Van de planeet Saturnus.

Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang

«« 26 / 27 »»
[1] Saturnus, de koude, scherpe en strenge, zure heerser heeft zijn aanvang en afkomst niet van de zon, want hij heeft de kamer des doods in zijn macht en hij is uitdroger van alle krachten, waardoor de lichamelijkheid ontstaat. Zoals de zon is het hart van het leven en de oorsprong van alle geesten in het lichaam dezer wereld, zo is Saturnus,het begin van alle lichamelijkheid en tastbaarheid; in de macht van deze twee planeten staat het gehele lichaam dezer wereld en er is geen schepsel, of maaksel, of ander ding in deze wereld, dat niet afhankelijk is van deze twee machten. Saturnus vindt zijn oorsprong in de ernstige, zure en strenge angstig­heid van het gehele lichaam dezer wereld, want toen ten tijde van de ontsteking des toorns, het licht in de uiterlijke geboorte dezer wereld, de geboorte der natuur of bevattelijkheid, het opstijgen der geboorte uit alle Oergeesten, uitdoofde, toen stond de zure hoedanigheid in haar scherpste en strengste geboorte en trok de werking van alle Oergeesten geheel en al zuur en hevig tezamen.
[2] Daaruit zijn de aarde en de stenen ontstaan en dat was het huis des doods of de insluiting van het leven, waarin dan koning Lucifer ge­vangen zit.
[3] Toen echter op de eerste dag het licht door het Woord of door het hart van God iets in de wortel van het natuurlichaam dezer wereld weder aanbrak, zoals het uitzoeken van de jongste dag of de aanvang der beweeglijkheid des levens, toen bezat de strenge en zure geboorte weder een opgang des levens in zich. Van toen af aan heeft zij in de angstige dood gestaan tot aan de derde dag; toen is de liefde Gods door de afscheidende Hemel heengedrongen en heeft het licht van de zon aange­stoken.
[4] Daar echter het hart of de kracht van de zon de angstige geboorte of hoedanigheid van grimmigheid en toorn niet afsluiten of matigen kon, stond deze gehele omgeving in gruwelijke angst, als een vrouw in barens­nood, en kon geen hitte verwekken wegens de verschrikkelijke koude en zuurheid. Waar evenwel de beweeglijkheid begonnen was door de kracht van de verborgen Hemel heen, daar kon de natuur niet rusten, maar zij maakte zich sidderend gereed tot scheppen en deed uit de geest van de scherpte de zure koude en strenge zoon geboren worden, de ster Saturnus. De geest van de hitte kon zich niet ontsteken, waaruit het licht en uit het licht door het water, de liefde en zachtmoedigheid ontstaat, doch het was een geboorte van strenge, koude en hevige grimmigheid, die is een ver­droger, een vernietiger, en een vijand van de zachtheid. Die geboorte is het, die in de creaturen het harde gebeente vormt. Saturnus is niet aan zijn plaats gebonden, zoals de zon, want hij is niet een stoffelijke plaats in de ruimte der diepte, maar hij is een zoon, die uit de kamer des doods, uit de ontstoken, harde en koude angst geboren is, en hij is nu een bewoner van de ruimte, waarin hij rondloopt, want hij heeft zelf een stoffelijk lichaam, zoals een kind, wanneer het uit de moeder geboren wordt.
[5] “Toen het scheppende Fiat het rad schiep, is ook wel Saturnus met het rad geschapen, maar niet uit de zon.”
[6] Waarom hij echter van uit God de strenge geboorte is opgegaan en wat zijn taak is, zal ik nader vermelden bij de omloop der planeten. Zijn hoogte kan men eigenlik niet goed te weten komen; ik voor mij meen, dat hij tussen Jupiter en de algemene sterren in het midden van de diepte staat, want hij is het hart van de lichamelijkheid der natuur. Evenals nu de zon* het hart van het leven is en de oorsprong der natuur­geesten, zo is Saturnus het hart en de ooi sprong van alle lichamen en vormen in de aarde en op de aarde en in het gehele lichaam der wereld. En zoals bij de mens de schedel een omvatter en omsluiter der hersenen is, waarin de gedachten tot ontwikkeling komen, zo is de saturnale kracht een omvatter, verdroger en vasthouder van alle lichamelijkheid en tastbaarheid. En evenals Jupiter, de openbaarder en schepper der zacht­moedigheid, staat tussen de grimmige Mars en de strenge Saturnus, en de zachtheid in de schepselen doet geboren worden, zo ontstaat ook het leven en het doel van alle creaturen tussen deze beide zelfstandigheden, zo ook het nieuwe lichaam dezer wereld, alsook de nieuwe mens, waar­over gij zult kunnen lezen bij de beschrijving van de mens.
[7] Van de planeet Venus.
[8] Venus, de lieftallige planeet of de ontsteker der liefde in de natuur, heeft haar oorsprong en afkomst uit de opgang van de zon; haar hoedanig­heid, haar wezen en haar ontstaan echter is als zodanig geschapen. Versta dit goed. Toen de liefde Gods de plek van de zon aanstak, toen ging eerst door de angst uit de zeven Oergeesten der natuur de verschrikkelijke bittere vuurschrik uit de zon weg; die vuurschrik was te voor­schijn geroepen door de ontsteking van de bittere toorn Gods in de zure zelfstandigheid van het water. Bij de aansteking van de zon ging die vuurschrik vanuit de kamer des doods op en was toen een veroorzaker van de dood en een verwekker van het leven, hij steeg grimmig en sidde­rend omhoog, totdat het licht van de zon hem vastgreep en doordrong, toen werd hij door de zachtheid van het licht bevangen en bleef stilstaan, en uit deze werkingen is de planeet Mars ontstaan.
[9] Na de vuurschrik is de kracht van het licht, die oorspronkelijk uit het vet van het water achter de vuurschrik geboren werd, hem plotseling als een grote macht nagerend en heeft de vuurschrik gevangen genomen en zich boven hem gesteld als een vorst en een temmer van de grimmigheid. Daaruit is nu de zintuiglijke waarneming in de natuur of de planeet Jupiter geworden.
[10] De poort der liefde.
[11] Toen nu de twee geesten van beweeglijkheid en leven vanuit de plaats van de zon waren uitgegaan, drong de zachtzinnigheid als een zaad van het water met de kracht van de liefde heel zoetjes en vriendelijk beneden zich in de kamer des doods; daaruit is de liefde des levens of de planeet Venus ontstaan.
[12] Gij moet echter de diepe betekenis hiervan goed begrijpen. De geboorte of de opgang der zeven planeten en alle sterren is niet anders geschied, dan zoals het leven en de wonderbare indeling van de Godheid van eeuwigheid af is ontstaan.
[13] Toen koning Lucifer de plaats dezer wereld voor zich als een toornhuis had ingericht en meende zo grimmig en geweldig te kunnen heersen, doofde het licht in de natuur uit en verstijfde de hele natuur als in een lichaam des doods, waarin geen beweeglijkheid was en zo moest hij als een eeuwige gevangene in de duisternis verblijven.
[14] Nu wilde echter de heilige God de plek van het lichaam, namelijk de ruimte dezer wereld, niet in eeuwige duisternis en schande laten blijven en als eigendom aan de duivel overlaten, maar schiep een nieuwe heer­schappij van het licht en van alle zeven Oergeesten der Godheid, welke de duivel niet begrijpen noch aantasten zou kunnen; het zou hem ook nergens toe kunnen dienen, want hij kan in het licht van de zon niet meer zien dan in de duisternis, omdat hij in dit licht niet is geboren; daarom heeft hij er ook niets aan.
[15] Als er dan een nieuwe heerschappij zou zijn, dan moest liet er een zijn, ,die de duivel niet zou kunnen aantasten om haar als zijn stoffelijk eigen­dom te gebruiken.
[16] Dat is alzo geschied: De liefde, of liet Woord of het hart, dat is de eniggeboren Zoon van den Vader, die is het licht, de zachtmoedigheid, de liefde en de vreugde van God, (Hij zegt zelf, als hij zich tot de mens­heid richt: Ik ben het licht der wereld. Joh. 8-12) heeft deze wereld bij het hart genomen en in het midden van deze ruimte op de plaats, waar de machtige vorst en koning Lucifer zijn zetel had gehad, is een nieuwe schepping ontstaan.
[17] Uit deze ontstoken plaats van de zon zijn op bijzondere wijze zesderlei hoedanigheden ontstaan en geboren, allen naar goddelijk geboorterecht. Eerst is de vuurschrik of de beweeglijkheid in de hitte opgegaan; dat is de aanvang van het leven in de smart van de dood. Ten tweede is het licht in het vet van het water in de hitte schijnend geworden; dat is nu de zon. Ten derde: toen het licht van de zon het gehele lichaam van de zon door­straald had, is de kracht van het leven, die door de eerste inwerking opgegaan is, omhoog gestegen, juist zoals het gaat, wanneer men een stuk hout aansteekt of vuur uit een steen slaat. Men ziet eerst de glans en uit die glans de vuurschrik en na de vuurschrik de kracht van het aan­gestoken voorwerp of lichaam, en dat licht met de kracht van het lichaam verheft zich zeer plotseling boven de schrik en regeert veel hoger. dieper en machtiger dan de vuurschrik. Ook wordt de kracht van het aange­stoken lichaam in de uitgetogen kracht buiten het vuur zacht, lief lik en vernuftig, en daaruit kan men pas goed het goddelijke wezen begrijpen. Zo is het ook gegaan met het ontstaan van de zon en de twee planeten Mars en Jupiter. Wijl ook de plek van de zon alle hoedanigheden naar de rechten van de Godheid bezat evenals alle andere plaatsen, daarom stegen ook ten tijde van de eerste ontsteking alle hoedanigheden op en neer en ontwikkelden zich naar eeuwige rechten. De kracht van het licht, die de zure en bittere hoedanigheid van de plaats der zon verzachtte en dun maakte als het water of als de liefde des levens, toog naar zijn deemoedige aard naar beneden. Daaruit is de planeet Venus ontstaan. Zij doet in het huis van de dood de zachtmoedigheid naar buiten komen, zij ontsteekt het water en zij dringt zachtjes door de hardheid, zij ontsteekt de liefde, waarnaar de hogere beheersing als de bittere hitte van Mars en de hartelijke gevoeligheid van Jupiter begerig wordt. Daaruit ontstaat de beïnvloeding; de venuskracht maakt de grimmige Mars zacht en vertedert hem, en Jupiter maakt zij deemoedig, want anders zou de kracht van Jupiter door de harde kamer van Saturnus heenbreken en door de schedel van mensen en dieren, en de zinnelijke waarneming zou veranderen in hoogmoed boven het goddelijke geboorterecht, naar de aard en wijze als van de trotse duivel.
[18] Over de planeet Mercurius.
[19] Als we eigenlik grondig weten willen, hoe de planeten en sterren ontstaan zijn; als we van het binnenste der aarde het wezen willen verstaan, moeten we beginnen met de innerlijke geboorte, het ontstaan van het leven in de mens te beschouwen. Want beiden hebben eenzelfde begin, verlopen gelijk en voor beiden gelden dezelfde wetten. Want het rad van sterren en planeten is niet anders, dan de geboorte in het 7e kosmische gebied, waarin zich beelden en figuren als Hemelse vruchten hebben gezet naar Gods ordonnantie. Omdat de mens door God naar Zijn beeld geschapen is, heeft zijn leven eenzelfde begin en opgang als planeten en sterren.
[20] Zo als het leven van de mens evolueert, hebben ook planeten en sterren vorderingen gemaakt na hun geboorte; er is in deze geen verschil.
[21] Het centrum of de cirkel van de geboorte des levens. De grote diepte.
[22] Voor deze spiegel roept de Geest de geneesheren, maar in 't bijzonder hen, die langs anatomische weg en door allerlei onderzoekingen de geboorte en des levens opgang doorgronden willen en die daardoor tegen Gods wil in recht en wetten met voeten getreden hebben. Zij hoopten de won­derschone verhoudingen en de verschijning van de natuur te doorgronden en zo dienstbaar te kunnen maken aan de gezondheid van anderen. Daar zij echter in de natuur voor moordenaars en misdadigers worden aangezien, als werkers tegen Gods wetten en rechten in, veroordeelt de geest, die God herbergt, deze moordenaars.
[23] Zij hadden de wonderlijke geboorte van de mens veel juister benaderd, als zij hun goddelijke inzichten niet vervalst hadden tot trotse hoogmoed en duivelse moordlust. Zij wilden niet met Goden, maar met mensen strijden; zij ontvingen hun verdiende loon.
[24] Gij, gepromoveerden, gaat zien, kijkt toe of een nederige leek de menselijke geboorte onderzoeken kan, als hij zoekt mèt God en naar God. Is het onjuist, weerlegt het. Is het juist, erkent het. Ik schrijf over de geboorte van het mensenleven, om U de oorsprong van sterren en planeten beter te doen begrijpen; bij de beschrijving van de schepping van de mens, zult ge alles dieper en beter bewezen vinden aan­gaande het begin van de mens.
[25] Let eens op: Het zaad in de mens wordt net zo geboren, als de wonderlijke afmetingen en verschijning in haar strijd en opgang in de eeuwigheid is geboren. Want het menselijke vlees vertegenwoordigt het lichaam van God, dat geboren is uit de zes andere Oergeesten, waarin zich steeds weer de zes geesten ontwikkelen, waardoor vormen en lichamen ontstaan. Het hart van God of de heerlijke zuivere Godheid openbaart zich in het mid­den van dat lichaam, waarin het levenslicht opgaat. Men kan in het menselijk lichaam drie gebieden onderscheiden aangaande de geboorte. Elk staat afzonderlik en toch zijn zij niet gescheiden, doch zijn één; de mens is een drie-eenheid dus, evenals de Godheid. Het vlees leeft niet op zichzelf, maar het is dood en dom; als de geest ophoudt het bekwaam te besturen, is het dadelijk 'n dood ding, dat ver­rotten en verstuiven moet.
[26] ,Daarentegen kan een geest niet bestaan zonder het stoffelijk lichaam, want is hij hiervan gescheiden, dan kan hij zich niet manifesteren. Want het lichaam is de moeder voor de geest, waarin de geest geboren wordt en waardoor hij in krachten toeneemt. De geest blijft wel alleen voortbe­staan, maar hij verliest alle bestuur. Deze drie manifestaties vormen de ganse mens, met lichaam en geest en zij hebben ten aanzien van 't begin en van hun manifestatie zeven aan­zichten, overeenkomende met de 7 Godsaanzichten of die der 7 planeten. Gods geboorte is eeuwig, zonder begin en zonder einde; zo is ook de ge­boorte en voortgang van sterren en planeten eeuwig en de spiraalgang van het mensenleven.
[27] Let goed op: Als wij denken -en denken wat er is in en buiten de wereld, als wij ons verdiepen in het Wezen van alle Wezen, dan denken wij in het Lichaam van God, die het Wezen van alle Wezen is, en die een eeuwig Wezen is.
[28] Het heeft in zijn verblijfplaats geen beweging, verstand of bevattingsver­mogen; het is een duistere diepte, die begin noch einde kent. Daarbinnen is het dik noch dun; het is een donkere dodenkamer, waar niets te onder­scheiden is; koude noch warmte vindt men er; het is het einde aller dingen.
[29] Zo is het lichaam der diepte, de werkelijke dodenkamer. In deze duisternis van de 7 goddelijke geesten is wederom begin noch einde; er is geen eerste, tweede, derde of laatste.
[30] In deze 7 gebieden onderscheiden we drie aanzichten; geen kan van de andere gescheiden worden of kan zonder de andere bestaan. De 7 geesten vullen elkander van eeuwigheid tot eeuwigheid aan. Het eerste gebied beslaat de stof, de diepste diepten, het wezen van alle wezen; hij verbergt op alle plaatsen de 7 geesten in zich: hij bezit ze, is er onafscheidelijk van; bewust.
[31] Als de zeven geesten hier of daar niet strijden met succes, is daar ook geen beweging, maar diepe duisternis. Hoewel de Geesten volmaakt zijn, en de plaats niet een donker huis is, (zoals we van een donkere kamer spreken) kunnen toch de brandende geesten der planeten en sterren de elementen niet doen ontbranden.
[32] De bron van de 7 geesten is evenwel overal; buiten het strijden staat deze stil en men ontwaart geen beweeglijkheid. En dit gehele wezen begrijpt de eeuwigheid, die niet van God is, maar de niet-almachtige natuur, waar weliswaar de Godheid onaantastbaar in de kern der zeven geesten verborgen blijft, maar begrepen noch ver­staan wordt.
[33] De gehele wereld is zulk een huis geworden, toen de Godheid zich voor de gruwelijke duivels in de zeven geesten verborgen had. Als nu niet de 7 planeten en sterren uit de geesten van God opgerezen waren, dan zouden de krachten, die de doodskamer in 't duistere huis van deze wereld aan alle kanten, overal weer aansteken en doen groeien waaruit het gebied van het oerbeginsel ontstaat, niet meer werken.
[34] Verder zult U ook wel weten, dat het gebied der 7 goddelijke geesten in dit huis dezer wereld daarom niet uitgedroogd is, dat alles slechts van de planeten en sterren zijn leven en zijn begin ontvangen moet. Neen, want de smetteloze Godheid staat alom in de kring, in 't hart van de ge­hele diepte verborgen en de 7 geesten staan in het lichaam van de diepte in angst en groot vurig verlangen en worden door planeten en sterren steeds ontstoken, waardoor de beweging en de geboorte in de diepte ontstaat.
[35] Daar zich echter het hart van God in het lichaam van deze wereld bij de uiterlijke geboorte, die de lichamelijkheid is, verbergt, is de lichamelijkheid een donker huis en alles staat in grote nood en heeft een licht nodig, dat in de duisternis der kamer schijnt; dat is de zon zolang, tot dat het hart van God in de 7 geesten Gods in 't huis van deze wereld weer zal bewegen en de 7 geesten ontsteken.
[36] Dan eerst zullen de zon en de sterren weer in hun eerste stand terug treden en in zulke vorm; want Gods hart of Zijn Licht zal weer in de lichamelijkheid, d. i. in 't lichaam van deze wereld lichten en alles door­dringen.
[37] Dan houdt de angst op, want als de angstvalligheid in het gebied van de geboorte de zoetheid van 't licht Gods proeft, dat het hart van God midden in het geboortegebied overwint, dan is alles vreugdevol en het ganse lichaam overwint, wat heden ten dage in het huis van deze wereld niet kan zijn door de boze gevangen duivel, die in de uiterlijke geboorte in het lichaam van deze wereld huis houdt tot aan het Godsgericht.
[38] Hier kunt ge nu begrijpen, hoe het hart Gods de bezem in de hand heeft en eens de dorsvloer vegen zal, waarvan ik hier ernstig mel­ding maak, als 'n uitspraak in 't licht des levens, - daar het hart in 't levenslicht doorbreekt en het lichten van de dag verkondigt.
[39] Van de mensen en de sterren.
[40] De diepte of het huis dezer wereld is een duister huis, waar zich de lichamelijkheid, dik, donker, angstig en halfdood voortplant en voor de planeten en sterren zijn beweeglijkheid ruimt, die het lichaam in de uitwen­dige geboorte ontsteken; daardoor ontstaat zowel de oerbeweeglijkheid als het beeldende en scheppende wezen. Daarom is ook het vleeskleed van de mens een donker dal, waar de angst voor de geboorte des levens is en zich altijd zeer inspant, met het doel zich te verheffen tot het licht, waaraan zich het leven zou willen ontsteken. Daar evenwel het hart Gods zich in het centrum of de kern verbergt, kan dit niet; de angst brengt niet meer voort dan zaad. Het vleeskleed brengt zaad voort, dat zijns gelijke is, voor een ander mens en het geesteshuis in het rad van de 7 geesten schept in het zaad een geest van zijn geest, zijns gelijken voor een nieuwe geest. En het verborgen hartenhuis schenkt hem ook weer zo’n geest, die het vleeskleed en ook de geboorte­geesten, die tot de sterren behoren, in 't lichaam verborgen dragen, maar ze niet ontsteekt tot na deze tijdrekening. De derde geest is de ziel in de mens, die een is met Gods hart, als een Zoon of kleine God in de grote onmeetbare God. Deze drie onderscheiden gebieden worden in 't zaad geboren, dat zijn oorsprong heeft in 't vlees, zoals reeds gezegd. Neemt goede nota van het verborgen geheim, gij natuurkundigen, let op!
[41] De toegang tot het grote geheimenis.
[42] Uit de angstvolle kamer in 't lichaam van deze wereld, uit de 7 geesten Gods zijn de sterren opgegaan. Deze ontstaken het lichaam van deze wereld en uit het lichaam komt voort de vrucht of het zaad, dat water, vuur, lucht en aarde is.
[43] De aarde is de vrucht van de 7e Geest Gods; dat is de natuur, de lichamelijkheid, waarin zich de andere geesten openbaren en de Salniter van de 7e geest in eindeloze gestalten en vormen, zodat de aarde ook haar zaad voortbrengt, zoals het ons voor ogen ligt. Het vleeskleed des mensen is ook zo'n huis, als de duistere diepte dezer wereld, waarin de zeven geesten Gods vrucht dragen. Daar echter de mens eigenaar is van zijn lichaam, dat een Zoon van het ganse lichaam Gods is, brengt hij ook bij hem behorend zaad voort, uit het gebied van zijn lichamelijke Oergeesten? Het lichaam voedt zich met het zaad van de zeven goddelijke geesten uit 't lichaam van de grote diepte, die vuur, lucht, water en aarde is.
[44] Van de aarde neemt hij de geboorte der aarde of de vrucht, want deze is edeler dan de aarde, zij is het beste bestanddeel.
[45] Uit de Salniter, uit de natuurgeesten.
[46] Want toen het lichaam der natuur door de duivel ontstoken werd, trok het Woord of het hart van God de massa tezamen, nog voor de bedorven Salniter tezamen werd gedrukt; dat heet nu aarde wegens de harde grimmigheid of verderf.
[47] Toen de aarde tezamen gedrukt was, stond de massa in de donkere diepte in de voortgebrachte Hemel tussen de angstvolle geboorte en de liefde van Gods hart, tot de 6de dag; toen liet Gods hart het licht des levens uit Zijn hart in het binnenste van de massa of in de derde openbaring schijnen. Toen dit gebeurde, vingen de 7 Oergeesten aan zich te bekwamen in de massa en zich in de vaste substantie van 't zaad dat de Oergeesten voort­brachten als vuur, lucht en water, evenals in 't lichaam der diepte. Zo werd de mens een levende ziel, in wezen gelijk aan de opgegane zon, en op gelijke wijze de 7 planeten.
[48] Het licht in de mens, dat door Gods hart ingeblazen was, betekent de zon, die in de hele diepte licht, waarover U bij de schepping des mensen meer vinden zult. Zie nu, evenals in de diepte dezer wereld, door aan­steken van de sterren uit het lichaam der duistere diepte zaad geboren wordt, gelijk aan het grofstoffelijke lichaam, zo wordt ook op gelijke wijze in het vleselijke des mensen zaad geboren overeenkomstig het eeuwige geboorterecht der 7 Oergeesten.
[49] En in het zaad zijn 3 onderscheiden dingen, waar het een het ander niet doorgronden kan; zij bevinden zich toch in een en hetzelfde zaad, en vermengen zich ook met elkaar tot één wezen; het is ook één wezen en ook drie onderscheiden dingen; overeenkomstig de drie-eenheid Gods. Eerstens is het ganse lichaam van de mens een duister huis, dat zonder de inwerking van de 7 geesten, geen beweeglijkheid heeft, maar slechts een donker dal is, evenals het lichaam uit de diepte der wereld. Zo is in het donkere lichaam van de mens ook een dergelijke wetmatig­heid bij de 7 geesten, evenals in het lichaam der diepte. Als de 7 geesten overeenkomstig het geboorterecht Gods zich doen gelden, dan wordt er uit het strijden der 7 geesten zaad geboren, dat zijns gelijke is. Dit zaad heeft eerstens een moeder, dat is de donkere kamer van het vleeshuis; ten tweede heeft het een moeder, dat is het wiel van de 7 geesten, overeenkomstig de 7 planeten; ten derde heeft het een moeder, die in de cirkel van de 7 geesten in het midden geboren wordt; dat is het hart van de 7 geesten.
[50] Dat is nu de moeder der zielen die de 7 geesten doorschijnt en levend maakt en op deze plaats verbindt zich het zaad met Gods hart; maar slechts voor diegene in wien het licht ontstoken wordt; voor wien echter het vuur van de toorn brandt, blijft deze derde moeder in de donkere kamer gevangen. En of ze nu al de derde moeder is, zij blijft de dwaas, als het licht niet ontstoken wordt, evenals de diepte dezer wereld een dwaas voor Gods hart; die diepte dezer wereld, waarin het wiel der 7 geesten in grote angst staat, en in zo grote rampen en verliezen in hitte en koude, als maar denkbaar is.
[51] Als evenwel de derde moeder in 't Licht ontbranden gaat, dan staat zij in de geschapen Hemel van 't heilige leven en doorlicht de andere moeder, van wie de 7 geesten een vriendelijke tegemoetkoming willen ontvangen, wat de liefde des levens is, waarover ge in hoofdstuk 8 over de liefde­geboorte Gods lezen kunt.
[52] De derde moeder kan ze niet altijd standvastig doorlichten, want zij staat in 't huis van de duisternis, maar zij geeft ze menigmaal een blik, net of het weerlicht; daarnaar wordt de derde moeder menigmaal zeer begerig en verheugt zich zeer; maar de grimmigheid van Gods toorn roept alles weer terug tot de orde. Zo ook danst de duivel op deze poort; want de nieuwe mens ligt verborgen in de gevangenis, waarin ook de duivel opgesloten is.
[53] Ik geloof, dat in het huis der werelddiepte zowel het vleeshuis als de diepte, alles bij elkaar hoort als één lichaam; het is ook één lichaam maar met vele delen of ledematen.
[54] De diepte in 't centrum.
[55] Zie, wanneer nu het zaad geboren is, staat het midden in 't hart van het lichaam, want daar juist ontvangt de moeder de drie-eenheid. Eerstens grijpt de wrange geest; hij trekt een massa uit het zoete water samen, dat wil zeggen uit de vetheid van het hartebloed of sap of olie van 't hart. Die zelfde olie heeft reeds het principe van de drie-eenheid in zich, evenals de gehele mens, want het is alsof men kruitvuur in stro wierp.
[56] De vraag doet zich voor: Hoe gaat dat?
[57] Hier komen we eerst recht op het terrein van de mens; let goed op. Want het is de spiegel van het grote geheim, de diepe verborgenheid der mensen. Hier hebben alle geleerden van de wereld omheen gedanst; alle hebben de deur gezocht en toch niet gevonden.
[58] Nu moet ik opnieuw opmerken, dat het 't morgenrood van de dag is, zoals de deurwachter het hebben wil.
[59] Let weer op: Als de Salniter of de werking van de 6 Oergeesten, wat de zevende natuurgeest is, in de ruimte van deze wereld aangestoken wordt, dan staat het woord of het hart Gods alom midden in de kring van de 7 geesten, als een hart dat alles, hieronder te verstaan het ganse wereld­ruim, plotseling vervult.
[60] Daar echter in de diepte, dat is het hele wereldruim van den Vader, (hieronder is te verstaan 't hart van Gods lichaam, dat wil zeggen het stoffelijke Hart van God), het lichaam van de Vader en het hart in het gehele lichaam lichtte, als des Vaders Glans, daardoor was de bedorven Salniter overal met het licht of het hart van God verbonden en het hart van God kon daar ook niet uit vluchten, maar verborg zijn glans en schijn in het lichaam van de gehele voor de gruwelijke duivel ontstoken geesten. Toen dit gebeurde, werden de Oergeesten zonder uitzondering zeer grimmig en hevig strijdend; de wrange geest, als de sterkste, trok in de zevende natuurgeest de werking van de andere vijf vreselijk tezamen; hierdoor ontstonden de bittere aarde en de stenen; zij waren echter nog niet tezamen gedreven, maar zweefden in de gehele diepte.
[61] Te dien tijde is de massa tezamen getrokken, want toen zich Gods hart in de Salniter verborg, bekeek het de gehele ruimte of het lichaam weer en dacht, hoe zij weer geholpen kon worden, opdat weer een Engelenrijk in de diepte dezer wereld zou kunnen ontstaan. De aanblik was echter de liefdegeest in Gods hart, die de olie van het water verbond op de plaats van de aanblik, waar alreeds de olie en het water elkaar doordrongen. Het licht was opgegaan. Denk hierbij aan de aanblik van de heilige Petrus in het huis van Kaifas; zo is het eveneens.
[62] Zoals de man de vrouw aanziet en de vrouw de man en zijn geest; versta hieronder de bron der liefde, die bij de opgang van 't leven uit het water door het vuur gaat en ook de vrouwelijke geest, een geest, die door anderen in dezelfde olie van 't hart gevangen wordt, waardoor spoedig een massa, zaad of dringend willen van een ander mens in de massa ontstaat.
[63] Juist op deze wijze is de eerste massa ook ontstaan, want de liefdegeest in Gods hart zag in het lichaam van de in toorn ontstoken Vader het water des levens aan, waardoor en waaruit de liefde in vuur opging, vóór de tijd van de toorn; op dit ogenblik heeft een geest de andere ge­vangen; de olie of het water in de toorn heeft de liefdegeest in Gods hart ontvangen, zich daarmee verenigd en de wrange geest heeft de massa samengetrokken.
[64] Daar is het als een geboorte of een wil van een gehele schepping, en het schepsel geweest, evenals het zaad in de mens. De Hemelvesting is tussen Gods hart en de onmeedogenloze doodskamer gesloten, anders was het leven spoedig in de massa ontbrand. Want de vesting was zowel in de massa als daarbuiten, wat het doel van scheiding tussen Gods hart en de grimmige duivels is. Daarom moest het woord of Gods hart de opborrelende geest in de massa opblazen, wat eerst op de 8ste dag door zekere onbekende oorzaken gebeurde. Was de Hemel niet als een vesting in de massa tussen Gods hart en de lichamelijke Oergeesten van de massa, dan had de massa de ziel uit eigen kracht kunnen ontsteken, zoals het met de heilige Engelen gebeurde. Er bestond echter kans, dat het zou gaan als met de mooie zoontjes van Lucifer, omdat de lichamelijke Oergeesten in de massa in vurige toorn ontstoken waren.
[65] Daarom moest de Hemel zijn een vesting tussen de vonken, die het hart van God bij 't eerste aanschouwen ontvangen hadden; voor 't geval, dat het lichaam in vurige toorn omkwam, opdat toch het heilige zaad bleef; dat de ziel is, die zich met Gods hart verbond. Hieruit kon een nieuw lichaam ontstaan als God de diepte dezer wereld weer in 't licht van Gods hart zou aansteken, zoals dan ook geschied is; moge de liefde Gods zich erbarmen.
[66] Mozes de man Gods schrijft, dat God de mens uit een aardkluit gemaakt heeft, zoals de geleerden vertaald hebben; hij is -er niet bij tegenwoordig geweest, toen het gebeurde.
[67] Toch heeft Mozes wel de waarheid geschreven, maar het juiste inzicht, waaruit de aarde ontstaan is, is Mozes en zijn nakomelingen bij het ont­cijferen verborgen gebleven; de geest heeft alles tot op deze tijd ver­borgen gehouden.
[68] Het is ook voor Adam, omdat hij nog in 't Paradijs geweest is niet ge­openbaard; nu wordt alles verklaard, want Gods hart heeft aan de doden­kamer aangeklopt en wil binnen komen. Daarom zullen hier steeds meer enkele lichtstralen in enkele mensen doorbreken en de dag aankondigen. Als het morgenrood van de opgang tot het ondergaan schijnt, dan is er verder geen tijd meer, maar Gods hart gaat op en wordt Ra Ra R. P. in de koude buiten de stad gestoten; en met hem Um R. P. Dit zijn verborgen woorden, die alleen in de godsnatuur begrepen worden.
[69] Mozes heeft gelijk, als hij zegt, dat de mens uit de aarde geschapen is; maar in de tijd, dat de massa door 't woord bestond, was de massa nog geen aarde.
[70] Als deze evenwel niet door 't woord onderhouden was, zou terzelfder tijd de zwarte aarde daaruit zijn voortgekomen; maar het koude vuur des toorns was er al in.
[71] Op hetzelfde moment, dat Lucifer opkwam, vertoornde de Vader in de Oergeesten tegen de legioenen van Lucifer, en verborg zijn goddelijk hart in de Hemelse vesting; daar was de Salniter of de werking van de lichamelijkheid al brandende, want buiten het licht is de donkere doods­kamer.
[72] De massa wordt in de Hemelse vesting gehouden, opdat zij niet verstart, want toen Gods hart met zijn warme liefde de massa bekeek, ontstond er olie in de massa, wat uit het water door het vuur omhoog gaat, waar­door het Licht opgaat, waardoor de geest der liefde opgaat, en zwanger werd van een jonge zoon.
[73] Dat was het zaad der liefde, want de ene liefde ontving de andere; de liefde der massa ontving die uit de aanblik van Gods hart, werd daarmee een en werd zwanger. En dat is de geboorte van de ziel; door deze zoon is de mens Gods beeld.
[74] De Oergeesten in de massa konden hierdoor niet spoedig door de ziel ontstoken worden, want de ziel stond slechts in 't zaad in de massa met het Godshart in Zijn Hemel verborgen, tot de Schepper de Massa aan­blies; toen ontbrandde ook de ziel der Oergeesten; toen leefden lichaam en ziel beide.
[75] De ziel leefde wel voor 't lichaam, maar het stond in het hart Gods in de massa in de Hemel verborgen en het is slechts een heilig met God over­eenkomend zaad, dat eeuwig, onvergankelijk en onveranderlijk is, want het was een nieuw en rein zaad van een Engel en Gods beeld.
[76] De werking van de ganse massa was een opgang of aantrekking van Gods woord door de werking der Oergeesten of van de Salniter, waaruit de aarde ontstond.
[77] Deze uittocht was nog niet tot aarde geworden alsof de aarde zelf de Salniter was, maar werd door 't woord onderhouden. Toen de geest der liefde uit Gods hart die Salniter van de massa aanschouwde, werd de Salniter in 't centrum der ziel zwanger, en het woord stond in de massa in de klank, maar het licht bleef in 't centrum der massa, in de vesting des Hemels, in de olie des harten verborgen, en bewoog zich niet buiten de Hemelvesting in de geboorte van de Oergeesten. Overigens, toen het licht in de zielegeboorte ontbrand was, hadden alle 7 Oergeesten, naar het eeuwige geboorterecht des Vaders in het licht over­wonnen en zich gemanifesteerd; het was een levende Engel. Daar de toorn de Salniter reeds doordrongen had, was er kans op schade, als bij Lucifer.
[78] Nu doet zich de vraag voor: Waarom zijn ditmaal niet ook vele massa's geschapen? Daaruit kon spoedig een heel leger van Engelen in de plaats van de gevallen Lucifer gekomen zijn.
[79] Waarom moest er toch zo'n lange tijd in toorn verlopen? En waarom moest het ganse leger uit de enkele massa geboren worden in zulk een lange tijd? Of heeft de Schepper dit keer de val van de mens niet gezien en onderkend?
[80] Dit is de juiste poort van Gods verborgenheid, waaraan de lezer merken moet, dat het niet in het menselijk vermogen lag zo iets te onderkennen of te weten, tenzij het morgenrood in 't centrum der ziel aanbrak. Want het is een goddelijk geheim, dat geen mens door eigen verstand kan door­gronden. Ik acht mij zelf daartoe ook niet waardig. Er zouden ook spot­ters genoeg zijn; de verdorven natuur schaamt zich zeer voor het licht. Ik kan het spreken daarom niet nalaten, want als het goddelijke Licht in de cirkel van de levensgeboorte aanbreekt, verheugen zich de oei geesten en zien de cirkel des levens hunne moeder terug in de eeuwigheid en ook voor zich uit in de eeuwigheid. Het is geen standvastig wezen of een verklaring van de Oergeesten, nog minder van het dierlijke lichaam, maar het zijn stralen, van 't doorbreken van Gods licht met vurige drang, die door. het zachte water des levens in de liefde opstijgt en in zijn Hemel staan blijft.
[81] Daarom kan ik het ook niet verder brengen dan van 't hart tot de hersens voor de vorstelijke stoel der zintuigen. Daar wordt het in de Hemelse vesting opgesloten. Het gaat niet weer door de Oergeesten in de moeder des harten terug, zodat het op de tong zou kunnen komen. Indien dit gebeurde, zou ik het mondeling mededelen en het de wereld aankondigen. Daarom wil ik het in de Hemel laten staan en naar mijn kunnen over­schrijven en met verwondering toezien, wat er toch gebeuren gaat. Ik kan het in de Oergeesten niet genoeg begrijpen, omdat zij in de angstige kamer staan.
[82] Met mijn ziel zie ik het niet, maar de Hemelse vesting is ertussen, waarin zich de ziel verheugt, en daar zelf haar stralen van Gods licht ontvangt; daarom gaat door alles het licht door de Hemelse vesting als bij een onweer, maar zeer zacht, als een lieflijke vreugde. Ik kan in de bevattelijkheid van mijn instaande Oergeesten, of in de cirkel van het leven niets anders zien, dan dat de dag aanbreekt.
[83] Daarom wil ik naar dit weten schrijven, al zou nu de duivel de wereld instormen; en dat kan hij toch niet. Hier wordt hem ook zijn zandloper getoond.
[84] Dus gij genadezoekers, die ge meent te zijn, U gaat liet aan, gij die het eenvoudige geloof goed vindt voor een dwaze, gij hebt lang voor deze deur gedanst en U op de Schrift beroepen, maar God heeft enkele mensen in 't moederlijf uit genade tot het Hemelrijk verkoren en andere verstoten. Maak U nu veel massa's, waaruit andere mensen van andere inhoud kunnen groeien, zo kan U recht geschieden.
[85] Uit de enkele massa kunt ge niet meer dan een liefde Gods maken, die door de eerste mensen heen door allen dringt. God geve, Petrus of Paulus hebben niet anders geschreven, zo kijkt toch naar 't hart. Als ge 't hart maar vangt, dan hebt ge grond genoeg. Als God mij nog een tijd laat leven, wil ik U de genadekeuze van de heilige Paulus wel wijzen.
«« 26 / 27 »»