Het ware, levende geloof

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 177 / 276 »»
[1] Nu keek AZIONA de gemoedelijke Johannes verbaasd aan en zei: 'Luister, mijn overigens zeer gewaardeerde vriend! Hetgeen ik nu uit jouw mond heb vernomen, is meer dan mijn gevulde voorraadkamer en veel meer dan de van puur water gemaakte wijn; want wat je mij hebt gezegd is woordelijk van A tot Z waar! Je hebt mij tevoren nooit gezien en nooit gesproken en kent de levensomstandigheden van mij en mijn hele gezelschap zo precies, alsof je dat allemaal zelf met ons hebt meegemaakt! Dat is veel -en iets dat me zeer tot nadenken begint te stemmen. Dat jouw collega die als eerste het woord voerde, mijn naam wist, viel me helemaal niet op, omdat heel Caesarea die kent en omdat men jullie van daaruit de weg hier naar toe gewezen kan hebben; maar mijn levenservaringen zijn door niemand van ons aan wie dan ook bekend gemaakt, en daarom ben jij ze ook van niemand te weten kunnen komen, -en je bent van iedere kleinigheid op de hoogte, ja zelfs van de gedachten die ik toen gehad heb, de besluiten die ik genomen heb, en de plannen die ik innerlijk koesterde en vaak niet eens aan iemand van mijn gezelschap heb meegedeeld! Vriend, dat is iets, wat op geen enkele natuurlijke manier te verklaren is!
[2] Wel moeten er in Egypte ooit wijzen zijn geweest die uit de lijnen van de hand en het voorhoofd iemand konden zeggen wat hij gedaan had, en voorspellen, wat hij te verwachten had; ook waren er zekere tempelslapers, die in een soort extase tijdens de slaap iets vertelden over dingen die ergens bestonden, of voorspelden wat ergens zou gebeuren en zou bestaan. Met wat een mysterieuze beelden werd een dergelijke orakelinhoud aan b.et licht gebracht! Er waren weer andere wijzen voor nodig om zulke hoogst onbegrijpelijke orakelspreuken op meestal vreemde en zeer sluwe wijze aan de leken uit te leggen; en na vaak zeer bombastische en kostbare verklaringen wist degene die om uitleg vroeg precies dingen die hij helemaal niet hoefde te weten, .of die hij al sinds lange tijd wist. Maar bij jou kwam het er gewoon glashelder uit zonder enige tempelslaap, zonder mijn handen te bekijken en zonder mysterieus gepraat! Ja, zulke helderziendheid bevalt me! Maar nu rijst daar achteraan de vraag nog die luidt: Hoe, hoe is zoiets mogelijk? Zonder een alziende en alvoelende goddelijke kracht is dat absoluut ondenkbaar! Zou zoiets werkelijk alleen door een volledig geloof te bereiken zijn?"
[3] JOHANNES zegt: 'Jazeker vriend; maar het komt er natuurlijk zeer op aan, wat men gelooft! Als iemand je een leugen zou vertellen en jij die vast zou geloven, dan zou toch zo'n geloof, ook al kent dat geen enkele twijfel, geen werking hebben; want op een bodem die geen waarachtige, vaste kern heeft, kan men geen huis bouwen."
[4] AZIONA zegt: 'Dat is helemaal waar; maar waar is de toetssteen waarmee ik tot de volle overtuiging kan komen, dat hetgeen iemand mij wil doen geloven de volste waarheid is?"
[5] JOHANNES zegt: 'Over dit hoofdstuk hebben we weliswaar reeds gesproken; maar om je nog een nadere vingerwijzing te geven zeg ik je dat God, de Heer van de hemel en van deze aarde, ieder mens die naar de waarheid streeft een gevoel in z'n hart heeft gelegd, dat de waarheid nog veel eerder herkent en beseft dan een nog zo ontwikkeld verstand.
[6] In dit gevoel huist ook de liefde tot de waarheid, die zij als zodanig waarneemt, weldra met haar levenswarmte doordringt en op die manier levend maakt. Wordt het geloof als een van de liefde doordrongen waarheid eenmaal levend, dan zal dit geloof zich ook zelf beginnen te roeren, gaan bewegen en tenslotte zelf beginnen te handelen. In een dergelijk vertrouwensvol handelen ligt dan ook pas het volledig welslagen van hetgeen men in z'n hart, en niet ergens in de hersenen van het hoofd, als ongetwijfeld waar gelooft.
[7] In de hersenen heeft de ziel alleen maar haar ogen, oren, reuk en haar smaak; hier gaat echter geen leven van uit, omdat deze zelf slechts gevolgen zijn van het leven.
[8] Als een geloof dus uitwerking wil hebben, moet het één zijn met het leven zelf en niet, zoals ogen, oren, neus en gehemelte, slechts een gevolg zijn van het leven als zodanig, zonder een dieper verband dan alleen het noodzakelijke uiterlijke gebruik. Als je geloof in de waarheid eenmaal één is geworden met je leven, heeft het reeds vanzelf iedere twijfel buitengesloten en het hoeft dan alleen maar te willen, en er zal gebeuren wat zo'n levensgeloof wil."
«« 177 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.