De echte leraren van het evangelie.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 165 / 263 »»
[1] IK zeg: "Je waarachtige, ernstige goede wil bevalt Mij, maar ook jij bent wat kort van geheugen geworden, - want Ik heb jou en vooral Mathaël als je schoonzoon daar toch al meer dan voldoende aanwijzingen voor gegeven. Denk slechts een beetje na, dan zul je het wel vinden! Overigens is het immers vanzelfsprekend dat degene die de blinde wil leiden, zelf moet kunnen zien, wil hij niet samen met hem in een kuil vallen. Je kunt niet tegen je broeder zeggen: 'Kom, laat ik de splinter uit je oog halen! " als in je eigen oog misschien wel een hele balk zit.
[2] Daarom moet een ware leraar vrij zijn van gebreken die hem kunnen hinderen bij het uitoefenen van zijn ambt, want geen leraar is beter dan een leraar met gebreken! Omdat Ik jullie opleid tot leraren, toon en verklaar Ik jullie ook zoveel zaken en dingen waar men nog nooit van gehoord heeft; iedere goede leraar moet daarom ook eerst door God zo onderwezen zijn zoals ook jullie nu door God onderwezen worden. De Vader in de hemel moet hem opvoeden, anders bereikt hij het volle licht van de waarheid niet; als hij dat echter niet bereikt en daardoor niet zelf licht wordt, hoe moet hij dan in staat zijn om de nacht van zijn naaste te verlichten?!
[3] Wat de nacht moet verlichten en deze in de dag moet veranderen, moet zelf een licht zijn zoals de zon, die nu bijna opgaat. Als de zon echter donker zou zijn en zwart als steenkool, zou zij dan de aardse nacht wel in de heerlijke dag kunnen veranderen? Ik denk, dat zij dan de nacht nog zwarter en lichtlozer zou maken dan de nacht op zichzelf eerst al was.
[4] Daarom is een leraar die daar niet door God voor is opgeleid, slechter dan helemaal geen leraar! Want zo'n duistere leraar is alleen maar als een zak vol slechte zaadkorrels, waaruit allemaal onkruid van het ergste bijgeloof gestrooid wordt in de voren van het mensenleven, dat in geestelijk opzicht noodzakelijkerwijs van nature steeds armoedig is.
[5] Als jij je volkeren lezen, schrijven en rekenen wilt laten leren, kun je geschikte, wereldse leraren nemen en dit de kinderen in de scholen wel laten bijbrengen; maar Mijn evangelie kunnen en mogen slechts diegenen met vrucht en zegen aan andere mensen verkondigen, die volledig de eigenschappen bezitten die Ik eerder als voorwaarden voor dit ambt duidelijk heb genoemd.
[6] Daarvoor zijn echter geen speciale schoolgebouwen nodig, maar een echte hemelsbode gaat van gemeente tot gemeente en zegt: 'Vrede zij met u; het rijk van God is nu dicht bij u gekomen! ' Als de bode geaccepteerd wordt, moet hij blijven en prediken; wordt hij echter niet geaccepteerd door een gemeente die te werelds en duivels is, dan moet hij verder gaan en zelfs eerst het stof van zijn voeten schudden! Want zo'n gemeente is zelfs niet waard dat een echte hemelsbode het stof hiervan aan zijn voeten meedraagt.
[7] Mijn leer moet echter aan niemand opgedrongen worden, maar één of meer mensen uit zo'n gemeente moeten eerst over de onmetelijk grote voordelen van Mijn leer uit de hemelen horen. Als deze mensen de leer willen horen, moet deze hun kort en bondig verteld worden; willen zij dat echter niet of tonen zij weinig interesse, dan moet de hemelsbode meteen weer weggaan -want aan zwijnen moeten de kostbare parels nooit als voedsel.worden gegeven!
[8] Nu weet je hoe de uitbreiding van Mijn leer in Zijn werk moet gaan; maar van nu af aan mag je deze richtlijn van Mij met meer vergeten! Laat.overigens vooral dit heilige en heiligste werk maar over aan Mathaël en zijn vier metgezellen, want die weten nu precies wat zij met betrekking tot de uitbreiding van Mijn leer zullen moeten doen en regelen en zij zullen in hun hart ook steeds in gesprek blijven met Mij, hetgeen ook een noodzakelijke voorwaarde is voor de ware uitbreiding van Mijn leer.
[9] Want wie zijn broeders, hetzij hoog of laag, in Mijn naam onderwijst, moet niet uit eigen, maar altijd slechts uit Mijn bron putten! Hij zal met hoeven te denken: 'Wat zal ik zeggen als ik voor deze of gene het woord van de Heer kom verkondigen?', want op het juiste moment zal hem in het hart en op de tong gelegd worden wat hij moet zeggen.
[10] Wie echter deze genade ten deel valt, moet met aarzelen om dat luid te verkondigen omdat hij misschien angst, vrees of schroom heeft om een.machthebber mogelijkerwijs te beledigen of zelfs kwaad te maken! Want wie meer vrees voor de wereld heeft dan voor Mij, is Mij zeker niet waard en evenmin Mijn geringste genade, en is nooit geschikt om hemelsbode te zijn.
[11] Jij zult het echter gemakkelijker hebben in jouw rijk, waar je wetgever en opperste rechter bent en waar jouw volkeren je vrezen omdat Zij de onherroepelijkheid kennen van jouw oordelen en uitspraken; een leraar echter, die als hemelsbode in een plaats zal komen die geregeerd wordt door een strenge vorst, zal beslist meer moed nodig hebben dan jij, als gevreesd vorst in je uitgestrekte land.
[12] Wie echter een echte hemelsbode is of wil zijn, moet.geen stok bij zich hebben, noch een ander wapen, ook moet hij geen zak bij zich hebben om iets in te doen; want Ik Zelf zal hem wel vrienden bezorgen, en die zullen hem geven wat hij als mens van vlees en bloed nodig heeft. Ook moet een echte hemelsbode behalve in de winter of in de koude landen van het noorden, met meer dan één mantel dragen, opdat niemand hem kan verwijten dat hij teveel en een ander daardoor te weinig heeft. Als iemand hem echter nog een tweede of een derde schenkt, moet bij die zeker aannemen; want hij zal gelegenheden te over vinden waar zulke vrome gaven heel goed te gebruiken zullen Zijn.
[13] Ouran, dit zijn nu alle regels waaraan de ware leraren zich moeten houden; slechts één ding voeg Ik daar nog aan toe namelijk: Iedere echte hemelsbode zal van Mij de gave ontvangen om elke zieke door het opleggen van Zijn handen te genezen. En de echte boden moeten in een gemeente ook eerst de eventueel daar aanwezige zieken genezen; dat zal in de gemeenten een goede gezindheid te weeg brengen, waardoor zij dan eerder voor de nieuwe leer uit de hemelen ontvankelijk zullen worden dan door een nog zo goede toespraak.
[14] leder mens luistert toch al liever naar de woorden van een dokter dan naar die van een profeet, ook al geeft die nog zoveel licht. Wat Ik doe, moet ook een echte hemelsbode doen die door Mij naar alle landen van de aarde is gezonden. Alleen moet een echte hemelsbode ook voordat hij de handen oplegt steeds.goed onderkennen of een ziekte van dusdanige aard is, dat iemand zich al meer in het hiernamaals dan aan deze zijde bevindt. Als de ware hemelsbode de ziel van de zieke reeds buiten het lichaam ziet, moet hij hem nooit de handen opleggen, maar slechts voor hem bidden en in Mijn naam de van de wereld scheidende ziel zegenen. In het kort is het echter zo: Iedere echte hemelsbode zal op het juiste moment duidelijk beseffen wat hij moet doen. -Ouran, ben jij nu op de hoogte van alles wat je nog wilde weten?"
[15] OURAN zegt: "Ja, Heer en Meester en God, de enige Waarachtige! Heel innig dank daarvoor! En mijn volkeren moeten en zullen U overalloven en prijzen, omdat U hun oude koning zoveel onverdiende genade heeft geschonken, waardoor ook zij deze deelachtig worden. Daarom dank Ik U nogmaals heel innig daarvoor!"
«« 165 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.