat van eeuwigheid tot eeuwigheid en reikt tot alle einden dezer wereld. Het is het water des levens, hetwelk door de dood heen breekt en waaruit het nieuwe lichaam Gods in deze wereld gebouwd zal worden. Het bevindt zich zowel in de sterren als op alle plaatsen, maar nergens is het te vatten of te begrijpen, en toch vervult het alles en allen. Het is ook in de lichamen der mensen, en wie naar dat water verlangt, en ervan drinkt, in die mens wordt het licht des levens aangestoken, het­welk het hart van God is, en daaruit welt de Heilige Geest op. Nu zegt gij: Hoe komt het dan, dat de sterren zich bevinden in liefdes­toorn? Ziet, de sterren zijn vanuit het ontstoken huis des toorns opge­gaan, evenzo als de beweeglijkheid van het kind in het moederlijf, in de derde maand, zich manifesteert. Nu zijn echter de sterren aangestoken door het eeuwige, onsterfelijke water des levens en datzelfde water is nooit gestorven.
[23] Toen God zich in het lijf dezer wereld bewogen had, heeft de angstvallig­heid zich in de geboorte dezer wereld ingedrongen, waardoor de vuur­straal is ontstaan, en het licht der sterren is aangestoken door het water des levens. Tot aan de derde dag, tot de tijd der ontsteking van de toorn Gods in deze wereld, is de natuur in haar angstvalligheid een duister dal geweest, dat midden in de dood stond. Op de derde dag echter is het leven door de dood heengebroken en de nieuwe geboorte heeft zich toen ingezet. Want zolang en geen uur langer heeft ook de nieuw geboren
[24] Koning en Genadevorst van deze wereld, Jezus Christus, in de dood ge­rust, en heeft de eerste dag van de schepping der natuur en de tijd in de dood weer tot licht doen geboren worden, opdat deze tijd met de eeuwige tijd weer eenzelfde tijd zou zijn, met geen dag des doods daar tussen in, en opdat de eeuwige liefde en de nieuw geboren liefde uit het nieuwe lichaam der natuur, één eeuwige liefde zou zijn, en dat er geen onderscheid zou bestaan tussen de eeuwige liefde en de nieuw geboren liefde, maar dat de nieuwgeboren liefde zou reiken tot in het wezen, dat van eeuwigheid geweest is en ook tot in eeuwigheid zal bestaan. Zo is de nieuwgeboren liefde, die uit het water des levens in het licht, in de sterren en in het gehele lichaam dezer wereld is opgegaan, met de eeuwige oneindige liefde verbonden, zodat het één hart zij en één geest, die alles draagt en schraagt.
[25] Bij deze aansteking van het licht in de sterren en de elementen, heeft zich daarom de geboorte der natuur niet geheel en al in de heilige zacht­moedigheid veranderd, zoals zij voor de tijd des toorns geweest is, zodat de geboorte der natuur nu geheel heilig en rein zou zijn; neen, integen­deel, zij staat in de scherpe, strenge, en angstige geboorte, waar de toorn Gods onophoudelijk gloeit evenals het helse vuur.
[26] Wanneer de natuur met haar scherpe geboorte zich in de liefde naar Hemels recht veranderd had, dan zou de duivel zich weer bevinden op de heilige plaats van God.
[27] Gij kunt dit heel goed zien en waarnemen aan de afgrijselijke hitte en koude, en het vergif der bitterheid en al het zure in deze wereld, hetgeen alles in de geboorte van de sterren zich bevindt, en waarin de duivel gevangen ligt.
[28] De sterren zijn slechts de aansteking van het grote huis, want het gehele huis ligt in de dood verstard, evenals de aarde; de buitenste geboorte is dood en verstijfd als de bast om de boom; de siderische geboorte echter is het lichaam, van waaruit het leven opspringt.
[29] In het lichaam is de geboorte scherp, maar de nieuwe geboorte, die in het water des levens opgaat en door de dood heen dringt, maakt haar zacht. Toch kan zij de kern der scherpe geboorte niet veranderen, maar zij doet zich daaruit geboren worden, behoudt haar heilige nieuwe leven voor zich zelf, en dringt door de toornige dood heen en de toornige dood begrijpt het niet.
[30] Deze liefde en toorn vormen nu wel een lichaam, maar het water des levens is de Hemel van de scheiding tussen hen, zodat de liefde niet de toorn kan omvatten of begrijpen, en ook de toorn niet de liefde; de liefde echter gaat in het water des levens op en neemt uit de eerste en strenge geboorte de kracht, die in het licht is, hetwelk uit de toorn werd geboren; en zo ontstaat het nieuwe lichaam uit het oude. Het oude lichaam, dat staat in de strenge geboorte, behoort de duivel tot huis, het nieuwe is het rijk van Christus.
[31] Nu wordt er gevraagd: Zijn dan nu alle drie de aanzichten van de God­heid in de geboorte der zachtmoedigheid in deze wereld? Ja, zij zijn alle drie in deze wereld, in de volle geboorte der Liefde, zacht­moedigheid, heiligheid en reinheid en zij worden steeds in zulk een zelf­standigheid en wezen geboren, zoals het van eeuwigheid af gebeurd is. Zie, God de Vader sprak tot het volk Israëls, op de berg Sinaï, toen Hij hun de wet gaf: Ik ben een toornig en ijverig God dergenen, die mij haten. 2 Mos. 2O :5. 5 Mos. 5 : 9.
[32] Nu moet gij echter van dezen enigen Vader, die tegelijk toornig en liefde­rijk is, niet twee personen maken, want het is één Vader, die steeds uit zijn hart zijn geliefde Zoon doet geboren worden, en van beiden gaat de Heilige Geest uit.
[33] Let nu op de diepte in het centrum. De Vader is het enige wezen, dat zelf alles is en die zijn geliefde Zoon altijd al heeft doen geboren worden en in beiden is de Heilige Geest in de bliksem, waar het leven een aan­vang neemt, steeds ontstaan. Nu is uit de strenge en ernstige geboorte van de Oergeesten des Vaders, waarin zich de naijver en de toorn be­vinden, steeds het lichaam der natuur geboren. Het licht van den Zoon als het hart des Vaders staat in de natuur, maar zij kan het niet be­grijpen.
[34] Het licht bevindt zich midden in de geboorte en is de plaats van het leven, van waaruit het zachte leven van God geboren wordt uit alle krachten van den Vader, en vanuit diezelfde plaats komt de Heilige Geest uit Vader en Zoon voort. Diezelfde krachten des Vaders, die midden in de ontsteking van het licht zich bevinden, zijn de heilige Vader, de zachte Vader en de zuivere geboorte Gods, en de daarin opgaande geest is de Heilige Geest; de scherpe geboorte echter is het lichaam, waarin dit heilige leven steeds weer geboren wordt. Wanneer het licht Gods door deze scherpe geboorte heen schijnt, dan wordt zij rustig als een slapende mens, wiens leven steeds doorgaat, maar wiens lichaam rust.
[35] In het lichaam der natuur is de aansteking geschied en uit dit lichaam waren ook de Engelen geschapen en wanneer zij zich niet in hun over­moed verheven en zichzelf aangestoken hadden, dan waren hun lichamen eeuwig in de stille en onbegrepen zachtmoedigheid gebleven, zoals het geval is met de andere vorstenrijken der Engelen buiten deze wereld; hun geest zou zich eeuwig in het lichaam der zachtmoedigheid geopenbaard hebben, zoals het geval is met de heilige drievuldigheid in het lichaam van God, en hun ingeboren geest zou met de heilige drievuldigheid één hart, één willen, en één liefde geweest zijn, want daarom waren zij ook in het lichaam van God, tot vreugde van de Godheid geschapen. Lucifer echter wilde zelf de machtigste God zijn, ontstak zijn lichaam, wekte daarin de scherpe geboorte Gods op en stelde zich tegenover het lichte hart van God met de bedoeling om met zijn scherpte daarin te heersen, hetgeen toch onmogelijk was. Toen hij tegen liet recht van de Godheid in opstand kwam en zich aanstak, toen verhief zich ook de scherpe geboorte in het lichaam des Vaders tegen hem en nam hem als een toornige zoon in de scherpe geboorte gevangen en daarin voert hij nu zijn eeuwige heerschappij.
[36] Toen evenwel de Vader in het lichaam de scherpte ontstak, heeft Hij daarom nog niet de heilige bron aangeraakt, waar zich het liefderijke hart openbaart, zodat zijn hart in de toorn zou komen te zitten.
[37] O neen, dat is onmogelijk, want de scherpe geboorte kan de heilige en reine niet begrijpen, maar de heilige en reine dringt door de scherpte heen en doet zich een nieuw lichaam geboren worden, dat zich weer bevindt in de zachtmoedigheid.
[38] En datzelfde nieuwe lichaam is het water des levens, hetgeen ontstaat, als het licht door de toorn heendringt en de Heilige Geest is de vorm­gever daarin. De Hemel is de scheiding tussen de liefde en de toorn en is ook de plaats, waar de toorn zich in liefde verandert. Wanneer gij nu naar de zon en de sterren kijkt, moet gij niet denken, dat zij de reine God zijn, en gij moet u niet voornemen hen iets te bidden of te smeken, want zij zijn de heilige God niet; zij zijn de aangestoken geboorte van Zijn lichaam, waar liefde en toorn met elkander worstelen. De heilige God echter is in het midden van al deze dingen in zijn Hemel verborgen, en gij kunt Hem niet zien noch begrijpen; de ziel en de siderische geboorte begrijpt hem half, want de Hemel bevindt zich tussen de liefde en de toorn en diezelfde Hemel is overal, ook in uzelf. En wanneer gij nu den heiligen God in Zijn Hemel aanbidt, dan aanbidt gij Hem in de Hemel, die in u zelf is, en diezelfde God breekt met Zijn licht en daarin de Heilige Geest, door uw hart heen en doet uw ziel in een nieuw godslichaam, dat met God in zijn Hemel heerst, herboren worden. Want het aardse lichaam, dat gij draagt, is één lichaam met geheel het ontstoken lichaam dezer wereld, het lichaam komt ook overeen met geheel het lichaam dezer wereld. Er is geen onderscheid tussen de sterren en de diepte, alsmede tussen de aarde en uw lichaam, want het is alles één lichaam. Alleen dat onderscheid is er, dat uw lichaam een zoon is van het heelal en daarmede ook gelijkenis heeft. Zoals elk nieuw lichaam dezer wereld wordt geschapen in zijn Hemel, zo wordt ook uw nieuwe mens in zijn Hemel geboren, want alles is één Hemel, waarin God woont, en waarin de nieuwe mens woont en dat kan niet van elkander gescheiden worden.
[39] Wanneer gij echter goddeloos zijt, dan is uw geboorte niet geschikt voor de Hemel, doch voor de toorn, en zij blijft in een ander deel van de siderische geboorte, waar de ernstige en strenge vuurbron opspuit en gij blijft in de dood verankerd, zolang, totdat gij door de Hemel heenbreekt en met God gaat leven.
[40] Op de plaats van uw Hemel zit de toornduivel; wanneer gij echter daar­door heen breekt, moet hij wijken en de Heilige Geest neemt dan zijn plaats in; vanuit het andere deel der grimmigheid ziet de duivel u dan aan, want dat is dan zijn plaats en de Heilige Geest weerstaat hem, en de nieuwe mens ligt in zijn Hemel onder bewaking van den Heiligen Geest verborgen en de duivel kent de nieuwe mens niet, omdat hij zich niet bevindt in zijn Hemel doch in de Hemel, de vesting van God. Ik schrijf dit als een woord, dat in de Hemel ontstaan is; waar de heilige Godheid zich immer openbaart, waar de golvende geest in de bliksem des levens opgaat, daar is dit woord en deze bekentenis geboren en door het liefdevuur van Gods Algeest uitgegaan.
[41] Ik weet wel, wat de duivel van plan is, want het deel van de ernstige en strenge geboorte, waar liefde en toorn tegenover elkander gesteld zijn, kijkt hem in het hart. Wanneer hij met zijn grimmige en helse verleiding komt, als een vleiende hand, dan begint hij met zijn toorn in het gedeelte waar de strenge geboorte zich bevindt en daar staat hij tegenover de Hemel, daar wordt de schone bruid aanschouwd. Hij steekt door de oude mensen heen met de bedoeling om de nieuwe te verderven. Wanneer zich echter een tegen hem verzet, dan wijkt de helle­hond en dan is de nieuwe mens veilig, hoe ook de hellehond in de siderische geboorte aan de ingang van zijn hol te keer gaat. Ik denk echter, dat het wel spotters zal verwekken, als ik zeg, dat ik mij gesteld zie tegenover de schranderste duivel. Zij zullen wel zeggen dat ik door mijn eigen waanwijsheid de Godheid wil uitpluizen. Ja, beste spotters, gij zijt wel gehoorzame zonen van de duivel, gij moogt gerust met de kinderen van God spotten, als zou ik de Godheid in mijn vermogen zo diep kunnen doorgronden; als de Godheid niet in mij ge­stalte had genomen, zoudt ge denken, dat ik dan sterk genoeg zou zijn om weerstand te kunnen bieden?
[42] Ja, beste trotse mens, de Godheid is ook een zeer zacht, eenvoudig en stil wezen, en grabbelt niet in de grond van de hel en van de dood, maar is alleen in zijn Hemel, waar niet dan een zachtmoedigheid is en daarom zal het mij ook niet overkomen zulks te doen.
[43] Maar zie, ik heb dit ook niet naar voren gebracht, het is echter uw be­geerte en uw hoogmoedige lust, die de Godheid heeft bewogen, u uw hartsbegeren in de hoogste eenvoud in de grootste diepte te openbaren, opdat het een getuigenis over u zou zijn en een aankondiging van de ernstige dag van God. Dit zeg ik u als een woord van de ernstige God, dat in de bliksem des levens geboren is.
«« 24 / 27 »»