Hoe men God boven alles liefheeft en hoe God graag ziet, dat de mens werkt

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 73 / 276 »»
[1] ROCLUS zegt: 'Heer en Meester, hoe kan ik het nu zover brengen om God, de onzichtbare eeuwige Geest, uit alle levenskrachten boven alles lief te hebben? Want het lijkt me dat het hart van een mens te klein is en niet in staat om de oneindige, eeuwige Geest van God, waar men zich onmogelijk een voorstelling van kan maken, boven alles lief te hebben.
[2] Naastenliefde is niet moeilijk; maar met de liefde tot God, zo tot in 't eindeloze, valt het toch zeker voor ons, zeer kleine mensen, niet mee! Hoe kan men er dan voor zorgen, dat men God boven alles kan liefhebben?"
[3] IK zeg: 'iets gemakkelijkers bestaat er vast in de hele wereld niet! Als men Gods werken bekijkt, Zijn goedheid en wijsheid, en men zich nauwkeurig aan Zijn geboden houdt, zijn arme naaste liefheeft als zichzelf, dan heeft men daardoor ook al God boven alles lief!
[4] Kun je je echter van God geen voorstelling maken die je voldoet, kijk dan naar Mij, dan heb je ook die voor eeuwig geldende en blijvende vorm voor je, de enige vorm waaronder jij je jouw God en Schepper voor kunt stellen! Want God is ook een Mens, maar de eeuwig meest volmaakte in en door Zichzelf! Als je Mij ziet, zie je ook alles! -Heb je Mij ook wat dit betreft goed begrepen?"
[5] ROCLUS zegt: 'Heer en Meester van alle dingen, nu heb ik alles en ik wil Uw dienaar zijn! Maar laat mij nu in vrede gaan! Want ik ben het niet waard om nog langer bij U te blijven!"
[6] IK zeg: 'Wie de innerlijke vrede heeft, kan gaan waarheen hij maar wil, dan gaat hij in vrede! En jij hebt de innerlijke vrede nu bereikt, en als jij ergens heen gaat, ga je in vrede. Maar je kunt met je gezelschap nog wel een tijdje hier blijven, dan zul je samen met hen hier nog het een en ander horen waar jullie allemaal wijzer van worden!
[7] Het einde van de dag breekt nu aan en de zon die de hele dag een helder licht over de aarde heeft geworpen, heeft reeds de rand van de bergen bereikt en zal over enkele ogenblikken niet meer te zien zijn, en wij kunnen allemaal zeggen dat deze dag goed is besteed. We hebben flink gewerkt, en in uren meer verricht dan wat enkel mensenhanden in jaren tot stand gebracht zouden hebben. Wie werkt, moet ook eten en zijn ledematen versterken! Jullie hebben ook gewerkt en moeten daarom ook met ons samen eten! Blijven jullie dus hier en houdt met ons een avondmaal!"
[8] ROCLUS zegt: 'Heer en Meester over alle dingen! Wat heb ik hier dan wel gedaan met mijn metgezellen, dat men als werk zou kunnen bestempelen? Woorden, meningen en ervaringen uitwisselen is alles wat wij hier gedaan hebben, terwijl we verder niets stonden te doen, -dat kan men toch geen werken noemen?"
[9] IK zeg: 'Waar en wanneer dan ook een mens waarachtig voor het heil van zijn ziel heeft gewerkt, daar en dan heeft hij ook het meest en waarachtig en hoogst belangeloos gewerkt; want op de goede manier bezig zijn voor het welzijn en het heil van de eigen ziel sluit immers zonder meer alle andere zelfzuchtige bezigheden geheel en al uit, omdat zelfzuchtigheid en eigenliefde de liefde tot God en de naaste volledig uitsluiten.
[10] Wie op aardse wijze voor zijn lichaam zorgt, zoekt de schatten van deze wereld, woelt in de materie en begraaft zijn ziel dus in het gericht en in de dood. Al heeft zo iemand ook de hele dag door met ploeg en houweel op het veld gewerkt met zoveel ijver dat hij 's avonds rijkelijk in zijn eigen zweet baadt, dan was hij in vergelijking met hetgeen Ik arbeid noem, toch een dagdief, een luie knecht voor het veld van Gods rijk.
[11] Want wie niet in zijn geest werkt voor het ware, hem door God gestelde doel, zoals hij naar recht en billijkheid volgens Gods orde behoort te doen, die werkt zeker ook niet voor het tijdelijke en eeuwige welzijn van zijn naaste, en vindt het niet de moeite waard om God te zoeken en Hem nader te leren kennen. Wie zich echter niet inspant om God te vinden en Hem waarachtig te leren kennen, spant zich nog minder in voor het welzijn van zijn naaste, en als hij al iets voor hem doet, dan doet hij dat omwille van zichzelf, opdat zijn naaste op de een of andere manier in staat zal zijn hem vele malen meer van dienst te zijn dan hij het voor hem is geweest.
[12] jij hebt nu echter God en ook jezelf gezocht -en zowel God als jezelf gevonden; en zie, dat was een goed werk van je, zodat je nu in een paar uur meer hebt gedaan dan anders in je hele leven! En daarom kun je nu ook hier blijven, een goede rust genieten en met ons een avondmaaltijd houden!"
«« 73 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.