Het priesterdom als grootste hindernis om de leer van de Heer te verbreiden

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 68 / 276 »»
[1] (ROCLUS:) 'U als de volmaaktste profeet, geheel vervuld van alle goddelijke geesten en begaafd met alle macht en kracht zoals nog nooit een mens op de aarde, zult dat zeker ook van te voren al zien! Maar wie kan er iets aan doen? Het is nu eenmaal zo, was altijd al zo en zal ook altijd zo blijven, en wij zullen het niet veranderen!
[2] Zolang de mensen hun vlees en hun vrije wil wordt gelaten, zo lang zullen ze over het algemeen ook dat blijven, wat ze zijn, en zullen ze allerlei voorzieningen treffen al naar gelang de klimatologische omstandigheden in een land. Hoe verder hier vandaan, des te erger, zoals ik dat tijdens mijn vele reizen maar al te vaak duidelijk heb ervaren! Hoe verder ik mij van dit, nu mijn enige geestelijke lichtpunt, verwijderde, des te blinder en dommer vond ik ook de mensen, ook vroeger al toen ik nog atheïst was, en het zou me zeker overal nog meer opgevallen zijn als ik alles had geweten wat ik nu weet.
[3] Het is weliswaar zeer waar, dat er geen duisternis kan zijn die niet ogenblikkelijk teniet gedaan zou kunnen worden door een overeenkomstig licht. In de natuur is het in ieder geval zeker zo. Maar of het geestelijke licht de geestelijke nacht ook zo plotseling kan verdrijven, is natuurlijk een heel andere kwestie! In een bepaald opzicht was mijn geestelijke nacht zeker niet onbeduidend te noemen, en die jongen heeft hem met enkele lichtwoorden verjaagd; maar ja, hij had aan mij ook wel iemand die op menig wetenschappelijk gebied niet tot de allerminsten behoort en die heel veel ervaring heeft opgedaan in de wereld.
[4] Men moet zich eens een volk voorstellen dat diep verstrikt is geraakt in een hoogst absurd en duister bijgeloof! Daar zullen enkele woorden, ook al bevatten ze nog zoveel licht, en zelfs verscheidene tekenen, al zijn die nog zo opvallend, nauwelijks enig licht brengen! Zo 'n volk wordt dan nog duisterder en boosaardiger, en zal juist in aanwezigheid van het licht een grote vijand ervan blijken te zijn, waarna het dan pas echt duister wordt bij zo'n dierlijk volk.
[5] We hoeven daar helemaal niet ver voor te zoeken. Laten we onze ogen maar eens richten op de tempel in Jeruzalem en daar het in en externe Farizeeërdom bekijken, dan zien we zoveel geestelijke nacht, dat dat ons erg zal verbazen! Laat iemand bij hen maar eens aankomen met een echt innerlijk, geestelijk licht, ongeveer zoals die jongen daarstraks bij mij gekomen is, dan zou hij binnen korte tijd een kind des dood zijn!
[6] Wat deze ware knechten en dienaren van de allerdonkerste nacht al allemaal tegen ons instituut hebben ondernomen! Als wij niet in ieder opzicht zo onafhankelijk zouden zijn en ze ons op de een of andere wijze hadden kunnen pakken, dan bestonden wij allang niet meer! Wanneer er nu een Mozes en Aaron op zouden staan en de mensen de waarheid zouden leren zoals ze dat in hun tijd gedaan hebben, dan zouden ze meteen opgepakt en met stenen bekogeld worden, of men zou hen als tegenstanders het vervloekte water te drinken geven, en heel zeker het echte; want ze hebben twee soorten, namelijk een echt dat zonder meer de dood ten gevolge heeft, en een onecht dat niemand schade toe kan brengen, omdat het helemaal geen gif bevat.
[7] Als ze dan iemand die tegen hen of liever tegen de tempel zondigt, om een geheime reden welwillend gezind zijn, geven ze hem het onechte vervloekte water te drinken. Maar als iemand hun te veel in de weg heeft gelegd, kan hij bij de eerste de beste gelegenheid met het echte vloekwater zijn dorst voor alle eeuwigheid lessen. Dat de Farizeeën dit zowel in Jeruzalem doen alsook in andere plaatsen, is nu toch wel bij alle mensen met een beetje ontwikkeling zo'n bekend feit dat dit vrijwel niemand meer verbaast. Ik vraag me echter af, hoe een echt waarheidslicht deze Farizeese nacht dan kan verlichten?
[8] En zoals het bij de Farizeeën is, is het overal waar van priesterdom sprake is. Ook al zullen alle mensen.een waar licht aannemen. omdat.zij het weldadige ervan snel en gemakkelijk inzien, dan zullen de priesters zich daar toch met alle middelen en uit alle macht tegen verzetten en het niet aannemen, omdat zij door pure hoogmoed en heerszucht zo blind zijn dat zij helemaal niet in staat zijn om de weldaad van het zuivere waarheidslicht te onderkennen.
[9] En zolang het priesterdom door God en ook door de wereldse regeringen wordt geduld, kan er van enig geestelijk licht zo goed als geen sprake zijn! Want dit altijd hoogst zelfzuchtige en heerszuchtige soort mensen zal er steeds op uit zijn om het hogere licht verdacht te maken, en het eigenoude vuil als zuiver goud aan te prijzen en op te dringen aan de mensen die hun ondergeschikt zijn.
[10] Daarom ben ik er wat deze zaak betreft zelfs vast van overtuigd, dat men éérst alles wat maar een beetje naar priesterdom ruikt, volledig uit de weg moet ruimen, dus de oude Augiasstal uit moet mesten, en pas dan de ware geestelijke zon over alle volkeren tegelijk moet laten opgaan; anders sterft ieder zaadje, al is het nog zo goed, voordat het nog maar enigszins wortel heeft kunnen schieten in de aarde van het leven.
[11] Ik herken in u, verheven meester, de volle goddelijke kracht, zonder welke het u totaal onmogelijk zou zijn om de werken te verrichten die alleen een god mogelijk kunnen zijn, omdat in hem alle ontelbare speciale krachten verenigd zijn en hun eeuwige oerbasis hebben van waaruit ze alleen maar kunnen werken. En omdat ik dat in u ontdekt heb, is het ook wel zeker dat ik een grenzeloze achting en liefde voor u heb, wat u met de ogen van uw geest nog duidelijker in mijn hart en hersenen kunt zien dan die jongen daar.
[12] Maar toch zeg ik u zonder enige terughoudendheid, dat uw moeite en beslist grote opoffering zo goed als geheel tevergeefs is en de mensen weinig zegen zal brengen zolang ook maar één priester op deze aarde rondloopt! Of u zou met uw almacht alle mensen en dus ook alle priesters op de hele aarde plotseling zo moeten veranderen als die oude rots in zee, dan zou het op aarde misschien ooit eens heel aangenaam kunnen worden! Het is alleen maar eeuwig zonde van uw inspanning en uw werk! Als u nog als timmerman zou werken met zaag en bijl, zouden de Farizeeën u zeker met rust laten; maar zo zullen ze u, ondanks uw onloochenbare goddelijkheid, haten, en ze zullen u overal waar u gaat, woedend en razend achtervolgen! Ook zullen ze proberen om het heerlijke zaad dat u nu zaait, met alle middelen die hen ter beschikking staan te bederven.
[13] Want er is nauwelijks iemand die de Farizeeën en hun aardse handelwijze beter kent dan juist ik, omdat ik vanwege ons instituut het meest met hen te kampen heb gehad! Ze zijn nu weliswaar totaal door ons verslagen en overwonnen, en kunnen met al hun woede niets meer tegen ons uitrichten; want onze ringmuren zijn sterker dan die om hun tempel, en alle zieken in de wijde omtrek zoeken nu hun heil bij ons, omdat wij de mensheid met reële geneesmiddelen weer beter maken, terwijl die tempellieden genezen door loze spreuken en mysterieuze tekens en met allerlei relikwieën -die God weet waar vandaan komen -maar waarbij de zieken helemaal niets merken van een of andere verbetering.
[14] Dit is nu mijn naakte bekentenis voor u, o Heer en Meester; maar doet u nu wat u wenst, -alleen, laat ons instituut niet eerder vallen dan de tempel in Jeruzalem! Dat is mijn vurigste verzoek aan u; en het liefst zouden wij allemaal zien, dat u geheel volgens uw wijsheid onze overste en leider zou willen worden! "
«« 68 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.