De noodzaak om zichzelf te onderzoeken

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 125 / 276 »»
[1] (DE HEER:) "Dus jullie moeten nu je best doen om hiernaar te handelen; doe alle moeite en onderzoek jezelf of je niets nalaat, zodat je uiteindelijk niet hoeft te zeggen: 'Kijk nu eens, nu heb ik gedurende tien tot twintig jaar alles gedaan wat de nieuwe leer me voorschreef, en toch ben ik nog geen stap verder gekomen, ik merk nog altijd niets van een bijzondere verlichting in mezelf, en van het zogenaamde eeuwige leven bespeur ik ook nog bitter weinig in mezelf! Wat mankeert er dan nog aan?'
[2] En daarom zeg Ik tegen jullie: Ga zorgvuldig bij jezelf na, of er niet nog sterke, wereldse, baatzuchtige gedachten jullie hart besluipen, of jullie hart, en daarom ook jullie ziel, niet af en toe bevangen is door hoogmoed, door een zekere te overdreven zuinigheid -een jongste zus van gierigheid -, eerzucht, neiging tot oordelen, graag gelijk willen hebben, neiging tot lichamelijke wellust, en door meer van dergelijke zaken! Zolang dit nog bij de een of de ander het geval is, zal hij de belofte, dat wil zeggen het volledig in vervulling gaan ervan, aan zichzelf nog niet meemaken.
[3] Want kijk maar naar de most en de zuivere, geestrijke wijn in een vat of een zak! Zolang er zich nog grove en vreemde bestanddelen in de most bevinden, zal deze gisten en niet tot zuiverheid komen; maar als deze bestanddelen er eenmaal geheel en al uit verwijderd zijn, wordt het rustiger en rustiger in het vat, de most wordt helder en wordt een zuivere, volle geestrijke wijn
[4] Het zal vaak voorkomen, dat menigeen er niet ver vanaf is het Godsrijk in zijn ziel ten volle te bezitten, en toch zal hij het niet in bezit nemen, omdat hij zichzelf te weinig onderzoekt en niet in de gaten heeft met wat voor aardse eigenschappen zijn ziel mogelijk nog behept is. Als hij zichzelf echter zorgvuldiger zou testen, zou hij spoedig ontdekken dat hij bijvoorbeeld nog zeer gevoelig is en nog gemakkelijk door een kleinigheidje beledigd kan worden.
[5] 'Ja', zegt dan iemand, 'moet een mens dan helemaal geen eergevoel hebben?' O ja, zeg Ik, de mens kan zeer zeker eergevoel hebben, maar dat moet van de edelste soort zijn! Wanneer iemand, die nog zwak van geest is je heeft beledigd, moetje niet boos op hem worden,.maar naar hem toe gaan en zeggen: 'Vriend, mij kun je nergens mee beledigen; want ik houd van jou en alle mensen! Degenen, die tegen mij vloeken, zegen Ik en die mij kwaad doen, doe ik zoveel ik kan alleen maar goed! Maar het is niet netjes, dat iemand een ander beledigt; doe dat daarom voortaan met meer voor je hoogst eigen heil! Want je zou met je steeds groeiende zucht tot beledigen wel eens iemand kunnen treffen die je dat zeer kwalijk nam en je dan grote en zeker heel onprettige. Onaangenaamheden zou kunnen bezorgen, en dan heb je het alleen aan jezelf te wijten datje iets onaangenaams is overkomen!
[6] Als jullie met iemand, die je heeft beledigd, zonder de minste kwaadheid in je hart zo kunt spreken, dan hebben jullie een volkomen gerechtvaardigd, edel en goddelijk eergevoel in je hart. En als je vanwege zoiets nog een klein beetje van een soort boosheid in jezelf bemerkt, en bitter en onvriendelijk op zo iemand reageert, dan is dat nog het gevolg van geringe, in jullie ziel verborgen hoogmoed, en alleen al hierdoor kan de vereniging van je ziel met Mijn lichtgeest in jezelf nog lang worden verhinderd.
[7] Of een van jullie wordt meerdere keren aangesproken door een en dezelfde arme man, die om een niet geringe aalmoes vraagt. Jullie hebben het wel en kunnen de arme nog duizend maal zoveel geven als jullie hem al gegeven hebben; maar omdat hij min of meer brutaal is ergeren jullie je aan hem, en jullie wijzen hem de deur terwijl je hem te verstaan geeft, dat hij niet zo vaak moet komen en denken dat men hem iedere keer wanneer hij komt een aalmoes geeft!
[8] Ja, kijk, dat zijn voor een werelds denkend mens wel heel verstandige woorden, en de bedelaar heeft zo'n kleine terechtwijzing ook verdiend; maar degene die de arme man zo tegemoet treedt, is toch nog lang niet rijp voor Mijn rijk, want Ik laat Mijn zon alle dagen opkomen en schijnen over goede en slechte mensen, en ten gunste van alle schepselen.
[9] Dezelfde straal die de vergulde paleizen van de koningen verheerlijkt en in de wijnranken het edelste van alle sappen zuivert, doet rijpen en zoet maakt, verspreidt ook zijn licht over poelen en riolen en ergert zich niet aan het gekwaak van de kikkers en het getjirp van de krekels. Achter een dergelijke terughoudendheid zit nog iets karigs, en die karigheid en te grote geldelijke zuinigheid komt bepaald dicht in de buurt van gierigheid en vertroebelt de levensmost van de ziel; en zolang dat nog ononderbroken het geval is, produceert de ziel geen zuivere en geestrijke levenswijn.
[10] Wie echter welgesteld is, en als zodanig alleen maar echte grote vreugde ondervindt door te geven, en de arme er niet op aankijkt dat hij hem al diverse keren een kleine gave heeft geschonken, is dan wat dit punt betreft reeds klaar om Mijn rijk binnen te gaan, als hij tenminste geen rekening hoeft te houden met een andere kleine fout in zijn ziel.
[11] Daarom zeg Ik tegen jullie, dat je jezelf steeds in. alles nauwkeurig moet onderzoeken en je moet verheffen tot het levensniveau waarop je in jezelf helder en bewust waarneemt datje vrij bent van alle aardse slakken"
«« 125 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.