In het huis van het plaatselijk hoofd. De wonderbaarlijke wijn

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 261 / 276 »»
[1] Wij gingen nu naar het werkelijk lieflijke en ruime huis in het dal en werden onmiddellijk bediend met brood, zout en verse melk. De leider verontschuldigde zich dat hij ons geen wijn kon aanbieden; maar hij had verscheidene zakken bosbessensap, dat niet minder goed smaakte dan wat voor Wijn ook. Als we deze wilden proeven, zou hij met groot genoegen een paar kruiken vol met dit sap voor ons op tafel laten zetten.
[2] Ik zei: 'Doe dat; wij willen je boswijn proeven! Als hij ons smaakt zullen wij je nog om een paar kruiken vragen.~'
[3] Toen ging onze gastheer naar zijn kelder en bracht ons een paar kruiken vol bosbessensap, dat geheel als wijn smaakte omdat het in feite ook wijn was; want het druifje, momenteel ook 'Johannisdruifje" genoemd, hoort Immers ook tot de verschillende druivensoorten; de vrucht ervan is ongeveer de kleinste druivensoort. Kortom, we dronken deze boswijn met een beetje water vermengd heel graag, en het deed de heer des huizes veel plezier dat de wijn ons zo goed smaakte.
[4] Toen de beide kruiken leeg waren, wilde de waard ze meteen weer gaan bijvullen; maar IK zei tegen de nu reeds zeer spraakzaam geworden maker van de bosbessenwijn: 'luister, laat dat nu en vul de kruiken in plaats van met boswijn liever met heel fris water, dan zal Ik het water onmiddellijk in een allerbeste wijn veranderen!"
[5] Dat verbaasde DE WAARD uitermate en hij zei: 'Wel, ik ben werkelijk erg nieuwsgierig naar dit kunststuk!"
[6] De beide grote kruiken werden onmiddellijk, geheel met water gevuld, op de tafel gezet en de waard zei: 'Er staat nu op tafel wat u verlangd heeft, en laat ons nu zien, vriend, wat u kunt en waartoe u in staat bent!'
[7] En IK zei tegen hem: 'Neem een van beide kruiken in je hand en proef de inhoud!"
[8] De waard proefde de inhoud en was daarbij zo verrast, dat hij onmiddellijk al zijn huisgenoten bij elkaar riep en ieder liet proeven. Allen beweerden nog nooit zo'n buitengewoon goede wijn over hun tong te hebben gekregen. Maar nu wilde ook ieder weten hoe het in zijn werk ging, dat er uit het zuiverste water zo'n hemels goede wijn ontstond.
[9] DE W AARD zei tegen de vele vragenstellers: 'Ja, beste mensen, dat moeten jullie aan hem daar in het midden vragen! Voor mijzelf is dit het grootste raadsel! Zoiets is sinds mensenheugenis nog niet voorgekomen en het is absoluut ongehoord!'
[10] Nu richtte de waard zich tot Mij en zei: 'Meester der meesters in uw mij onbegrijpelijke, wonderbaarlijke kunst! Geef ons toch een beetje opheldering over hoe en op welke manier u dit mogelijk was! En kent u nog meer van die kunststukken?"
[11] IK zei: 'Beste vriend, op je eerste vraag kan Ik je op het moment geen antwoord geven; maar morgen zul je er wel vanzelf achterkomen! Maar op je tweede vraag kan Ik je zeggen, dat eigenlijk niets Mij onmogelijk is en dat Ik je enkel en alleen door de macht en kracht van Mijn wil talloze wonderdaden zou kunnen laten zien! Ben je het daarmee eens?"
[12] DE W AARD zei: 'U geeft wel hoog op van uzelf, terwijl u toch slechts een mens bent! Hebt u er niet aan gedacht dat alleen God almachtig is?! Als alle dingen u mogelijk waren zou u immers God Zelf moeten zijn, of u zou dat moeten bewerkstelligen met behulp van Beëlzebub, het hoofd van alle duivels, waarvoor u volgens mij een veel te eerlijk, vroom en open gezicht heeft, waarvan men kan zeggen: Kijk, dat is een waar evenbeeld van God!
[13] Ik wil echter helemaal niet doen alsof ik alles weet, en denk aan de tijd terug dat ik in Jeruzalem was en ook in andere steden, met name ooit in Damascus, waar ik een Indische magiër heb leren kennen, die ook met de grootst mogelijke overdrijving van zichzelf beweerde dat hem niets onmogelijk was. Hij heeft serieus dingen gepresteerd waarvan ik evenmin inzag hoe het mogelijk was, als van de manier waarop u nu het water in de beste wijn hebt veranderd. Maar het is altijd al zo geweest dat magiërs en kunstenaars hun vooral voor ons leken toch al wonderbaarlijke capaciteiten overdreven; maar men ziet dat graag door de vingers, omdat ze eigenlijk toch wel buitengewone mensen zijn. Maar één ding zou ik vanavond van u, meester der meesters, toch nog willen zien!"
[14] IK zei: 'Zie, ieder mens oordeelt naar zijn verstand, en zo ook jij, en het zou helemaal niet aardig van Mij zijn daar iets tegenin te brengen! Als je tot een dieper inzicht zult komen, zul je ook anders oordelen; daarom praten we hier niet eerder over! Je hebt Me voor vandaag nog om een zogeheten kunststukje gevraagd, en dat wil Ik ook doen. Maar opdat je niet bij jezelf denkt dat Ik alleen maar kan uitvoeren wat Ik kan moet jij zeggen wat Ik voor je moet doen!"
«« 261 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.