Van het gehele sterrenlichaam, dat is de gehele astrologie of het gehele lichaam dezer wereld.

Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang

«« 25 / 27 »»
[1] De geleerden en hoogervaren sterrenkundigen zijn door middel van hun verstand zover gekomen, dat zij de loop en de werking der sterren kennen, en dat zij weten, wat hun samengaan, hun invloed en doorbreken van krachten betekent en met zich meebrengt, en hoe zij regen, wind, sneeuw en hitte veroorzaken, alsmede kwaad en goed, geluk en ongeluk, leven en dood in al het gebeuren in deze wereld.
[2] Dat is een waar fundament, hetwelk ik in de geest als werkelijkheid erken; echter staat hun kennis in het huis van de dood in de buitenste begrijpelijkheid en in een ander aanzicht van het leven, en de wortel van de boom des levens is hun tot nu toe verborgen gebleven.
[3] Het is ook niet mijn bedoeling om van de takken van de boom te schrijven, zodat ik hun kennis omkeer; ook bouw ik niet op hun grond, maar laat hun kennis in hun waarde, omdat ik ze niet bestudeerd heb, maar be­schrijf naar de geest mijn kennis van de wortel, de stam, de takken en de vrucht van de boom, zoals slechts een toegewijde knecht des Heren de gehele boom dezer wereld kan beschrijven.
[4] Ik heb niet de pretentie, iets nieuws naar voren te brengen, want ik heb dienaangaande geen opdracht, doch mijn kennis reikt tot in de geboorte der sterren, uit het midden waarvan het leven zich openbaart en door de dood heenbreekt, en waar de golvende geest ontstaat en doorbreekt. Uit datzelfde drijven en golven, schrijf ik ook.
[5] Ik weet ook heel goed, dat de kinderen des vlezes met mij spotten en zeggen zullen, dat ik mijn roeping maar afwachten en mij om deze dingen niet bekommeren moet en dat ik maar rustig moet aannemen, datgene, wat mij en de mijnen de buik vult, en dat ik dat alles maar moet over­laten aan de filosofen, die erin gestudeerd hebben, en daartoe ge­roepen zijn.
[6] Met deze aanvechting heeft de duivel mij al menige stoot gegeven, en mij zo in het nauw gebracht, dat ik mij dikwijls heb voorgenomen, het er maar bij te laten, maar mijn plan is mij te zwaar geworden.
[7] Toen ik over de buik heb nagedacht, en besloten was mijn voornemen maar te laten varen, werd de poort des Hemels in mijn bewustzijn toe­gegrendeld. Toen is het mijn ziel zo bang te moede geweest, alsof zij door de duivel was gevangen. Het gezonde verstand heeft zulke slagen gekregen, dat het leek of het lichaam geheel ten gronde moest worden gericht, maar de geest heeft niet opgehouden zich daartegen te verzetten, zolang, totdat hij weer door het dode bewustzijn is heengebroken, de deur der duisternis heeft geforceerd en zijn plaats heeft ingenomen, waardoor weer nieuw leven en nieuwe kracht binnen kunnen stromen. Hierdoor begrijp ik dus, dat de geest door kruis en droefenis heen be­waard moet worden; mij heeft het ook aan lichamelijke aanvechtingen niet ontbroken, ik heb steeds moeten vechten en steeds weer vond ik de duivel weer tegenover mij staan.
[8] Toen ik echter ontdekte, dat mijn eeuwig heil daarvan afhangt, en dat door mijn nalatigheid de poorten naar het licht voor mij toegegrendeld werden, ben ik besloten God te laten beschikken en zal ik mijn vleselijk verstand gevangen nemen; want het licht is de vesting van mijn Hemel, waarin mijn ziel veiligheid kan vinden voor het gedonder van de duivel, en die Hemel heb ik met moeite en onder harde stormen door de liefde Gods, en het aanvaarden van mijn verlosser Koning Jezus Christus, ver­overd.
[9] Ik heb de poorten van de kennis des lichts verkozen en wil aan de drang en de kennis van de Geest gehoor geven, en al zal mijn stoffelijke lichaam tot de bedelstaf geraken of geheel ten gronde gaan, daar zal ik niet naar vragen, maar met den koninklijke profeet zeggen: en als mijn lichaam en mijn ziel versmachten, dan zijt gij God mijn heil, mijn troost en mijns harten toeverlaat! (Ps. 73, 26). Met U wil ik het wagen en ik zal Uw Geest niet wederstreven en of mijn vlees daaronder mocht lijden, toch moet het geloof in de erkenning van het licht boven het verstand uitgaan. Ik weet ook heel goed dat het een jongere niet past zich tegen de meester te verzetten en dat de zeer ervaren meesters in de astrologie ver boven mij staan. Maar ik werk naar mijn roeping zoals zij naar de hunne, opdat ik niet als een luie knecht zal bevonden worden, maar opdat ik, als mijn Heer komt om het talent, dat hij mij heeft overhandigd, terug te vorderen, dat met woeker zal mogen teruggeven. Daarom wil ik Zijn talent niet in de aarde begraven, doch ermede woekeren, opdat Hij ten tijde der opvordering niet tot mij zou kunnen zeggen: Gij ontrouwe knecht, waarom hebt gij mijn talent in de duisternis verborgen en er niet mede gewoekerd? (Math. 25, Luk. 19). Ik zal met het mijne woekeren, en als Hij het geheel van mij afneemt om het aan een ander te geven, die met het zijne nog meer gewoekerd heeft, dan zal ik zeggen, dat Zijn wil moge geschieden en ik zal Hem laten regeren. Let nu op. Het gehele huis dezer wereld, dat in het zichtbare en begrijpelijke wezen staat, is het huis van God, of het oude lichaam, hetgeen voor de tijd van de toorn in Hemelse klaarheid gestaan heeft. Toen echter de duivel daarin de toorn heeft aangestoken, is het een huis van duisternis en dood geworden.
[10] Daarom heeft zich dan ook de heilige geboorte Gods als een afzonderlik lichaam van de toorn afgescheiden en het beste deel van de Hemel tussen liefde en toorn geplaatst, zodat de geboorte van de sterren zich in het midden bevindt, maar zo, dat hun buitenste vorm in de toorn van de dood staat; en met de daarin opgaande geboorte, welke in liet midden zetelt, waar de Hemel is afgesloten, bevindt zij zich in de zachtmoedigheid van het leven. De zachtmoedigheid golft tegen de toorn en de toorn tegen de zachtmoedigheid en zo vormen zij twee verschillende rijken in hetzelfde lichaam dezer wereld.
[11] Aangezien echter de liefde en zachtmoedigheid van God het lichaam of de plaats van deze toornwereld niet in de eeuwige toorn en schande wilde doen blijven, maakte Hij van geheel het oude lichaam dezer wereld een vorm voor een lichaam, waarin het leven naar goddelijke aard en wijze, in ontstoken toorn zou kunnen heersen. Naar Goddelijke rechten moest daaruit evenwel een nieuw lichaam geboren worden, dat in heiligheid en reinheid, tot in eeuwigheid zou bestaan.
[12] Daarom is er een uiteindelijke scheidingsdag in God vastgesteld, waarop liefde en toorn van elkander gescheiden zullen worden.
[13] Als gij, nu naar de sterren, de diepte, alsmede de aarde kijkt, dan ziet gij met uw stoffelijke ogen niets dan het oude lichaam in de toornige dood; de Hemel kunt gij met uw stoffelijke ogen niet zien, want die blauwe koepel, die gij in de hoogte ziet, is niet de Hemel, doch slechts het oude lichaam, dat men zinnebeeldig de verdorven natuur noemt.
[14] De mensen hebben gedacht, dat die blauwe koepel, die zich om de sterren heen spant, de heilige Hemel afsluit, maar zo is het niet. Het is het bovenste water der natuur, dat veel helderder is dan het water onder de maan en als de zon haar stralen door de diepte heen daarop laat vallen, lijkt het lichtblauw.
[15] Hoe diep en hoe groot de ruimte dezer wereld is, weet niemand, en als er soms al natuurkundigen of astrologen het ondernomen hebben de diepte met een passer te meten, dan is hun meten toch maar verdichtsel of een meten naar stoffelijke begrenzing, precies als iemand, die de wind zou willen grijpen.
[16] De echte Hemel is overal in deze tijd tot aan de jongste dag, en het toorn­huis van de hel en de dood is ook overal in deze tijd tot aan de jongste dag. Maar de woning van de duivel is thans vanaf de maan tot aan en in de aarde in de diepe hel, en juist daar waar zich wilde en onbe­bouwde woestenijen bevinden, en waar de aarde zeer steenachtig en bitter is. Haar koninklijk bestuur bevindt zich in de diepte aan de vier uiteinden van de equinoxcirkel, waarover ik op een andere plaats spreken zal; hier wil ik u aantonen, hoe het lichaam van deze wereld is ontstaan en hoe het ook nu nog bestaat, en hoe het bestuur zich daarin handhaaft. Het gehele lichaam dezer wereld is als een menselijk lichaam, want het is in zijn buitenste omtrek door de sterren of uitgegane natuurkrachten omsloten, en in het lichaam heersen de zeven geesten der natuur en het hart der natuur bevindt zich binnenin. De algemene sterren echter vertegenwoordigen de wonderlijke evenredig­heid of de verandering van God; toen God de sterren schiep, toen schiep Hij ze uit het opstijgen van de oneindigheid, uit het oude, thans aange­stoken lichaam Gods.
[17] Zoals de zeven Oergeesten Gods, vóór de tijd van de toorn, met hun opstijgen en hun samenvoegen, zich steeds weer uit elkaar ontwikkelden, waardoor zoveel vormen en Hemelse gewassen zijn ontstaan, zo vormde ook de heilige God zijn lichaam van deze verdorven natuur in evenveel en even verschillende krachten als eertijds in de heiligheid in de geboorte aanwezig waren.
[18] Begrijp deze hoge dingen goed! Iedere ster heeft haar bijzondere eigen­schap, hetgeen gij aan de bloeiende aarde kunt zien en de Schepper heeft het oude ontstoken lichaam daarom door middel van zo vele en velerlei krachten weer opgebouwd en levend gemaakt, opdat zich in dit oude leven in toorn, weer een nieuw leven zou openbaren. De Hemel werd afge­sloten opdat het nieuwe leven alle krachten en werking zou hebben, als het oude eenmaal vóór de tijd des toorns bezeten had, en opdat het met de zuivere Godheid buiten deze wereld van een zelfde kwaliteit zou zijn en met de Godheid buiten deze wereld één heilige God zou wezen. De nieuwe geboorte ten tijde van de schepping ware ook zo stralend schoon geweest, als de mens niet was verdorven en daardoor de gehele natuur, zodat God de akker moest vervloeken, waar de mens greep naar de vrucht van het oude lichaam, daar bleef voor hem de vrucht van het nieuwe lichaam in zijn Hemel verborgen, en de mens moet haar nu met het nieuwe lichaam aanschouwen en kan haar met het natuurlijke lichaam niet genieten. Ik zou er wel van willen eten, maar ik kan ze niet bereiken, want de Hemel is de afsluiting tussen het oude en het nieuwe lichaam, ik moet daarnaar blijven smachten, totdat ik in dat andere leven zal zijn, en nu mijn dierlijke lichaam de toornappel van moeder Eva te eten geven.
[19] Van de aansteking van het hart of het leven dezer wereld.
[20] Toen God het lichaam dezer wereld in twee dagen in de juiste vorm had gebracht en de Hemel had gesteld als een scheiding tussen de liefde en de toorn, toen drong op de derde dag de liefde dwars door de Hemel heen in de toorn, waardoor het oude lichaam in de dood zich bewoog en zich in siddering gereed maakte tot een geboorte. De liefde is gloeiend heet en steekt de vuurbron aan en wringt zich in de harde en koude sub­stantie van de verstarde dood, totdat de zure zelfstandigheid op de derde dag wordt verhit, waardoor dan de zure aarde beweeglik wordt. Zo stond alles in de vuurschrik tot aan de vierde dag, toen het licht van de zon werd ontstoken en het ganse lichaam sidderde in barensweeën als een barende vrouw.
[21] In die zure zelfstandigheid, die het leven omvat en omsloten had ge­houden, waakte nu de hitte op, die door de liefde Gods werd aange­vuurd. Die hitte drong de zure substantie uit het dode lichaam naar buiten, terwijl zij toch haar standplaats behield in het midden van het lichaam.
[22] Toen nu echter het licht van de zon aangestoken werd, kwam de naastbij­zijnde kring om de zon in een vuurschrik te staan, want het licht van de zon werd in het water zichtbaar en de bitterheid uit het water voer in de vuurschrik mede uit. Het licht was er vlug bij en greep de vuurschrik vast als een gevangene en zo werd zij lichamelijk. Hierdoor is in de eerste omgang de planeet Mars ontstaan, wiens kracht zich bevindt in de bittere vuurschrik, want hij is een vechtersbaas, een doder en een onstuimige als een vuurstraal; daarbij is hij een heftige en giftige vijand der natuur, door wiens opwaken en geboorte in de aarde allerlei vergiftige en boze vormen ontstaan zijn. Daar echter de hitte in het middelpunt van het lichaam zo machtig groot was, straalde zij ook zo ver van zich af en opende de kamer des doods door haar aansteking van het licht zo ver, dat zij (de zon) de grootste ster werd.
[23] Toen het licht zich in de hitte ontstak, werd de hete plaats in het licht gevangen genomen en kon het lichaam van de zon niet groter worden. Toen het licht de hitte verzachtte, bleef het lichaam van de zon als een hart in het midden staan, want het licht is het hart der natuur en niet de hitte.
[24] Hier moet gij werkelijk opletten. Zo ver het middelste punt is ontstoken zo groot is ook de zon, want de zon is niets anders dan een aangestoken. punt in de natuur.
[25] Gij moogt niet denken, dat er misschien nog een andere kracht bij is, zoals in de gehele diepte van het lichaam overal is. Wanneer de liefde Gods door haar Hemel heen het ganse lichaam van deze wereld zou willen aansteken, dan zou het overal even licht zijn als in de zon. Wan­neer nu van de zon die grote hitte kon worden weggenomen, dan zou zij één licht zijn met God; daar dat in deze tijd niet kan geschieden, blijft zij een koning en regeerder in het oude verdorven en aangestoken lichaam der natuur en de zuivere God blijft in de zachte Hemel verborgen. Het licht der zachtmoedigheid, de zon, is van één kwaliteit met de reine Godheid; de hitte slechts kan het licht niet begrijpen, daarom blijft ook de plaats der zon in het lichaam van de toorn Gods en gij moogt de zon niet aanbidden of als God eren, want haar plaats of lichaam kan het water des levens, wegens de grimmigheid, niet begrijpen.
[26] De voornaamste grondslag van de zon en de planeten.
[27] Hier zal ik bestrijders genoeg hebben, die zullen weten af te keuren; want zij zullen niet letten op de Geest, maar op hun tijdperk en zeggen, dat de astrologen het veel beter weten en het beschreven hebben, en dat zij naar die geopende poort Gods zullen kijken als een koe naar een nieuwe deur.
[28] Ja, beste lezer, ik weet wel hoe de astrologen hierover denken, ik heb ook een paar regels uit hun geschriften gelezen en ik weet wel hoe zij de loop van de zon en de sterren beschrijven; ik veracht het ook niet, want ik houd het merendeel voor goed en juist. Dat ik enigszins anders schrijf, doe ik niet uit een waan of een wil, omdat ik twijfel of het wel zo is; ik mag geen twijfel hebben daaromtrent, en zo kan geen mens mij daarin onderrichten. Ik heb mijn wetenschap niet door studie; weliswaar heb ik over de stand en plaatsing der zeven planeten in de astrologische boeken gelezen en ik vind ze ook zeer juist, maar de oorsprong waaruit zij zijn voortgekomen, kan ik niet door mensen te weten komen, omdat zij het niet weten. Ik ben er ook niet bij geweest, toen God ze geschapen heeft. Wijl mij echter in mijn geest de deur der diepte en de poort van de toorn, alsmede de kamer des doods door de liefde Gods ontsloten zijn geworden, zo kan de geest daarbinnen schouwen. In verband daarmede zie ik, dat de geboorte der natuur heden nog is en zich openbaart, als in de aanvang en dat alles, wat in deze wereld opgaat, hetzij mensen, dieren, bomen, kruid, gras, erts of wat nog meer, alles in zulk een hoedanig­heid en vorm opgaat en alle leven, zowel boos als goed, neemt zijn oor­sprong evenzo. Want dat is het recht van de Godheid, dat alle leven in het lichaam Gods op eenzelfde wijze tot aanzijn komt, en hoewel het door menigerlei vorming geschiedt, het leven heeft toch maar één oorsprong.
[29] Deze waarheid zie ik niet met stoffelijke ogen, maar met de ogen, waarin bij mij het leven geboren is en daar staat voor mij de poort naar de Hemel en de hel open en de nieuwe mens kijkt midden in de siderische geboorte, want voor hem staan zowel de binnenste als de buitenste poort open. Aangezien die nieuwe mens zich nog bevindt in de oude mens van toorn en dood, en in zijn Hemel, daarom kijkt hij door beide heen; op deze wijze ziet hij ook de sterren en de elementen, want in God is geen afscheiding tussen het oude en het nieuwe, het oog van God ziet alles. Als mijn geest niet zag door middel van Zijn geest, dan zou ik blind zijn, maar aange­zien ik de poort Gods in mijn geest ontwaar en ook het streven bezit om die te bereiken en binnen te gaan, daarom zal ik schrijven over wat ik aanschouw, en zal mij aan geen menselijke autoriteit storen. Nu moet u niet denken, dat mijn oude mens een levende heilige of een Engel is; o neen, hij bevindt zich met alle mensen in het huis van de toorn en de dood en is nog een altijd durende vijand van God; hij staat nog te midden van zijn zonden en boosheid evenals alle mensen en hij is nog vol gebreken en tekortkomingen.
[30] Toch moet ge weten, dat hij in voortdurende angstige baringsnood ver­keert en gaarne wil los komen van de toorn en de boosheid, maar het niet kan. Het is ermede gesteld als met het gehele huis dezer wereld, waar steeds de liefde in strijd is met de toorn en waaruit steeds uit die angstige worsteling iets nieuws wordt geboren. En zo moet het ook gaan, als gij opnieuw geboren wilt worden; op een andere wijze kan geen mens de wedergeboorte bereiken.
[31] De mens haakt hier steeds naar heerlijke dagen des vlezes, naar rijkdom en schoonheid en hij weet niet, dat hij daarmede in de kamer des doods vastzit en de angel des toorns op hem is gericht.
[32] Zie, ik zeg u dit als een woord des levens, door middel waarvan ik de erkenning des geestes aanneem te midden van de geboorte van het nieuwe lichaam dezer wereld, waarover de mens Jezus Christus, een heerser en koning tezamen met zijn eeuwige Vader is; voor de stoel van Zijn troon staan alle heilige zielen der mensen en zij verheugen zich. De begeerte des vlezes naar zoete welvaart, rijkdom en macht is een toornbad, waarin gij loopt en elkander verdringt, alsof gij erin gezogen werd. Er is daarin een groot gevaar.
[33] Wilt ge weten hoe het is, dan zal ik het u door een gelijkenis zeggen. Wanneer gij u naar hartelust baadt in rijkdom en macht, dan is het met u gesteld als met iemand, die in het water staat, maar geen grond onder de voeten voelt, en het water tot aan de mond voelt komen. Gij zwemt met de handen en houdt u in evenwicht, nu eens in de diepte dan weer minder diep en u hebt toch steeds een grote angst om de grond te raken, want dan komt het water zo dikwijls in de mond, dat de dood te wachten staat.
[34] In zo'n toestand en niet anders bevindt gij u, gij met uw wellusten des vlezes, en als ge nu wilt vechten, zult ge toch niet overwinnen, maar ge zult in uw zachte bed vermoord worden. De mens heeft steeds een ge­weldig leger voor zich, dat tegen hem vecht; en wil hij zich niet verweren, dan wordt hij gevangen genomen en verslagen.
[35] Hoe zal hij, die in het diepe water zwemt, zich wel kunnen verweren. Hij heeft al genoeg te doen met zich in evenwicht te houden en dan wordt hij tegelijkertijd nog door de duivel bestookt. Het ene gevaar volgt het andere op, zoals ook onze koning Christus zegt: Het is moeilik voor een rijkaard om het Koninkrijk der Hemelen binnen te gaan. Het is lichter, dat een kemel ga door het oog van een naald, dan dat een rijke inga in het Koninkrijk Gods. (Math. 19, vs. 24 en Marcus 18, vs. 25). Wil iemand wedergeboren worden, dan moet hij zich niet als onderdaan geven aan zijn hebzucht, zijn hovaardij of zijn eigen kracht, ook moet hij niet luisteren naar de wil van zijn vlees, maar hij moet vechten en strijden tegen zichzelf, tegen de duivel en alle vleselijke lusten en hij moet bedenken, dat hij een knecht en pelgrim is op aarde, die door het gevaarlijke tranendal moet komen in een andere wereld. Daar zal hij heer zijn en zijn heerlijkheid zal in steeds meer volkomen lust en schoonheid stralen.
[36] Opgelet! De zon heeft haar eigen koninklijke plaats en zij wijkt van die plaats, waar zij eenmaal ontstaan is, niet af! Sommigen menen, en dat hebben zelfs ook enkele astrologen geschreven, dat zij in een dag en een nacht om de aarde heenloopt. Enigen hebben het ook ondernomen om te meten, hoe groot haar kringloop zou zijn.
[37] Deze mening is fout. De aarde draait rond en loopt met de andere planeten als in een rad, om de zon. De aarde blijft niet op eenzelfde plaats staan, maar loopt in een jaar rondom de zon, zoals ook de andere planeten onder de zon, uitgenomen Saturnus en Jupiter. Deze kunnen dat vanwege hunne grotere omvang niet doen, aangezien zij hoog boven de zon staan.
[38] Nu vraagt gij u af: Wat is dan toch de zon en wat zijn de planeten, of hoe zijn zij gemaakt?
[39] Kijk, de andere planeten zijn zelfstandige lichamen, die hun lichamelijke eigenschappen hebben en niet gebonden zijn aan een bepaalde plaats, als slechts aan een kring, langs welke zij zich bewegen. De zon echter is niet zulk een lichaam, maar zij is een plek, die door het licht Gods is ontstoken. Begrijp het goed. De plaats, waar de zon zich bevindt, is een plaats als gij ergens op aarde zoudt kunnen kiezen.
[40] Wanneer God het licht door de hitte wilde aansteken, dan zou de ganse aarde zon zijn, want dezelfde kracht, waarin de zon staat, is overal en vóór de tijd des toorns is het overal op de plaats dezer wereld zo licht geweest, als de zon nu is, maar niet zo onverdraaglijk.
[41] De hitte is toen niet zo groot geweest, als in de zon, daarom was dat licht ook zacht, maar wegens de grauwe grimmigheid van de zon, werd de zon van de zachtmoedigheid van God afgescheiden. Daarom mag men dus niet zeggen, dat de zon een open poort van het Godslicht is, want zij is als het licht in het menselijk oog, dat behoort bij de plaats en het lichaam van het oog, maar er is onderscheid tussen het licht en het lichaam. En of het nu al door de hitte in het water, uit het lichaam ontstaat, daarom is 't nog niets buitengewoons, dat het lichaam niet be­grijpen kan. Eenzelfde onderscheid is er ook tussen God den Vader en den Zoon.
[42] Alzo is op de vierde dag in de angstgeboorte dezer wereld in het midden van deze wereld de zon opgegaan en staat op haar eeuwige lichamelijke plaats stil, want zij kan zich geen andere plaats kiezen of zich op een andere plaats neerzetten. Zij is het enige natuurlijke licht in deze wereld en buiten haar is er geen ander licht in het huis des doods. En of het nu al lijkt alsof de andere sterren ook helder licht afstralen, toch is het niet zo; zij nemen deze glans allen van de zon, zoals spoedig hieronder volgt. De ware geboorte van de zon en de planeten is geschied als volgt: Toen de Hemel als afscheiding werd gesteld tussen het licht van God en de aangestoken verwording van het lichaam dezer wereld, toen was het lichaam van deze wereld een duister dal en had niet het licht, dat in het buitenste lichaam buiten de Hemel geschenen had. Alle krachten stonden daar als in de dood gevangen en gingen zo hevig tegen elkaar te keer, dat in het midden van het lichaam hitte ontstond. Toen het gebeurde dat de angstige geboorte in de hitte kwam te staan, toen brak de liefde in het licht van God door de Hemel der scheiding heen en stak de hitte aan. Toen ging in de hitte, in het water, of het vet in het water het schijnende licht op en het hart van het water ontstak zichzelf en dat is in een ogenblik gebeurd. Toen het licht het lichaam goed had omvat, is het lichaam daardoor in een tamelijk zachtmoedige toestand veranderd, zodat het niet meer in die verschrikkelijke angst behoefde te zijn.
[43] De hitte is van het licht zo geschrokken, dat zich haar verschrikkelijke vuurbron heeft stil gelegd en niet meer in staat is zich te ontsteken. Uit Goddelijke voorzorg heeft zich de doorbreking van het licht in de liefde Gods, door de Hemel niet verder doorgezet. Daarom is de zon niet groter geworden.
[44] Van de planeet Mars.
[45] Toen de zon zich had ontstoken, is de afgrijselijke vuurschrik uit de plaats van de zon naar buiten gevlogen, als een wrede, ongebreidelde bliksemstraal en heeft in zijn lichamelijk wezen de grimmigheid van het vuur, waardoor het water zo bitter is geworden, meegenomen, en het water is de kern of oorsprong van de schrik.
[46] De astrologen schrijven, dat de planeet Mars 15.750 mijlen boven de zon staat, hetgeen ik voor goed aanneem, aangezien ik niet met passer en cirkel weet om te gaan. Zo ver is de vlugge vuurschrik van zijn plaats weggevlogen, totdat hij ook door het licht is gegrepen en door het licht werd gevangen genomen. Daardoor moest hij stilhouden en zijn plaats innemen.
[47] Dat het licht hem niet eerder heeft gegrepen, dat komt door zijn grimmig­heid en zijn snelheid als de bliksem. Het licht heeft hem niet eerder kunnen tegenhouden en vasthouden, voordat het hem geheel en al doortinteld had. Daar staat hij nu als een strijder, doder, beweger van het gehele lichaam dezer wereld, want dat is zijn taak, dat hij met zijn beweging in het rad der natuur alles beweegt, waardoor alles zijn oorsprong heeft.
[48] Van de planeet Jupiter.
[49] Toen nu de bittere schrik door het licht gevangen werd, drong het licht in eigen kracht nog hoger de diepte in, totdat het in de harde en koude zetel der natuur reikte. Toen kon de kracht van de eerste opgang uit de zon niet hoger en bleef daar lichamelijk staan en nam die plaats als woning in.
[50] Gij moet dit echter goed verstaan. Het is de kracht van het licht geweest, die op die plaats is blijven staan. Zij is een zeer zacht, vriendelijk, lieflijk en zoet wezen. Van dit wezen schrijven de astrologen, dat het 7875 mijlen boven Mars staat. Het is de verzachter van de verstorende, woedende Mars en een oorsprong van de zachtheid in alle leven en ook een oorsprong van het water, waaruit het leven geboren wordt, zoals ik hierna vermelden zal.
[51] Zover heeft nu de kracht des levens uit de zon gereikt en niet hoger. De glans of schijn echter, die uit zijn kracht opging, reikt tot aan de sterren en door het gehele lichaam der wereld. Gij moet goed begrijpen hoe deze twee planeten ontstaan zijn.
[52] Toen de kracht van Gods hart uit de eeuwige, onsterfelijke bronwel van het water des levens, door de afscheidende Hemel heendrong en het water op de plek van de zon aanstak, toen vloog een vuurstraal, die verschrikkelijk en bitter is, uit het water en daaruit is Mars ontstaan. Direct vloog de kracht van het licht die vuurstraal achterna als een zacht verheven leven; zij achterhaalde de vuurschrik en verzachte deze in die mate, dat hij onmachtig werd om verder door de diepte heen te dringen en daarom sidderend stil bleef staan. De uitgetrokken lichtkracht was veel krachtiger dan de vuurschrik; daarom steeg zij ook hoger dan de vuurstraal, totdat zij zo diep doordrong tot in de natuur-strengheid, dat zij niet verder kon en ook stil hield. Uit die kracht is de planeet Jupiter ontstaan, en niet uit de zelfde plek waar zij nu staat. Zij steekt steeds die zelfde plek met haar kracht aan en moet be­schouwd worden als een bewoonster van die plaats, die steeds in een huurhuis heen en weer verhuizen moet. De zon echter heeft een eigen huis, anders geen enkele planeet.
[53] Wanneer men de geboorte of aanvang der sterren goed wil doorvorsen, dan moet men eigenlik op de hoogte zijn van de oorsprong des levens, hoe het leven zich in een lichaam openbaart, want alles is één geboorte. Wie dat niet weet of verstaat, die kan ook niets weten van de geboorte der sterren, want alles tezamen is een groot lichaam. Ieder levend creatuur staat ten opzichte van zijn geboorte in zijn lichaam als de geboorte van het natuurlijke lichaam dezer wereld, want alle leven moet zich open­baren, zoals de Godheid zich openbaart.
[54] Wanneer men daarover goed nadenkt, hetgeen zonder de bijzondere ver­lichting des Heiligen Geestes niet kan geschieden, dan onderkent men aanvankelijk de zure koude en strenge geboorte, welke de oorzaak is van de stoffelijke natuur, of de vorming aller dingen.
[55] Als die strenge, koude, scherpe samentrekkende kracht er niet was, dan was er geen natuurlik of stoffelijk wezen; ook bestond dan niet de ge­boorte Gods en alles zou ondoorgrondelijk zijn.
[56] Maar in deze harde, strenge en koude kracht, staat het stoffelijk wezen of het lichaam, waarin zich de levensgeest openbaart, en uit diezelfde geest het licht en het verstand, waardoor dan weer de zintuigen en de erkenning aller krachten ontstaat.
[57] Toen het licht werd geboren, werd het geboren midden in het lichaam als een hart of geest uit alle krachten, en het staat op zijn oorspronkelijke plaats stil en gaat toch door alle krachten heen. Evenals het uit alle krachten geboren is en de oerbron van alle krachten bezit, zo dringt het ook met zijn glans in iedere kracht, waardoor dan de smaak, de reuk, het gezicht, het gehoor, het gevoel, de rede en het verstand ontstaan. Zoals het nieuwe leven zich in een schepsel aankondigt, zo zal het ook zijn bij de wedergeboorte van het nieuwe leven in het verdorven lichaam dezer wereld. En wie dat loochent, die heeft noch het juiste verstand, noch het begrip der natuur. Ook is zijn bewustzijn niet uit God geboren, doch hij is een bespotter van God.
[58] Ziet, gij kunt niet loochenen, dat het leven ontstaat in de hitte van het hart, maar in datzelfde leven bevindt zich ook dat licht der dierlijke ge­boorte. Het hart betekent nu de zon, zij is ook het begin van het leven in het bui­tenste lichaam dezer wereld. Nu kunt gij niet zeggen, dat de dierlijke ge­boorte uit het hart wijkt, omdat het lichaam in beweging is. Eveneens wijkt de zon niet van haar plaats af, doch behoudt haar eigen plek als een hart voor zich, en straalt als een licht, of als een geest door het gehele lichaam en door alle krachten van het lichaam heen. Haar ge­boorte neemt ook een aanvang uit alle krachten en dar., om is zij niet haar licht en haar warmte ook weer een geest en hart van het gehele lichaam dezer wereld.
[59] Verder kunt gij niet loochenen, dat de gal in een creatuur ontstaan is uit het hart, want zij is een ader naar het hart en zij veroorzaakt de beweeglijkheid, waardoor de hitte geboren wordt. Zij heeft haar eerste oorsprong uit de flits van het leven, als dat zich in het hart openbaart, en het licht in het water opgaat. De vuurschrik gaat vooraf, hij stijgt uit de angst in het water, in de hitte op. Wan( wanneer de hitte in de koude en zure hoedanigheid zo in angst komt te zitten, dat het licht zich door de verborgen Hemel van het hart, ;n de lichamelijkheid ontsteekt dan schrikt de bange dood in de toorn Gods en wijkt als de bliksem van het licht en stijgt boven zichzelf uit vol schrik bevende en vreesachtig, terwijl het licht uit het hart hem nazit en hem beïnvloedt, zodat hij stil blijft staan.
[60] En zo is de planeet Mars, want zo is zij ontstaan en zijn eigen hoedanig­heid is niet anders dan een giftige bittere vuurschrik, die uit de plek van de zon is uitgevaren. Nu is hij echter steeds een aansteker van de zon, evenals de gal een op­wekker is van het hart, waar de hitte, zowel in de zon als in het hart stand houdt, en waardoor het leven aller dingen zijn oorsprong vindt. Ten derde kunt gij ook niet loochenen dat de hersenen in het hoofd van een schepping niet de kracht van het hart vertegenwoordigen, want uit het hart stijgen alle krachten in de hersenen op, waardoor in de hersenen de zintuigen van net hart ontstaan.
[61] Het brein in het hoofd heeft zijn ontstaan te danken aan de kracht van het hart. Nadat de vuurschrik van de gal of Mars van het licht des levens is afgeweken, dringt de kracht uit het hart door het licht des levens verder tot in het hoofd in de strenge hoedanigheid, en wanneer dan die kracht niet hoger kan, dan wordt zij door de strenge geboorte gevangen genomen en door de koude verdroogd.
[62] Daar bevindt zij zich nu en is van de zelfde kwaliteit als de levensgeest in het hart en is een koninklijke stoel voor de geest van het hart; tot zover dringt de geest van 's harten kracht door en daar wordt zij erkend. Het brein zetelt in de strenge geboorte en is in zijn eigen lichaam de zachte kracht van het hart. Dat beduidt met recht de nieuwe wedergeboorte, die te midden van de omstrEngeling des doods en des toorns, in zijn Hemel opnieuw tot aanzijn komt en door de dood heen in het leven dringt. Daar wordt de geest of de gedachten weer een geheel scheppende persoonlijkheid door het aansteken en bewust worden van alle krachten, hetgeen ik in de mens de dierlijke geboorte (de geboorte van de ziel) noem. En wanneer de nieuwe geest in het brein algeheel verdierlijkt is, dan gaat hij weder terug naar zijn moeder, het hart en dan staat hij als een vol­maakte geest of wil, of als een wedergeboren persoonlijkheid, die in een mens wordt genoemd de ziel.
[63] Zoals het wezen en de afkomst van het brein in de mensen is, zo is ook het wezen en de afkomst van de planeet Jupiter, want zij heeft haar oor­sprong uit de opgang des levens, uit de kracht, die uit het water des levens van de zonneplek door het licht is opgegaan. En diezelfde kracht is zo hoog gestegen, totdat zij weer in de strenge harde en koude kracht is gevangen genomen en daar is blijven stilstaan, door de eerst omwenteling lichamelijk geworden en door de strenge en koude kracht ingedroogd. Uit het brein in de lichamelijke heerlijkheid en wijsheid der natuur, geboren worden, maar de echte heilige geest in de mensen, wordt geboren uit het water des levens in de verborgen Hemel. De uiterlijke Jupiter is slechts de zachtmoedigheid en het verstand in het uiterlijke begrip; de heilige bronwel is onbegrijpelijk en voor het uiterlijke verstand ondoorgrondelijk.
[64] De siderische geboorte staat slechts met de wortel in de heilige Hemel, doch met de lichamelijkheid in de toorn.
«« 25 / 27 »»