De grote rotstempel Jabu Simbil.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 193 / 263 »»
[1] (OUBRATOUVISHAR:) "Wij vroegen aan de overste of er op de hele aarde ooit een rechtvaardig mens was geweest die iets dergelijks had meegemaakt.
[2] De overste haalde zijn schouders op en zei: 'Op directe wijze zeker nog nooit; maar indirect vindt men in de geschriften en mondelinge overleveringen echte voorbeelden van heel rechtvaardige en vrome mensen, die in een zekere geestesvervoering gebracht zijn waarin zij de geest van God zagen als een licht dat alle ruimten der oneindigheid vervulde en waarbij zij waarnamen dat zij zelf een deel van dat licht waren. Allen die zo'n genade ten deel viel, getuigen dat zij in dit licht door en door gegrepen werden door een onuitsprekelijk geluksgevoel en begonnen te profeteren; en wat zij dan profeteerden, is ook steeds uitgekomen. Maar nog nooit heeft een sterveling de ware oergod in een andere vorm gezien!
[3] De mens, in zijn begrensde vorm, zou de oergod wel dichter bij zich willen brengen; zijn hart smacht naar het ogenblik dat hij de Schepper eenmaal in een genaakbare mensenvorm kan zien en met Hem, de eeuwige oergeest, net als met een mens kan spreken; maar dat is niets anders dan een dwaas verlangen van de zwak begaafde mens, wat in een bepaald opzicht vergeeflijk is maar eeuwig nooit gerealiseerd kan worden. Want het eindige kan eeuwig nooit oneindig worden -en het oneindige nooit eindig!'
[4] Zo sprak de wijze overste tegen ons en wij begrepen dat ook voor zover dat met ons geringe begripsvermogen mogelijk was.
[5] Maar ondanks dat alles drong zich toch vanzelf aan ieder van ons de voorstelling op van een zeer grote, goddelijke persoonlijkheid, want met de goddelijke oneindigheid konden wij, verlaten als wij waren, nooit helemaal overweg. Ons hart verlangde steeds naar een persoonlijke, zichtbare god die men lief kon hebben, ook al raakte ons verstand, ondanks de raad van de overste om de oergodheid lief te hebben, altijd in conflict met ons hart, dat zich toch veel te klein voelde om de goddelijke oneindigheid met alle liefde aan te nemen.
[6] De overste onthulde ons dat er op aarde een volk bestond dat de naam 'Joden' droeg. Dit volk had de juiste kennis over de allerhoogste God. Een van hun grootste wijzen, een geboren Egyptenaar genaamd Moi ie sez ('mijn opname', een naam die een prinses hem gaf toen zij hem uit de Nijl redde), moet ongeveer vijftig jaar lang in staat geweest zijn om met de geest van God te spreken en deze g est van God moet hem juist ten strengste opgedragen hebben zich nooit met wat voor beeld dan ook een voorstelling van Hem te maken! Ook deze wijze vroeg eens, omdat zijn hart daarnaar verlangde, Hem persoonlijk te mogen zien, maar kreeg als antwoord: 'God kun je niet zien en leven!
[7] Toen echter desondanks in het hart van de wijze het verlangen om God te zien, heviger werd, zei de geest van God tegen hem dat hij zich in een rotsspleet moest verbergen en daaruit moest komen als hij geroepen werd. Dat deed de wijze, en toen hij geroepen werd, kwam hij te voorschijn en zag van enige afstand Gods rug, die meer licht gaf dan duizend zonnen! Zijn gelaat moet daarop echter dusdanig zijn gaan stralen, dat zeven jaar lang geen mens ernaar kon kijken zonder verblind te worden. Daarom moest deze wijze zijn gezicht dan ook gedurende deze tijd zwaar versluieren. Zo heeft, zoals jullie weten, de wijze overste ons dit alles verteld.
[8] In hoeverre zich dit alles zo of anders heeft toegedragen, is niet aan ons om daarover te oordelen; wij weten alleen dat er nooit een onwaar woord over de lippen van de overste is gekomen. Hij heeft het ons precies zo meegedeeld als het hem verteld is.
[9] Weten jullie, toen wij hem vroegen waar in heel Egypte dan ooit met de meeste waarschijnlijkheid de ware, eeuwige oergod aanbeden en vereerd werd, dat hij toen zei: 'Niet erg ver van hier, en wel in de grote rotstempel van Ja bu, sim, bil ('Ik was, ben en zal zijn')! Door een grote, hoge poort voert de weg naar het binnenste van de grote berghal. Deze is verfraaid met zuilen, die allemaal uit de rotsen zijn gehouwen. Tussen iedere zuil staat een gewapende reus van minstens twaalf manslengten hoog op een wijze alsof hij het dak van de tempel draagt.
[10] Het binnenste is door een boog in drie hallen gescheiden; in iedere hal staan aan beide zijden zeven reuzen, in totaal in ieder van de drie hallen veertien reuzen. Het zijn symbolen van de van God uitgaande zeven geesten. In de drie delen van de hal staan zesmaal zeven van zulke reuzen; dat betekent dat God reeds vanaf het allereerste begin van de schepping zes perioden heeft vastgesteld, en dat in ieder van deze eindeloos lange en voortdurend in elkaar overgaande perioden deze zelfde zeven geesten alles gedragen hebben en overal werkzaam zijn geweest. leder van de zes wanden van de lange, driedelige tempelhal is versierd met allerlei tekens en figuren, waaruit een ingewijde in de oude wijsheid alles ontraadselen kan wat de geest van God geopenbaard heeft aan de aartswijzen uit de oertijd van dit land.
[11] Aan het eind van de drie hallen bevindt zich nogmaals het gesluierde beeld van Isis en het ongesluierde van Ou-sir-iez, en op een altaar voor Isis staan, uitgehouwen in de harde steen, de woorden: Ja-bu-sim-bil! Bij de ingang aan de beide zijden van de tempelpoort bevinden zich aan iedere kant twee reuzen in zittende houding, die de vier belangrijkste elementaire krachten van God in de natuur voorstellen; hun zittende houding geeft de orde en de rust aan waarin zij door God geplaatst zijn om alle schepselen volgens de wil van God te dienen.
[12] Een inscriptie boven de poort vermaant de bezoeker van deze geheiligde plaats om altijd geestelijk ingekeerd de heilige hallen te betreden. Wie in de eerste hal komt zal de twee eerste pilaren versierd vinden met heel met waardige tekens en figuren; deze moeten betrekking hebben op een soort wereldstrijd, die men 'Godsoorlogen' noemt.
[13] Wel, ik ben wat dat betreft zelf te weinig bekend met de oude wijsheid om het verder en beter toe te kunnen lichten! Over zeven dagen zal ik jullie naar de plaats brengen waar jullie dat alles zelfs in ogenschouw kunnen nemen. Natuurlijk heeft de scherpe tand des tijds veel verwoest van dit oeroude heiligdom, maar er is nog heel veel zeer goed bewaard gebleven en jullie kun n er nog veel van Ieren!'
[14] Nu, welke gevoelens begonnen er toen in ons op te komen! En wij konden nauwelijks de dag afwachten waarop de overste ons naar de beschreven heiligdommen zou leiden. Hoe begon het in onze harten te gloeien, toen die dag eindelijk kwam en wij er op onze kamelen heen reden en alleen nog maar in de buurt van de kleine voortempel kwamen, die slechts een begraafplaats van een paar wijzen uit de oertijd moet zijn! Maar hoe klopte ons hart toen wij voor de poort van de grote rotstempel kwamen! Wat een onbeschrijfelijke indruk maakte de aanblik van de vier gepersonifieerde elementen, en werden wij niet bijna sprakeloos toen wij met brandende fakkels in de binnenste hallen van de tempel kwamen? Maar waarom greep dat alles ons zo overweldigend aan? Omdat wij daar dichter bij het allerhoogste, ware goddelijke wezen dachten te zijn, dan op enige andere plaats bij Memphis.
[15] Hoe aangrijpend en hartverheffend was dat alles voor ons, toen wij daarna weer onder veel tranen en zuchten de prachtige tempel verlieten en de goede overste ons nog veel uit de oertijd van de aarde verhaalde, zodat wij tenslotte meteen al de gehele aarde voor een grote tempel van God begonnen aan te zien! Of die paar dagen heet of tamelijk koel waren, merkten wij helemaal niet, want onze harten werden te zeer in beslag genomen door alles wat ons dichter bij de Oergeest van God zou hebben kunnen brengen. En toch was dat voor ons duidelijk een slag in het duister. Wij wisten toen wel veel, maar I-sis bleef gesluierd en verhuld en geen sterveling was in staat op een of andere wijze dit mysterieuze gewaad van de eeuwige godheid op te lichten."
«« 193 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.