De houding van Gods kinderen tegenover politieke staatswetten

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 133 / 276 »»
[1] Hier zegt ROCLUS: 'Ja Heer, hoe zit het dan met de politieke wetten van de staat, moet men zich daaraan houden? Men moet zich hier toch naar richten, ook al is men nog zo zeer heer over zichzelf geworden? Of kan men ook met deze wetten zo omgaan als met die van de grote profeet Mozes?"
[2] IK zeg: 'Maar vriend, hoe kan men verordeningen van een staat wetten noemen? Wetten zijn immers alleen de bekendgemaakte wil van Gód; staatswetten zijn toch alleen maar de hoogst veranderlijke wil van een méns en deze kunnen nooit op iets anders betrekking hebben dan op zeer uiterlijke en materiële zaken die het lichamelijke leven aangaan. Als ze goed zijn, zul je ze ook goedkeuren en aanvaarden met je vrije wil, en als dat het geval is, ben je ook al meester van de staatswetten en dan kun je daardoor niet meer in een gericht komen. Als ze echter slecht zijn, ben je vrij om je er van los te maken en ergens anders naartoe te gaan waar wijzere wetten zijn, of om de wetgever zachtmoedig te wijzen op de gebreken van sommige wetten en hem een juiste en goede raad te geven. Neemt hij de raad aan, dan is het goed om te blijven; maar neemt hij de raad in zijn heersershoogmoed niet aan, trek dan weg! Want de aarde is groot en heeft vele landen, volkeren, rijken, koningen en vorsten.
[3] Als jullie eenmaal zuiver zijn in je innerlijk, dan zal voor jullie ook alles zuiver zijn; want voor een zuiver iemand zijn alle dingen zuiver omdát hij de grond van alles kan zien, wat wil zeggen: Voor de ziende is overdag alles verlicht en voor degene die scherp ziet, is zelfs de nacht niet zonder licht, terwijl voor een blinde alles duister is en de dag bij hem niet de voorkeur geniet boven de nacht.
[4] Wie zich in zijn innerlijk dus eenmaal in de volledige orde bevindt, is ook heer over alle wanorde die ook maar ergens ter wereld kan voorkomen. En omdat hij dat is en in zichzelf niet meer in wanorde kan geraken, wil en kan hij in feite ook wel in iedere politieke samenleving leven, hoe die ook is; hij ziet immers duidelijk, welke weg hij te gaan heeft.
[5] Ik Zelf ben nu toch ook op deze aarde en schik me, wat Mijn uiterlijke persoon betreft, naar de voorgeschreven orde van de Romeinse keizer en kom daar nooit tegen in opstand, ook niet schijnbaar! Verlies Ik daardoor soms iets van de orde in Mijn innerlijke Godswezen? Absoluut niet, -Ik ben die Ik ben, onveranderd, en Mijn raad wordt ook door diegenen aangenomen die de macht van de heerser in handen hebben, en daarom ben Ik Heer en Meester over hen en niemand vraagt Me: 'Heer, hoe doet U dat?'
[6] Geloof Me, iemand die waarachtig heer is geworden over zichzelf, kan ook gemakkelijk heer worden over een heel volk; en niemand zal tegen hem zeggen: 'Vriend, hoe kun je dat?' Want de mensen maken hem zelf tot zo iemand, doordat ze in groten getale naar hem toekomen en hem raadplegen. En wat is een wijze raadgever anders dan een wijze wetgever? En wie wetten geeft, zal toch ook heer zijn over degenen die van hem de wetten hebben gekregen! Zijn Ouran, Mathaël, Mijn edele vriend Cyrenius hier, Cornelius, Faustus en Julius, soms geen machthebbers en gebieders, terwijl ze toch wetten van Mij hebben aanvaard en Mij hun Heer noemen? Waarom deden ze dat dan? Omdat ze de waarheid en de kracht en macht daarvan aan Mij meer dan duidelijk hebben leren kennen! Wat Ik nu echter spreek en doe, dat en nog veel meer en groters zullen ook jullie binnenkort reeds doen; daarom zullen jullie, dat kan niet anders ook op de hele aarde dezelfde werking veroorzaken.
[7] Natuurlijk is daar ook die resolute moed voor nodig, die geen vrees heeft voor de dood van het lichaam; maar waarom zou iemand daar ook bang voor zijn, als het hem uiterst duidelijk is, dat hij het eeuwige leven in zich draagt en volkomen heer is geworden over het leven in zichzelf en daarom ook heel goed moet weten, dat ten eerste degenen die wel zijn lichaam kunnen doden, aan de ziel en haar eeuwige levensgeest absoluut geen schade meer kunnen toebrengen, en dat ten tweede de ziel met het wegvallen van het zware lichaam voor eeuwig een onuitsprekelijke winst ten deel valt, waar alle schatten van deze aarde eeuwig nooit tegenop zouden kunnen wegen!
[8] Wie dat echter in zichzelf in de hoogste en diepste oerhelderheid van het leven ziet, wel, die kan toch geen vrees hebben voor de dood van het lichaam?! En als dat wel nog zo zou zijn, dan lijkt hij duidelijk op een dwaas, die wil huilen omdat men hem van een dwangbuis bevrijdt en hem in plaats daarvan het kleed van de hoogste en ongedwongenste vrijheid en helderheid van het eeuwige leven aanbiedt! Zoiets is echter ondenkbaar en daarom zal het jullie op het juiste moment ook beslist niet aan de nodige moed ontbreken.
[9] Zie daarom vooral heer te worden over jezelf, dan zul je ook heer zijn over alle wetten en ieder gericht, en vrij zijn van iedere vloek van de een of andere wereldse wet!
[10] Jullie moeten er vol inzet naar streven dat degenen die door jullie de innerlijke orde van het leven leren kennen, ook datgene worden wat jullie zelf worden, -dan zullen ze jullie ware broeders en vrienden worden en geen andere wetten meer geven, omdat ze net als jullie zullen inzien dat de innerlijke levenswet alle andere wetten overbodig en volledig onbruikbaar maakt!'
«« 133 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.