Gabi bekent zijn domheid en ijdelheid.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 172 / 263 »»
[1] GABI gaat staan, maakt een diepe buiging en zegt dan met een bibberstemmetje, dat zelfs de Romeinen, die anders heel ernstig waren, een beetje deed glimlachen: "O Heer en Meester! Ik ben nooit op roem uit geweest, want daar heb ik nooit voor gevoeld, en daarom zoek ik ook hier des te minder roem en ik wil eigenlijk mijn hele leven lang al geen roem, en omdat ik geen roem zoek en wil, zeg ik liever niets en houd mijn mond! Ik ben nu dan ook al klaar met wat ik te zeggen heb!"
[2] Onwillekeurig zegt SIMON dan: "Oho, wat is dat nu? Anders praatte je graag honderd uit. Overal wilde je je voordoen als belangrijkste spreker en was je er helemaal niet afkerig van om geroemd te worden?! Merkwaardig!"
[3] GABI zegt: "Ik doe wat ik doe, en daar hoef jij je helemaal niet druk over te maken! Van mens tot mens is spreken gemakkelijk, maar hier is God en hier zijn engelen aanwezig, en dan moet een menselijke stem niet te vrijpostig worden, maar heel deemoedig en bescheiden zwijgen! Ik heet Gabi, de stille, en niet Simon de vrijpostige!"
[4] Glimlachend zegt CYRENIUS: " Aha, hinc illae lacrimae! * (*Vandaar die tranen) , Kijk, kijk, de jonge man zoekt geen roem, maar schijnt toch zeer verstoord omdat zijn metgezel Simon met de uitleg van het Hooglied, o Heer, Uw welgevallen verworven heeft! Waarlijk,dat bevalt mij helemaal niet van Gabi!"
[5] Zelfs JARAH zegt: "Mij bevalt het ook niet! Want mij geeft het alleen maar veel vreugde als ik merk, dat bij iemand de liefde en genade van de Heer zich in zijn ziel wonderbaarlijk beginnen te openbaren; maar wanneer een ziel zich aan iets wil onttrekken is dat naar.Wie door de Heer uitgenodigd wordt om te spreken maar niet wil, mogelijk uit valse schaamte, en dan zegt dat hij geen roem zoekt, liegt tegenover zichzelf en alle anderen, en liegen is iets heel lelijks!"
[6] Dan zegt SIMON weer: "Ga staan en rechtvaardig je gedrag, en geef de Heer antwoord op Zijn heilige vraag!"
[7] Dan gaat Gabi weer staan en vraagt om verontschuldiging omdat hij zojuist zo dom tegen de Heer heeft gesproken. Als de Heer het nog zou wensen, wilde hij nu antwoorden.
[8] IK zeg: "Wel, spreek! Want Ik heb de vraag die Ik tot jou richtte, nog lang niet als ongeldig teruggenomen; integendeel wachten wij allen nog op een bescheiden antwoord van jou! Spreek dus en vertel watje weet!"
[9] GABI zegt: "Omdat mij de vraag gesteld werd waarom ik, ondanks dat ik het ook niet begrijp, een liefhebber ben van het Hooglied van Salomo, wil ik de reden van deze liefhebberij van mij hier welopenlijk vertellen, hoewel ik tenslotte zelf naar waarheid moet bekennen dat ik daarvoor eigenlijk helemaal geen reden had, dat wil zeggen, ik bedoel geen goede reden, als ik over een reden spreek. Want iets wat dom en in wezen slecht is, kan nooit gezien worden als de eigenlijke reden voor een bepaald gedrag, omdat iets wat slecht is uit puur zand bestaat, dat nooit kan dienen als stevige grond voor een huis, geestelijk of natuurlijk genomen. Wel, wat was dan de eigenlijke, oorspronkelijke reden voor mijn liefhebberij met betrekking tot het 'hooglied van Salomo'? Niets anders dan, zoals ik het nu zie, verborgen grote domheid en ijdelheid!
[10] Ik wilde niet alleen bij mijn collega's, maar ook bij alle andere mensen, doorgaan voor een wijs man, zeer onderlegd in de Schrift, en daarom had ik uit de hele Schrift juist dat als lievelingsstudie gekozen, waarvan ik de overtuiging had dat het door de hele schare schriftgeleerden, net zo min als door mijzelf, begrepen werd. Ik was echter erg slim en deed voor de schijn heel verstandig, ernstig en wijs.
[11] Vaak vroeg men mij, als men mij met een bedrieglijk opgewekt gezicht zag lezen in het Hooglied, of ik dan werkelijk de onontwarbare mystiek van het lied begreep. Mijn antwoord luidde heel kort: 'Welke dwaas leest dan voortdurend dingen die hij onmogelijk kan begrijpen? Als ik de verheven mystiek van het lied niet begreep, zou ik toch wel een dwaas zijn het te lezen, en zou het gelezene, als ik het evenals jullie niet zou begrijpen, mijn innerlijk beroeren?! , en drong bij mij aan, men bezwoer het mij, ja men bedreigde mij om toch in leder geval mijn inzicht aan de hogepriester mee te delen. Maar dat hielp allemaal niets, want ik was goed in het verzinnen van allerlei uitvluchten en verontschuldigingen en ik was daarom door niets te bewegen iets van mijn geheimen te verraden, wat des te gemakkelijker was omdat ik er ook geen had.
[12] Alleen Simon, als mijn intiemste vriend, wist, maar alleen ten dele, hoe het er met mijn Salomo's wijsheid uitzag. Hij hield mij dat vaak voor en toonde mij aan, dat ik met het Hooglied van Salomo óf mijzelf óf de wereld voor de gek hield. 'Want', zei hij mij vaak, 'denk je soms dat jij terwijl jouw overige kennis en ervaring in alles beperkt is, het Hooglied zult begrijpen omdat je het zo moeizaam uit je hoofd hebt geleerd? ! ' Maar ik probeerde het hem toch half te laten geloven door te zeggen dat ik juist een voorliefde had voor de diepste, onduidelijkste en meest duistere geheimen, omdat ik mij voorstelde dat daar iets ontzettend belangrijks achter school. Uiteindelijk nam Simon dat toch van mij aan, maar dat was een geweldige vergissing van hem. Want innerlijk was ik een vijand van de wijsheid van Salomo, die hem uiteindelijk tot afgodendienaar had gemaakt.
[13] Nu wilde ik weliswaar niemand meer bedriegen, maar ik wilde mij nu ook weer niet onnodig blootgeven als iemand die voordien getracht had om de mensen te bedriegen teneinde, eerlijk gezegd, ooit een echte Farizeeër te worden, wat gezien mijn nu pas sinds drie dagen opgegeven streven, beslist niet gering was; want hoe sluwer en geraffineerder een Farizeeër is, in des te groter aanzien staat hij nu bij de tempel.
[14] Ik wilde eigenlijk toch al niet meer aan die hele domme geschiedenis denken en deze heel stilletjes helemaal laten vallen; maar omdat U, o Heer, mij nu verzocht heeft om het hele verhaal te vertellen, heb ik dat nu ook naar waarheid gedaan en nu weet iedereen hoe het er met mij voorstond en hoe het er nu met mij voorstaat. Ik was in dit geval wel heel eigenzinnig, en er was met mij niet veel te beginnen; maar nu ben ik volmaakt in orde, herken het enig ware licht van alle leven en zal ook nooit weer proberen iemand te bedriegen.
[15] Mocht ik mij nu in tegenwoordigheid van de Heer enigszins ongepast gedragen hebben, dan vraag ik eerst aan U, o Heer en Meester, zoals ook aan al Uw vrienden groot en klein, uit het diepst van mijn hart om vergeving! Want ik wilde door mijn aanvankelijke zwijgen immers niemand nadeel berokkenen, maar alleen maar een beetje mijn oude schande verbergen. Dat kon er echter hier voor Uw heilig, alziend oog niet mee door en daarom heb ik dan laten zien hoe ik was en hoe ik nu ben. Daarmee ben ik echter ook met wat ik ten nadele van mijzelf te zeggen heb helemaal klaar en meer weet ik niet."
«« 172 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.