Het volk van Abessinië en Subiet.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 179 / 263 »»
[1] (DE HEER:) "De meesten van jullie kennen, al was het maar uit de sagen, het vanouds vermaarde land van Egypte.
[2] Achter de grote watervallen van de Nijl bevindt zich een zeer vruchtbaar en groot bergland, dat de naam draagt hAbi ie sin (dit betekent van de zoon van Abi). Deze hAbi is een nakomeling van Kaïn en niet van Noach, want het hoogland, zoals nog meer landen op aarde, bleef ten tijde van Noach vrij van de grote vloed.
[3] De zoon van deze hAbi werd, net als Nimrod, een machtig jager. Hij vond de knots en de boog uit, en alle dieren, ook al waren ze nog zo verscheurend, woest en wild, vluchtten reeds als zij hem in de verte zagen, want hij was een reus. Zijn stem deed het gesteente beven, met zijn kolossale knots sloeg hij rotsen aan gruzelementen en met zijn boog schoot hij tien pond zware pijlen duizend passen ver, en dat waarop hij gericht had, trof hij feilloos en het werd zijn buit.
[4] Behalve dat hij heerser was over alle dieren, gehoorzaamden hem ook al zijn zwakkere broeders en zusters. Hij was heel ernstig, maar daarbij toch voor mensen nooit wreed, zelfs niet eens hard; maar wat hij bepaalde, moest gebeuren.
[5] Hij geloofde aan een soort verre, almachtige god, van wie oorspronkelijk alle dingen afkomstig zijn. Maar deze god had ontelbare machtige dienaren en knechten, zichtbare en onzichtbare. Sommigen moesten er heersen over zon, maan en alle sterren, een deel over de aardbodem, een deel over het water, een deel over het vuur en zo verder, een deel over het gras, over bomen en struiken, een deel over de wateren boven en onder de aarde, een deel over de metalen een deel over de vogels in de lucht, een deel over alle dieren in het water en een deel over alle dieren die op de aarde lopen en kruipen.
[6] Deze onzichtbare dienaren en vaak zichtbare knechten moesten door de stervelingen steeds in hoge eer gehouden worden door gehoorzaamheid aan en strenge navolging van de wetten die zij bij tijd en wijle aan de mensen gaven. Ongehoorzaamheid straften zij steeds heel gevoelig met allerlei plagen, die zij over de ongehoorzame mensen lieten komen die hen niet respecteerden, hun wetten niet navolgden en die zich als mensen onderling ook onvriendelijk gedroegen.
[7] Kortom, deze zoon van hAbi was de eerste bestuurder van dat toenmalige volkje, en tevens de eerste priester die het zo goed en zo kwaad als dat ging enig begrip van god en andere geestelijke wezens bijbracht, en hij was in rechte lijn in de zesde generatie een afstammeling van Kaïn en in de zevende van Adam.
[8] Hij leerde het volk de tamme dieren kennen, behandelen en voor het huishouden gebruiken en was zodoende een echte grondlegger van een herderskolonie, en leerde het volk ook veel vruchten als voedsel herkennen, in de tuin verbouwen, verzorgen en veredelen; hij leerde het ook hutten van stenen, palmen en leem te bouwen en die als veilige woonplaats te gebruiken.
[9] Zelf zuiverde hij het hele uitgestrekte land van verscheurende, wilde beesten. Zijn net zo reusachtig grote en sterke zonen oogsten reeds de zegen van de rusteloze inspanningen van hun machtige vader. Na verloop van een paar eeuwen was dit zwarthuidige volkje uitgegroeid tot een groot en machtig volk en had het goede zeden en een heel doelmatige staatsinrichting; verstandiger en beter zelfs dan die van Egypte onder zijn eerste geestelijke leiders. (Varao's)
[10] Dit volk, dat echt gelukkig was, versperde alle mogelijke toegangen tot hun land op zodanige wijze, dat zelfs de wilde dieren van buiten vrijwel onmogelijk nadeel konden berokkenen aan de rijke kudden van dit naar alle kanten uitgestrekte, grote land, dat vijfmaal zo groot was als het Beloofde Land. Om dezelfde reden drong er ook tot op dit uur geen vijand van buiten door in de groene streken van dit land, hoewel het volk zich tot op heden reeds ver over de oude grenzen uitbreidde. De grenzen van ieder nieuw grondbezit versperde dit volk ook zodanig, dat het voor een vijand niet gemakkelijk zou zijn via deze grenzen het land binnen te dringen.
[11] Aan de Egyptische kant, waar de laatste uitlopers van het Komrahaigebergte heel steil beginnen, bezitten zij één enkele uitweg. Het is een verschrikkelijk nauwe pas, die vier uur gaans lang is, met veel bochten waardoor men kan verdwalen, en die merendeels onderaards uitmondt in het bovenste deel van Egypte, en door een zeer smalle grot voert. Die uitweg is echter pas ten tijde van Mozes door de inboorlingen gevonden, en wel door vluchtelingen die als grote misdadigers tegen de staat voor de gevreesde straf op de vlucht waren. Toen men hen achtervolgde, vluchtten zij in een rotshol om zich daar te verbergen. Toen zij, bewapend met pijl en boog, ongeveer vijfhonderd pas in het hol doordrongen, ontdekten zij in de tegenovergestelde richting daglicht en gingen daar haastig op af; zij bereikten het al gauw en waren erg blij dat zij hun achtervolgers zo gelukkig ontkomen waren. Toen zij aan deze kant in een open vlakte aankwamen die zij eerder nog nooit gezien hadden, sloten zij meteen de uitgang met stenen af om te voorkomen dat hun achtervolgers ook maar ooit in dit wijde, mooie, vrije landschap zouden kunnen komen.
[12] Er waren in totaal zeventig vluchtelingen, waaronder zesendertig mannen en vierendertig vrouwen; degene, die geen vrouw had maakten zij aanvoerder, omdat hij van allen ook vrijwel de meeste ervaring had; één was er echter nog te jong om een vrouw te hebben, die werd daarom de bediende van de aanvoerder.
[13] In deze omgeving bleven de vluchtelingen ongeveer anderhalf jaar. Ondanks hun jacht op verscheurende dieren kregen zij de omgeving niet gezuiverd. Aan het eind van de bovengenoemde periode braken zij op en trokken langs de Nijl in noordelijke richting, de gehele stroom volgend, verder, kwamen na een paar weken tot aan de stroomversnellingen, die men nu van Egypte uit de tweede noemt. Daar kostte het hun veel moeite en werk om verder te kunnen trekken.
[14] Aan de rechter oever van de Nijl zouden zij wel gemakkelijker vooruit gekomen zijn, maar zij bevonden zich op de linker oever en daar bevinden zich in deze streek veel spleten, en het wemelt er van allerlei ongedierte dat de mensen niet bepaald vriendelijk gezind is. Zij wilden omdat er geen eind kwam aan de ongemakken van deze tocht, alweer omkeren en naar de vroegere omgeving teruggaan, toen hun een grote kudde runderen en schapen achterop kwam, die eveneens naar het noorden trok. Deze gebeurtenis gaf hun de indruk dat hun achtervolgers hen op het spoor waren gekomen. Zij begaven zich toen op weg en trokken zo goed en zo kwaad dat ging verder, en bereikten na een zware dagreis eindelijk een mooie, grote en buitengewoon vruchtbare streek.
[15] Er was daar een overvloed aan dadels en vijgen en er waren grote kudden schapen en runderen, die helemaal vrij en zonder eigenaar rondtrokken en graasden. De kudde die ons gezelschap van zwarte mensen dwong om verder te trekken, verdween echter in de ravijnen van de stroomversnellingen en volgde niet, hetgeen ons gezelschap goed uitkwam, omdat het er daardoor zeker van dacht te zijn dat het niet door de vermeende achtervolgers werd gevolgd.
[16] In deze nieuwe omgeving zocht het gezelschap zich eerst voorlopig de best mogelijke plaats uit, versterkte die en vestigde zich daar. Het was een mooie, vlakke heuvel aan de Nijl, die rijkelijk begroeid was met dadels, vijgen en mooie palmen; behalve enkele apen was er geen spoor van enig ander verscheurend gedierte te bekennen.
[17] Hier vermenigvuldigden deze mensen zich en binnen enige honderden jaren waren zij een belangrijk volk dat zich alle vrije kudden toeëigende, en hutten en zelfs dorpen bouwde, en een heel goed leven leidde. Allen hadden zij het geloof en de zeden en gewoonten die de zoon van hAbi had ingesteld.
[18] Dit grote, toentertijd heel mooie en vruchtbare land noemden de zwarte inwoners 'Noua Bia', wat 'Nieuwe woonplaats' betekent.
[19] Van daaruit kwam dit volk in de loop van de tijd ook in aanraking met de Egyptenaren, die later erg veel moeite deden om deze eerste zwarte mensen te onderwerpen, wat hun echter toch niet geheel wilde lukken. Het waren ook de eerste geheel zwarte mensen die de Egyptenaren te zien kregen.
[20] Aanvankelijk hielden de Egyptenaren deze mensen voor grote apen; pas toen zij merkten dat deze mensen zelfs een taal spraken die bijna helemaal gelijk was aan die van hen, begonnen zij hen voor echte mensen aan te zien en kochten runderen en schapen van hen, en daarvoor leerden deze zwarten van de Egyptenaren allerlei kunsten en wetenschappen die zij zeer goed konden gebruiken, speciaal het maken van metalen, waarvan zij tot dan nog geen kennis bezaten.
[21] Dit volk heeft tot op de huidige dag de oude religie en alle oude zeden en gewoonten behouden die zij van de zoon van hAbi hebben gekregen.
[22] Maar in dit jaar is er bij dit volk een ziener opgestaan, die zijn zwarte broeders en zusters een buitengewoon visioen heeft meegedeeld dat hij zeven maal achtereen zag. Hij beschreef hun de weg die hij moest gaan om op aarde op de plaats te komen waar Hij zich bevindt die de mensen de waarheid en de grote onbekende God leert kennen.
[23] En kijk, deze ziener uit Noua Bia zal met een zeer aanzienlijk gezelschap nog voor de middag hier in de omgeving van Caesarea Philippi aankomen; wij zullen er daarom een bode naar toe sturen om hen hierheen te brengen! Zij zijn op een groot aantal kamelen hierheen gekomen en hebben veel schatten meegebracht, en zullen alles wat zij hier voor hun onderhoud nodig hebben met goud en edelstenen betalen.
[24] Marcus, let jij er dus op dat deze Nubiërs heel goed verzorgd worden! Want toen jij Mij gisteravond vroeg om gedurende deze dag nog bij je te blijven, willigde Ik je wens in en bleef, terwijl Ik anders vandaag al voor zonsopgang met Mijn leerlingen deze karavaan, die Mij zoekt, tegemoet gegaan zou zijn. Ik bleef echter, en dit blijven zal je huis vandaag nog veel werk bezorgen; maar je zult ervoor beloond worden."
«« 179 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.