De ontwikkeling van het verstand en het gemoed.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 209 / 263 »»
[1] "Bij ons bestaat het echte opvoeden hieruit, dat wij eerst het gemoed van onze kinderen zoveel mogelijk op onze manier veredelen; en is het gemoed eenmaal in orde, dan krijgt ook het verstand dezelfde ontwikkeling als wijzelf bezitten. Maar de blanken beginnen hun kinderen, zodra ze maar beginnen te brabbelen, verstandelijk te ontwikkelen, en geloven dat als het kind eerst maar een volkomen ontwikkeld verstand heeft, dat verstand dan wel voor het hart zal zorgen!
[2] O Heer, wat zijn veel blanken in dit opzicht toch dom, dat zij niet inzien dat wanneer het verstand het eerst ontwikkeld wordt, het altijd een moordenaar is van het hart! Want het pure verstand maakt het kind ingebeeld en hoogmoedig; als echter inbeelding, eigendunk en hoogmoed eenmaal bezit genomen hebben van het hart, moet iemand maar eens proberen het om te vormen, dan zal hij er wel heel vlug van overtuigd raken dat een oude, kromgegroeide boom nooit recht te buigen is.
[3] Bij ons vind je geen rechtbanken, geen gerechtsgebouwen en geen gevangenissen en geen kerkers, maar ook geen andere wetten dan die, welke een goed ontwikkeld hart aan de mens voorschrijft. Daarom vind je bij ons ook geen enkele zonde en geen noemenswaardige misdaad en dus ook geen straf, want wat ieder van ons zichzelf toewenst, datzelfde en meestal nog beter wenst hij zijn medemensen toe.
[4] Maar bij de blanke, verstandelijke mensen zien wij juist het tegendeel. Vrijwel de meesten vinden alleen zichzelf belangrijk en de medemensen slechts in zoverre, als het hun in hun kraam te pas komt. Ziet de zelfzuchtige enkeling dat een van zijn medemensen niet nuttig voor hem kan of wil zijn, is hem ieder dier liever dan zo'n medemens!
[5] Maar bijons waardeert men de mensen allereerst als mensen. Als een naaste mij niet kan helpen, dan kan ik hém toch helpen en zo compenseert zich dat. Ik heb ook een dienaar, maar ik heb hem absoluut niet gevraagd om mij te dienen, het is zijn volkomen vrije wil. Onderling dienen wij elkaar beslist meer dan dat de blanken elkaar ooit gediend hebben vanwege het armzalige loon; maar de wil van geen enkel mens is door een of ander middel van buitenaf tot slaaf gemaakt van een ander; wat hij doet, doet hij vrij en volkomen ongedwongen!
[6] Daarom hebben wij geen paleizen of grote gemetselde woonhuizen, maar heel eenvoudige hutten die er allemaal hetzelfde uitzien. Wie er nog geen heeft en ook geen plaats vindt in de een of andere hut, is niet gedwongen eventueel uit eigen kracht en middelen een nieuwe hut te bouwen of bij een ver afgelegen gemeente daarom te gaan bedelen, maar wij bouwen voor hem vrijwillig uit liefde en achting omdat hij net als wij mens is, meteen eenzelfde hut als die van ons; en zo heerst er onder ons steeds in dezelfde mate vrede en eenheid.
[7] Deze huisorde van ons is de blanken, voor zover wij ze helaas hebben leren kennen, geheel vreemd en sommigen hebben onsrecht in ons gezicht gezegd, dat het een tegen alle cultuur ingaande dwaasheid is. Maar hoe zit het dan met het feit dat alle dieren en zelfs de elementen aan onze gezamenlijke wil gehoorzamen, terwijl de blanken ondanks al hun ontwikkelde verstand een kudde leeuwen niet durven te benaderen?! Wee de vermetelste zwaardvechter! Laat hij het maar eens proberen; één enkele leeuw zal hem wel duidelijk maken, dat hij baas is over de vechter en niet omgekeerd!
[8] Maar wij kunnen net zo tussen leeuwen en panters rondlopen als tussen onze kamelen, runderen, schapen en geiten, en wij kunnen ons niet herinneren dat zo'n beest zich ooit heeft vergrepen aan een mens, -maar ook niet aan onze kudden; want zij krijgen het vlees daarvan pas te eten wanneer dieren van onze zeer talrijke kudden van ouderdom gestorven zijn. Iedere gemeente heeft op een bepaalde afstand een plaats waar zij bijna dagelijks een of ook meer gestorven dieren heenbrengt, en daar komen dan ook meteen de kostgangers met hun scherpe tanden, die de dode dieren met huid en haar en botten opvreten. Want niemand bijons eet v lees behalve dat van vissen en kippen, zolang ze nog jong en mals zijn; de oude worden ook aan de wilde dieren overgelaten.
[9] Waartoe is een blanke met al zijn verstandelijke ontwikkeling in staat, als hij in het water is gevallen? Hij zinkt en verdrinkt! Maar wij kunnen, wanneer en waar wij maar willen, net zo over de waterspiegellopen als over droog land. Alleen als iemand dat wil, kan hij ook onderduiken, maar dat kost hem steeds behoorlijk wat moeite en inspanning.
[10] Alle giftige slangen vluchten uit onze nabijheid; muizen en sprinkhanen leerden wij pas in Egypte kennen; kwaadaardige mieren mijden onze nabijheid en onze kippen, en gieren en adelaars verzadigen zich met het vlees van gestorven leeuwen, panters en vossen.
[11] Daarom lijkt bij ons zwarten tot op heden nog die orde te bestaan, die bij de mensen, van welke huidskleur dan ook, volgens de wil van de Schepper vanaf het oerbegin zeker bestond en had moeten bestaan; want als het eerste mensenpaar op deze aarde geplaatst zou zijn in de slechte orde van de tegenwoordige blanke mensen, dan zou ik wel eens willen weten hoe het zich tegen de aanvallen van allerlei wilde en verscheurende dieren verdedigd zou hebben!
[12] Want voordat het eerste mensenpaar deze aarde betrad, wemelde het van allerlei verscheurende en woeste dieren, zoals de wijze overste in Memphis ons heel duidelijk heeft beschreven. Als het eerste mensenpaar dus volgens de leer van de overste zo zwak geweest zou zijn in al hun levenselementen zoals nu de huidige blanken, hoe vaak zouden zij dan niet door hele kudden uiterst wilde beesten verscheurd en opgevreten moeten zijn?! Zij zouden slechts in stevige, ijzeren kleding en van de scherpste wapens voorzien, als buitengewoon sterke reuen zo ongeveer als die, welke vóór Shivinz Egypte geteisterd hebben, uit de lucht op deze aarde hebben moeten komen, als zij het met natuurlijke kracht tegen deze beesten zouden hebben willen opnemen, -en zelfs dan zouden zij nog genoeg moeite gehad hebben om een strijd met de reusachtige monsters tot een go d einde te brengen!
[13] Maar als de oermensen van deze aarde in al hun levenselementen op ons leken, hadden zij natuurlijk geen wapens nodig en waren zij met de kracht van hun gemoed heer en meester over de hele dieren -, planten en elementenwereld!
[14] Omdat wij dus allemaal zo zijn, denk ik dat enige levenswoorden van U tot ons heel diep in zullen grijpen in ons leven! En als U, o Heer, ons bepaalde wetten of leefregels geeft, zullen wij daar beslist zeer streng de hand aan houden; want wij kunnen ons erg goed houden aan een eenmaal als goed en waar aangenomen regel, wat een blanke waarschijnlijk maar zelden kan.
[15] Omdat we nu reeds het buitengewone geluk hebben - iets wat zelfs voor Uw hoogste engelen een wonder der wonderen moet zijn -, bij U, o Heer, U de Eeuwige, U de Schepper van de gehele geesten en zinnenwereld, te zijn, daarom vragen wij U bij monde van mij, één van hart en in alles volkomen één van zin, om bij al het wonderbare dat wij hier in korte tijd te zien kregen, nog dit wonder te voegen, dat U met ons een paar woorden zoudt willen wisselen!"
«« 209 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.