Cyrenius vraagt om uitleg van de werking van de hersenen.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 229 / 263 »»
[1] CYRENIUS zegt: "Heer, eerlijk gezegd zou men, om deze uitleg van U helemaal goed te kunnen begrijpen, toch iets af moeten weten van de hersenen in het hoofd van de mens, omdat men zich anders toch onmogelijk op de juiste wijze de hersenplaatjes voor kan stellen, waarop bij de juiste ontwikkeling de geestelijke beelden van de ziel, of bij een slechte en verkeerde ontwikkeling de materiële, grove beelden van de wereld, als eerste ingeprent worden, en nog minder hoe op zulke plaatjes de verschillende levensbeelden worden vastgelegd.
[2] Zou het U daarom niet schikken, o Heer - omdat U toch alle dingen mogelijk zijn -, ons een voorbeeld of een evenbeeld van een hersenplaatje, zowel van het voorhoofd als van het achterhoofd, te laten zien, opdat wij dan ook een juiste voorstelling zouden kunnen krijgen van datgene, waarvan U Zelf hebt aangegeven, dat het uiterst belangrijk is?! Want als men zich bij zo'n enorm belangrijke les van een daarbij voorkomende zaak geen volledig juist begrip kan vormen, moet ook het geheel daar duidelijk onder lijden!
[3] In onze ziel bevindt zich beslist nog veel te weinig licht om zelf de hersenplaatjes van het hoofd, zowel naar vorm alsook naar bruikbaarheid, juist te beoordelen of zelfs helderziend te bekijken, teneinde zichzelf daarover een juist begrip te vormen. Het is dus noodzakelijk dat wij blanken met een zwakke ziel, op z 'n minst de juiste kennis verkrijgen over dat organisme van ons lichaam waarvan de juiste vorming, zeg maar, vrijwel geheel bepalend is voor het wel en wee van de mens. Indien, zoals gezegd o Heer, het U zou schikken, dan zou ik heel graag één of meer hersenplaatjes willen zien; maar ook, indien mogelijk, zowel met de juiste als met de onjuiste afbeeldingen!"
[4] IK zeg: "Ik wist wel, dat Ik jullie zo ver zou brengen dat jullie zelf zouden beseffen wat er aan jullie ontbrak en een ware behoefte zouden voelen de hiaten in jullie op te vullen; en kijk, dat verlangen van jou is mij liever dan een ander waarmee je je eerst steeds bezig hebt gehouden, toen Ik te kennen gaf dat zelfs de ziel van een volledig wedergeboren mens als zodanig in de materiële wereld der schepselen nooit het wonderbaarlijke zal kunnen doen, wat een oorspronkelijk onbedorven ziel geheel alleen en uit zichzelf tot stand brengt!
[5] Ik zei je weliswaar, dat een wedergeborene dat tot stand zou kunnen brengen wat Ik Zelf kan, echter alleen binnen en door Mijn eeuwigheidsorde, maar daarmee scheen je niet zo erg tevreden te zijn! Je schonk daarbij echter geen aandacht aan het feit, dat deze oervolmaakte zielen verder ook niets kunnen dan alleen datgene, wat binnen Mijn orde toelaatbaar en nuttig is.
[6] Want alles wat zij met de kracht van de uitstralende levenssfeer van hun ziel naar jullie mening schijnbaar wonderbaarlijk doen, is iets wat net zo natuurlijk is als dat deze bodem begroeid is met mos en gras en dat het water van deze binnenzee in de grote uitholling blijft staan tengevolge van het gewicht van het water. Als je deze twee hier nu genoemde natuurverschijnselen als binnen de orde en volkomen natuurlijk beschouwt, dan zal het je ook geen moeite kosten datgene binnen dezelfde orde en natuur te plaatsen, waartoe deze oervolmaakte zielen, in verband met hun aardse levenssfeer en het door hen bewoonde land, noodzakelijkerwijs in staat moeten zijn.
[7] Deze Moren hebben wel een zeer zwarte huid, maar daarentegen een des te lichtere ziel. Zij kennen ook voor het grootste deel de voornaamste organen van hun inwendige, lichamelijke levensorganisme, en de hersenplaatjes kennen zij heel goed, want hun oervolmaakte zielen kunnen van binnen uit hun lichaam bekijken, en als daar iets aan mankeert, zien zij de plaats waar het euvel zich bevindt en ook waaruit het bestaat.
[8] Met hun uitstralende levenssfeer, die op zulke momenten zeer krachtig werkt, vinden zij ook al gauw het kruid dat gebruikt moet worden om het euvel spoedig te verhelpen. Alleen wanneer hun pezen en aderen lui en slap worden, en het bloed dikker wordt, geloven zij dat er geen kruid meer is om deze algehele aftakeling te verhelpen van het oude en, om geheel natuurlijke redenen, zwak en zeer moe en traag geworden lichaam; dan vinden zij het maar het beste, dat de ziel voor zichzelf zorgt, haar krachten verzamelt en het voor het vervolg geheelonbruikbaar en lelijk geworden lichaam verlaat en zich, vrij van alle aardse banden, naar het land van de gelukzaligheid begeeft, dat zich voor altijd en eeuwig tussen zon, maan en aarde bevindt.
[9] Deze mensen hebben dan ook niet de minste vrees voor de dood, wel zijn zij bang voor een lichamelijke ziekte, omdat daardoor de krachten van de ziel onnodig sterk belast worden, waardoor de ziel zelf daarna een tijdlang zwak en zodoende onvolmaakt moet blijven."
«« 229 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.