Verschillende meningen over het wezen van de Heer.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)

«« 88 / 263 »»
[1] De wijn begon echter aan de tafels de tongen los te maken en de gesprekken werden daardoor al levendiger en levendiger. Er ontstonden zelfs verschillende meningen over Mij en men zou kunnen stellen, dat hier bij het avondmaal een eerste scheuring in de kerk plaats vond. Sommigen beweerden dat Ik direct het allerhoogste, goddelijke wezen was, anderen zeiden echter dat Ik dat niet direct was, maar indirect. Weer anderen zeiden dat Ik eigenlijk slechts naar afkomst een zoon van David was en voorbestemd was tot messias van het rijk van David en daarom met de wonderkracht van David en de wijsheid van Salomo was toegerust. Nog anderen meenden dat Ik als een van de hoogste engelen uit de hemelen nu pro forma lichamelijk op aarde was en nog een adjudant uit de hemelen bij Mij had.
[2] Een deel, waarbij zich zelfs een aantal van Mijn apostelen aansloot, hield Mij voor de Zoon van de Allerhoogste. Ik zou weliswaar dezelfde eigenschappen hebben als Mijn Vader, maar toch een geheel andere persoonlijkheid zijn en zo zou ook de vaak genoemde geest van God tenslotte zelfs een derde persoonlijkheid kunnen zijn, die het in bepaalde gevallen geheel voor het zeggen had!
[3] Met deze mening waren het er echter maar heel weinigen eens. Enigen vroegen aan Petrus, wat zijn mening dan was.
[4] Maar PETRUS zei: "Hij, de Heer Zelf, heeft ons toen wij in deze streek rondtrokken, gevraagd wat de mensen van Hem dachten wie Hij was, en tenslotte wat wij zelf van Hem dachten. Toen werd er ook het een en ander beweerd en toen het mij tenslotte gevraagd werd, zei ik ook ronduit, zoals ik het in mijn hart voelde: 'U bent de Zoon van de Allerhoogste!' En Hij stemde helemaal in met dat getuigenis van mij en noemde mij zelfs een rots van geloof waarop Hij Zijn kerk zou bouwen, die niet meer door de poorten der hel overwonnen zou worden. Daarmee werd dus mijn toen uitgesproken mening door Hem Zelf goedgekeurd en bevestigd en dus doe ik er niet verkeerd aan als ik als een rots daaraan vasthoud!"
[5] Maar JOHANNES had toch belangrijke bezwaren tegen deze opvatting van Petrus en zei: "In Hem woont Gods volheid in lichamelijke vorm! Als de zoon, die echter geen andere persoonlijkheid is en kan zijn, zie ik Zijn lichaam slechts in zoverre het een middel tot het doel is; maar als geheel is Hij evenwel identiek met de in alle volheid in Hem wonende Godheid!
[6] Of is mijn lichaam soms een andere persoonlijkheid dan mijn ziel? Zijn zij samen niet een mens, hoewel mijn ziel in de aanvang van mijn bestaan zich eerst dit lichaam moest vormen en men gevoegelijk zou kunnen zeggen: De ziel heeft een tweede, lichamelijke mens over zich heengetrokken en zodoende een tweede persoonlijkheid om zich heen gevormd? Men kan wel zeggen dat het lichaam een zoon is, of iets dat door de ziel gevormd is, maar daarom vormt het daarmee, of zelfs alléén, geen tweede persoonlijkheid! En nog minder kan men dat van de geest in de ziel zeggen; want wat zou dan een ziel zonder de goddelijke geest in haar zijn? Zij wordt toch pas een volledig mens, als zij geheel doordrongen is van de geest! Dan zijn immers geest, ziel en lichaam volkomen één en dezelfde persoonlijkheid!
[7] Bovendien staat er geschreven: 'God schiep de mensen geheel naar Zijn evenbeeld.' Maar als de mens als volkomen evenbeeld van God, met zijn geest, zijn ziel en zijn lichaam slechts één mens is en geen drie, dan zal toch zeker God als de volmaakte Oergeest omgeven met een eveneens volmaakte ziel en nu ook voor onze ogen zichtbaar met een lichaam, ook slechts één God en eeuwig nooit een drievoudig God, eventueel zelfs nog in drie afzonderlijke personen, zijn! -Dat is mijn mening, die ik eeuwig behoud zonder daardoor een rots in het geloof te willen zijn!"
[8] Dan zeggen ALLEN aan Mijn tafel: "Johannes heeft juist gesproken!"
[9] Om die reden wil PETRUS zijn woorden echter rechtzetten en zegt: "Ja, zo bedoel ik het toch ook; alleen ben ik niet welbespraakt genoeg om mijn innerlijk begrip zo snel onder woorden te brengen, hoewel deze zaak altijd wat moeilijk te begrijpen zal zijn!
[10] JOHANNES zegt: "Moeilijk en ook weer niet moeilijk! Op jouw manier zal wel nooit een mens op deze aarde het begrijpen, -op mijn manier, denk ik, zal dat heel gemakkelijk gaan! De Heer alleen moet nu maar tussen ons beiden de juiste scheidsrechter zijn!"
[11] IK zeg: "Het geloof kan veel, maar de liefde kan alles! Jij, Simon Juda, bent wel een rots in het geloof; maar Johannes is een zuivere diamant in de liefde, en daarom gaat zijn inzicht ook dieper dan bij iemand anders van jullie. Hij is daarom ook Mijn eigenlijke lievelingsschrijver; hij zal veel over Mij te schrijven krijgen wat jullie allen nog een raadsel zal zijn! Want in zo'n liefde is ruimte voor veel dingen, het geloof beperkt zich echter alleen maar tot iets bepaalds, omdat er staat: 'Tot hiertoe en dan niet meer verder! ' Houden jullie je maar aan de uitspraak van Mijn lieveling; want hij zal Mij volmaakt aan de wereld overbrengen!"
[12] Daarop wordt Petrus een beetje verlegen en diep in z'n binnenste op Johannes steeds wat jaloers. Dat is ook de reden waarom Petrus zich na Mijn opstanding, toen Ik hem zei dat hij Mij volgen moest en Mijn lammeren moest weiden, ergerde, omdat Johannes Mij zonder dat Ik dat vroeg ook volgde, waarom Ik Petrus toen, zoals bekend, terecht wees en waarbij Ik Johannes ook volledige onsterfelijkheid beloofde, - waardoor de sage onder het volk ontstond dat deze leerling nooit, zelfs niet lichamelijk, zou sterven.
[13] En Petrus vroeg Johannes, hoe het kwam dat hij steeds een veel dieper inzicht en besef aan de dag legde dan hij, Petrus dus.
[14] Maar JOHANNES zei: "Kijk, ik woon niet in jouw hart en jij niet in het mijne en ik heb er geen maatstaf voor om vast te kunnen stellen om welke reden mijn mening zuiverder en beter is! Maar omdat de Heer Zelf ons nu hardop gewezen heeft op het verschil tussen geloof en liefde, moet je dat als antwoord op je vraag aanvaarden! Want alleen de Heer kan nieren en harten onderzoeken en dus zal Hij ook wel haarfijn weten wat voor verschil er bestaat tussen onze harten."
[15] Met dit antwoord was Petrus voorlopig ook tevreden en hij vroeg niet verder. De maaltijd was nu echter ook ten einde en wij stonden op en gingen allen de berg op.
«« 88 / 263 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.