Het geestelijk zien.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 266 / 276 »»
[1] (DE HEER:) 'Want zie, het is Mijn wil dat degenen die volgens Mozes' wetten leven ook wat hun aardse goederen betreft niet armzalig hoeven te leven.
[2] En daarom ben Ik dan ook hier naar jullie toe gekomen om ten eerste jullie allen te verkondigen dat Gods rijk en dus ook alle hemelen in en door Mij naar jullie op deze aarde zijn gekomen, wat nu reeds een groot aantal voorheen overtuigde heidenen erkent en openlijk bekent, opdat vervuld wordt wat Daniël profeteerde: 'Ook zij die in het graf zijn zullen Zijn stem vernemen!' want het zijn de heidenen, die reeds van de wieg af aan begraven waren in het graf van de nacht, het gericht en de dood.
[3] En ten tweede wil Ik wat het aardse betreft ervoor zorgen dat jullie, je kinderen en kindskinderen wat lichamelijke behoeften betreft geen nood hoeven te lijden. Ik wil weliswaar niet dat jullie in grote overvloed zwelgen, maar jullie hoeven ook geen al te grote nood te lijden, wat tot nog toe bij jullie heel vaak het geval was.
[4] En de derde reden waarom Ik hierheen ben gekomen weetje trouwens al, namelijk dat Ik van plan ben om hier in deze stille omgeving met Mijn leerlingen enkele dagen rust te nemen. -En nu wij met deze voor jullie noodzakelijke zaak klaar zijn, zullen we weer naar huis gaan en zien wat daar voor allen is gebeurd!"
[5] Onderweg zei DE WAARD: 'Heer en Meester! Zou U het niet prettig vinden als we over deze kleine hoogte en derhalve via een kleine omweg naar huls hepen? Want vanaf deze hoogte geniet men waarlijk een buitengewoon heerlijk uitzicht; men kan daar zelfs ook Jeruzalem zien, ook een deel van de Zee van Galilea, en bij zeer helder weer kan men zelfs de grote Griekse Zee zien! Als U het zou willen, Heer, zou ik U nu graag deze plek laten zien, die voor mij een echte plaats van zaligheid is!"
[6] IK zeg: 'Dat wil Ik graag doen; want ook Ik ben een vriend van de bergen en de zeer wijdse uitzichten, laten we daarom deze kleine hoogte bestijgen!"
[7] Wij klommen dus een eindje omhoog en het was echt mooi daar boven en Barnabe was bijna onuitputtelijk in het aanprijzen van de mooie omgeving.
[8] Maar IK vermaande hem en zei: 'Het valt niet te ontkennen dat de omgeving hier vanaf deze top beschouwd heel mooi is om te zien, - dat komt door het totaalbeeld; maar als je nu ieder ding apart wat je hier in het totale beeld ziet, dicht naar je toe haalt, dan zul je spoedig genoeg krijgen van de schoonheid van deze streken!
[9] Alleen hetgeen deel uitmaakt van de ziel en de geest is waarachtig en voor eeuwig blijvend mooi. Als jou nu alleen maar dat beeld van deze omgeving hier bevalt en haar luchtig kleurenspel, dan beleef je toch nog altijd meer vreugde aan de materie en haar vormen dan aan het geestelijke dat de starre vormen je als in een groot schrift vertolken. Maar ach, als je in staat zult zijn om al deze vormen met je innerlijke geestelijke ogen te bezien, te lezen en te begrijpen, dan zul je ook met David kunnen uitroepen: 'O Heer, hoe groot en heerlijk zijn al Uw werken! Wie deze ziet beleeft puur genot!
[10] Kijk, het ware zien van al Gods werken is het bekijken hiervan met de ogen van de geest, waaruit de ziel dan haar ware begrip put, en dat geeft de mens pas ware vreugde, die niet meer vergankelijk is maar voor altijd en eeuwig de ziel eigen blijft. En wil je dan ook de geestenwereld aanschouwen, dan zul je deze eerst ook alleen maar geestelijk zien door aanvankelijk alleen maar de vormen van deze wereld te begrijpen en door vervolgens steeds meer inzicht te krijgen in de verschillende activiteiten, het streven en de onderlinge verhoudingen van deze vormen, welke je nu zonder een verder en dieper inzicht ook zo reeds zeer bevallen.
[11] Het geestelijk zien is in eerste instantie slechts een inzien van de uiterlijke overeenkomsten in de toestanden; en als men zichzelf dan aldoor oefent in de zuivere liefde tot God en van daaruit tot de naaste en dat ook met een zuiver gemoed, dat zoveel mogelijk vrij is van zonden, dan gaat het zien en begrijpen over in een helder schouwen en levert aan de ziener dan het bewijs, dat hij één is geworden in zichzelf, en de ware wedergeboorte van zijn geest en de opstanding van de ziel uit het materiële dodengraf van haar vlees bereikt heeft. - Begrijp je Me wel?"
[12] DE WAARD zegt: 'O Heer en mijn waarachtige God! Als ik dat werkelijk tot op de grond zou begrijpen, zou ik zeker een van de gelukkigste mensen van deze aarde zijn; maar zover is het nog lang niet met mijn begrip, ofschoon ik nu wel bepaalde vage vermoedens heb gekregen van hetgeen U mij eigenlijk heeft willen zeggen! Mijn dochter Eliza die toch al zo'n halve zieneres is, zou Uw uitleg duidelijk beter begrepen hebben dan ik; maar iets heb ook ik begrepen! Maar er is buitengewoon veel voor nodig om in de uiterlijke vormen de innerlijke, puur geestelijke overeenkomsten te vinden en deze in hun talloze relaties juist te begrijpen. Heer, zou U mij dat door een passend beeld niet iets duidelijker kunnen maken?"
[13] IK zeg: 'O ja, zeker, luister naar Me!'
«« 266 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.