Over het wezenlijke van Isis en Osiris.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 192 / 263 »»
[1] De AANVOERDER zegt: "Broeders en zusters, wij geloven het, omdat wij nu oog - en oorgetuigen zijn van wat hier voor ons is en bestaat! Alle menselijke wijsheid, alle denkvermogen en zelfs het zuiverste en nuchterste verstand kan niet begrijpen dat het ooit mogelijk zou zijn om ook maar te denken aan wat hier is en wat zich hier ophoudt.
[2] O, jullie hebt er geen vermoeden van en kunt je ook geen idee vormen van wat hier is! Aan de hand van mijn ontvangen visioenen had ik mij van wat mij hier te wachten zou staan iets bijna onmetelijk groots voorgesteld; maar zelfs mijn hoogste en vermetelste gedachte durfde en kon niet reiken tot iets wat zo onmetelijk en oneindig zou zijn, en toch is het zo en daar is het, onmiskenbaar voor onze verbaasde ogen!
[3] Jullie weten waarover ik en de overste in Memphis een jaar lang in jullie bijzijn duidelijk verstaanbaar gesproken hebben, hoewel de overste vaak meende, dat het voldoende was als ik alleen in zijn diepe wijsheid zou worden ingewijd. Maar ik zei: :Kijk, heer, dit zijn mijn broeders en zusters! Geen van hen is ook maar Iets minder dan ikzelf, daarom moet u, heer, terwille van mij geen geheimen voor hen hebben! ' En daarna sprak hij steeds zo dat iedereen het kon horen.
[4] Toen hij ons na ongeveer een half jaar naar Kar nag bij Korak bracht, om daar voor ons de vanouds beroemde sluier van Isis weg te nemen, was meer dan de helft van jullie daar ook bijen jullie hebben net als ik alles gehoord en gezien.
[5] Wij zagen daar twee merkwaardige beelden: ten eerste dat van Isis (de voedingskracht van het oerleven), achter een dikke sluier verborgen, en daarnaast de afbeelding van Osiris (Ou sir iez; de weide van de zuivere, geestelijke mens).
[6] Het eerste beeld was dat van een kolossale vrouw waarvan de borst helemaal bedekt was met borsten; ooit moet er, in plaats van de door ons bezichtigde vrouw met de vele borsten, ook wel een koe gestaan hebben.
[7] Het tweede beeld, dat van Ou sir iez, stelde een merkwaardig wezen voor. Op een grote, weelderig begroeide wei stond een man, omgeven door een groot aantal kudden die ijverig graasden, en de merkwaardige man stond te midden van allerlei vruchten in de houding van iemand die aan het eten is.
[8] Met deze twee beelden stelden de Egyptenaren, zoals jullie zelf uit de mond van de wijze overste gehoord hebben, eerst versluierd het oerbestaan voor van het goddelijke wezen dat schept en al het geschapene voedt en onderhoudt -en met het tweede, niet versluierde beeld al het geschapene, levende en verterende van de gehele schepping.
[9] Toen begon de overste ons allen het wezen van de enige, eeuwige, altijd scheppende God met woorden van diepe wijsheid uit te leggen, en wij beseften dat er een almachtig, zeer wijs oerwezen moet zijn, waaruit alle wezens in de gehele, eeuwige oneindigheid ontstaan zijn en die daardoor ook steeds gevoed en onderhouden worden.
[10] Dit oergoddelijk wezen is voor niemand ook maar zichtbaar onbegrijpelijk, omdat het de gehele oneindigheid vervult en heel verborgen overal aanwezig en tegenwoordig is, zowel in ruimte als tijd, wat de reden was waarom het beeld van Isis steeds verhuld was. Niemand kon en mocht de geweldige sluier van Isis optillen, behalve de opperpriester slechts bij bepaalde, bijzonder heilige gelegenheden, -maar zelfs hij mocht voor het volk alleen maar de onderste rand oplichten.
[11] Jullie hebben toen een buitengewone eerbied voor de oergodheid gekregen, en ik niet minder. Op de weg van Kar nag ( niet naakt, dus bekleed en versluierd) naar Ko rak (deemoedig als een kreeft) werd over niets anders dan de oergodheid gesproken, en de overste gaf ons bij iedere boom, waarvan het binnenste ook voor ieders ogen verhuld is, uitleg over het gesluierde beeld van Isis, en onze verbazing en onze eerbied steeg bij iedere stap van de kamelen die ons droegen.
[12] Wij begonnen in ieder natuurlijk voorwerp het raadselachtige beeld van de verborgen en versluierde Isis te zien, en de overste verheugde zich zeer over ons, zijn zwarte leerlingen, en wij zagen na Kar nag de hele natuur met totaal andere ogen aan dan daarvoor.
[13] Wat een heerlijke en lange gesprekken voerden wij daarna en wat een eerbied voelden wij in ons hele hart als wij tijdens onze vrije uren, wanneer wij geen werk hadden, onze gedachten en woorden naar het ene, eeuwige oergodwezen richtten! Hoe vaak hebben wij zo met de goede en wijze overste erover gesproken wat een naamloos, zalig gevoel het in de mens moest opwekken, als het op de een of andere wijze mogelijk zou zijn slechts eenmaal een woord van het hoogste godwezen -ook al was het maar zachtjes, maar duidelijk -in het hart te horen!"
«« 192 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.