De Heer troost de Nubiërs, die niet zijn geroepen tot het kindschap van God

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 15 / 276 »»
[1] De AANVOERDER zegt: 'Ja, Heer, alles is mij nu duidelijk en mijn ziel voelt zich nu alsof zij overal in thuis is! Maar ik merk bij Uw leerlingen dat zij vrijwel allemaal dit beeld van de drie soorten spiegels bepaald niet goed schijnen te begrijpen! Ik dank U innig voor Uw uitleg, die aan al mijn levensgevoelens volkomen beantwoordt; maar zoals gezegd, ik vind het onaangenaam om te zien, dat juist diegenen die dit alles het best zouden moeten begrijpen omdat zij oorspronkelijk tot het kindschap geroepen zijn, dit alles het minst schijnen te begrijpen!"
[2] IK zeg: 'Daar hoef je je weinig of helemaal niet om te bekommeren! Als jij het begrijpt, waar zou je je dan verder druk om maken? Zij zullen het dan wel begrijpen wanneer de tijd voor hen daar is; want zij zullen nog langer bij Mij zijn, terwijl jullie morgen naar jullie land zullen vertrekken!
[3] Het is immers van ouds een goed gebruik bij alle volken, dat de vreemde gast eerder bedacht wordt dan de kinderen des huizes. De.kinderen zullen daardoor met te kort komen! In eerste instantie kon jullie deze zaak gemakkelijk begrijpelijk gemaakt worden omdat jullie al bekend waren met het wezen van de spiegel; maar van Mijn ware leerlingen en kinderen heeft er nog nooit één een andere spiegel gezien dan alleen die van een rustig wateroppervlak. Als Ik hun echter deze zaak nader zal willen uitleggen, dan zal Ik Mij voor een beter begrip van de zaak even gemakkelijk de betreffende spiegels weten te verschaffen als Ik Mij het mensenbrein wist te verschaffen, en zoals Ik de oude Marcus dit nieuwe huis met alle toebehoren wist te verschaffen.
[4] Wees dus vanwege Mijn leerlingen en Mijn ware kinderen niet ongerust; want Ik Zelf geef je de verzekering, dat zij allen niet te kort zullen komen. Want vreemden komen en gaan weer; maar de kinderen blijven thuis! - Heb je ook dit begrepen?"
[5] De AANVOERDER zegt: 'En of ik het begrepen heb, - maar daardoor is mijn ziel niet vrolijker geworden; want het klonk uit Uw mond zo erg afstandelijk met de naam 'vreemde' aangeduid te worden! Maar wij zullen het eeuwig niet kunnen veranderen wat U van eeuwigheid reeds zo bepaald hebt en wij zijn U als vreemden toch gloeiend van liefde dankbaar voor al deze ook nooit verdiende, overgrote genaden die U ons hier hebt bewezen!"
[6] Dan springen bij de aanvoerder, evenals bij zijn dienaar, de tranen in de ogen en JARAH zegt heel zachtjes tegen Mij: 'Heer en Vader van alle mensen, zie, de beide Moren huilen!"
[7] Maar IK zeg: 'Dat is niet erg, Mijn lieve dochtertje, wantjuist daardoor worden zij kinderen van Mijn kinderen, die ook niet uit het huis van de grootvader gestoten worden!"
[8] Toen de beide Moren Mij dat hoorden zeggen, zonken zij voor Mij op hun knie en snikten luid, maar nu van blijdschap.
[9] En na een poosje riep de AANVOERDER luid: 'O God vol gerechtigheidwijsheid, liefde, macht en ontferming, met een boetvaardig wezen dank ik U namens mij en mijn volk dat wij ons in ieder geval kinderen van Uw kinderen mogen noemen!"
[10] IK zeg: 'Wees gerust, Mijn vriend! Wie Ik aan neem is geen vreemde meer voor Mij! je ziet hoe de aarde vol bergen is, en daar zijn hoge en lage bij. De hoge zijn weliswaar de eerste en eigenlijke oerzonen van de aarde, en de lage zijn pas in de loop der tijd als afzettingen van de hoge ontstaan, -maar zie, terwijl de allereerste en allerhoogste hun toppen met eeuwige sneeuwen ijs sieren, zuigen de lage nakomelingen voortdurend de liefdemelk uit de borst van de grote moeder!
[11] Ik zeg jullie: Wie liefde heeft en liefde schenkt, is Mijn kind, Mijn zoon, Mijn dochter, Mijn vriend en Mijn broeder! Wie de liefde echter niet heeft en haar dus ook niet schenkt, is een vreemde en wordt als zodanig behandeld. Als Ik je echter Mijn vriend noem, dan ben je geen vreemde meer, maar behoor je tot Mijn huis door Mijn woord, datje getrouw in je hart hebt opgenomen. Maar ga nu getroost heen en verkondig dat alles aan je broeders!'
[12] De aanvoerder gaat nu met zijn dienaar naar zijn metgezellen en verkondigt hun alles wat hij nu van Mij gehoord heeft, en allen beginnen letterlijk te juichen van vreugde over dit bericht, dat voor en zo uitermate troostrijk is. Wij laten hen nu .over aan hun terechte vreugde. Maar Cyrenius die de uitleg met de spiegels ook niet al te goed begrepen had, hoewel hij een heel goed inzicht had in de verschillende spiegelsoorten, vroeg Mij of Ik hem daarover niet iets meer vertellen wilde. Maar Ik vroeg hem nog wat geduld te hebben, omdat wij het weldra met een wat treurig uitziende deputatie uit Caesarea Philippi te doen zouden krijgen. En Cyrenius stelde zich daarmee tevreden.
«« 15 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.