Een schriftgeleerde ondersteunt de opvattingen van de priestervrouwen

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 106 / 248 »»
[1] Deze plaats was belangrijk, omdat de tempel voor heel veel heidenen die van tijd tot tijd een pelgrimstocht daarheen maakten, een tweede orakel van Delphi was, en deze priesters en priesteressen waren daar al erg rijk van geworden. Van daaruit kon dan ook over een groot deel van de Aziatische Grieken en Romeinen een beter licht uitgestort worden, en daarom bleef Ik hier ook wat langer dan in de eerder bezochte plaatsen van het kleine en eigenlijke, alsook van het grote en oneigenlijke Galilea.
[2] Via dezelfde achterweg gingen wij nu terug naar het huis van Jored om te voorkomen dat Judas Iskariot iets verdiende, zoals hij gehoopt had; want langer dan tot de middag wilden al die mensen niet wachten en sommigen lieten zich er zelfs teleurgesteld tegen de leerling over uit dat hij hen zo aan het lijntje had gehouden en zij Mij toch niet te zien kregen. De leerling verborg zich echter in het huis, omdat hij bang was dat hij nu in plaats van zijn verwachte geld wellicht een andere betaling zou kunnen krijgen.
[3] Zo kwamen wij in de zaal, en het middagmaal was ook al toebereid en werd meteen opgediend.
[4] Vooraf zei IK echter tegen allen: 'Als de leerling komt laat hem dan, en doe alsof hij helemaal niet weg is geweest!'
[5] Nauwelijks had Ik dat gezegd of hij kwam de zaal al binnen en groette allen vriendelijk en deed ook alsof hij ons 's morgens helemaal niet gemist had. Wij deden echter hetzelfde, en aten en dronken heel opgewekt.
[6] Tijdens het eten werd weinig gesproken, - alleen onze twintig nieuwe leerlingen spraken onder elkaar over wat de priestervrouwen gezegd hadden, want zij hadden zulke glasharde stoïcijnen nog nooit eerder meegemaakt. Dan weer maakte de een, dan weer een ander daarover een opmerking.
[7] DE SCHRIFTGELEERDE onder hen, die tevens kabbalist* (* Aanhanger van de joodse geheime leer) was en het later helemaal verloren gegane boek van de 'Oorlogen van Jehova' goed kende -dat de oud-Indiërs echter in de huidige tijd toch nog onder de naam Sen Scrit ('Ik ben verborgen') bezitten -, zei: 'Toch moet je respekt voor die vijf vrouwen hebben, want ze hebben veel meer geleerd dan het merendeel van de geleerdste joden, en gezien vanuit onze natuurlijke levensomstandigheden kan men hun buitengewoon gedegen opvattingen beslist niet afkeuren.
[8] In de ogen van een scherpzinnig denker is de zichtbare dood van alle schepselen nu juist iets wat de Schepper veel van Zijn grote glorie en majesteit ontneemt! Als Hij door Zijn almacht de aarde met haar bergen en zeeën, maan, zon en alle sterren in stand kan houden, waarom dan op z'n minst ook niet de mens zoals hij is, met lichaam en ziel?
[9] En al moet de mens dan na verloop van tijd zijn lichaam afleggen en in een steeds zuiverder geestelijk wezen overgaan, dan zou dat door de almacht van de Schepper immers toch wel kunnen gebeuren door het lichaam langzaam maar zeker geestelijker te maken en tenslotte zonder enige verstoring van het eigen bewustzijn in het zuiver geestelijke over te laten gaan, of door de mens op een bepaalde rijpe leeftijd in ieder geval zichtbaar te laten communiceren met de reeds helemaal overgegane mensenzielen, om daardoor voor zichzelf en voor zijn naasten volledige zekerheid te krijgen over het leven na de dood. Maar van dit alles is op deze aarde vrijwel geen spoor te ontdekken.
[10] In de eerste plaats wordt de mens al dommer en onbeholpener dan een dier in deze wereld geboren, en moet jarenlang door zijn ouders verzorgd en gevoed worden voor hij kracht en inzicht genoeg heeft om zichzelf te onderhouden, -en in de tweede plaats wordt hij, wanneer hij dan een mens is geworden die zich vrij moet kunnen bewegen, door een groot aantal wetten dermate beperkt en zodanig fysiek en geestelijk gebonden, dat hij nauwelijks nog vrij kan ademhalen. En ik vraag me af, wat staat daar dan voor hem tegenover? Niets dan het goede geloof dat het hem na de dood beter en zelfs buitengewoon goed zal gaan wanneer alle moeilijk op te volgen, door de wet opgelegde levensvoorwaarden vervuld zijn. ja, dat zou allemaal goed en best zijn? als de mens daarvoor een zekere waarborg zou hebben! Maar dáár zit bij alle mensen de grootste moeilijkheid!
[11] Men leest wel in de boeken dat de mensen uit de voortijd met hun eenvoudige zeden zulke waarborgen gehad hebben. ja, dat is natuurlijk heel mooi en het is werkelijk een felicitatie waard als zij die gehad hebben! Maar ons, huidige mensen, kan men helemaal niet feliciteren; want ons ontbreken zulke waarborgen ten enen male, en toch zijn wij net zo goed mensen als de mensen uit de voortijd dat waren. Men zegt ons weliswaar dat dat bij ons niet meer mogelijk is omdat wij te grof zinnelijk en materialistisch zouden zijn geworden. Maar ik denk dat juist daar waar de mens op dwaalwegen is geraakt, hetzij door zijn zwakheid geleid of door de een of andere onzichtbare duivel verleid, dergelijke waarborgen uit een mogelijke geestenwereld het meest naar voren zouden moeten treden om de dwalenden op de juiste weg te brengen. Maar in het algemeen gebeurt er juist nooit iets dergelijks.
[12] Dat wij met die paar mensen nu juist het grote geluk genieten, U, Heer en Meester, bij ons te hebben, Die ons door woorden en tekenen laat zien dat en hoe een mens tot een eeuwig en zuiver geestelijk leven geroepen en bestemd is, geldt echter nog lang niet voor alle mensen in de wereld, en zelfs voor ons slechts in zoverre wij van U moeten geloven dat het zo is omdat Uw zuiver goddelijke tekenen en daden ons geloof een vaste steun geven. Maar de werken van Mozes waren ook indrukwekkend, en dwongen vooral de mensen van zijn tijd volkomen te geloven; naderhand hielden al die buitengewone tekenen echter op, en de mensen werden zwakker en zwakker in het geloof, en staan zodoende nu merendeels op het punt een eeuwig niet-zijn als het grootste geluk te zien en dat reeds van te voren werkelijk te voelen. Want voor het totale vergaan van de dingen hebben zij dagelijks talloze bewijzen, maar voor het eeuwige voortbestaan zelfs niet één!
[13] Dat het er echter zo in deze wereld voorstaat, zal hopelijk niemand kunnen betwisten, en men kan het de priesteressen in deze tijd werkelijk niet kwalijk nemen als hun oordeel en de mening die zij verkondigen, overeenstemt met wat zij in de hele natuur door intensief onderzoek als juist bevonden hebben. Waarom kwam de geest van hun gestorven leraar dan niet zoals hij het hun nog tijdens zijn leven met de hand op zijn hart verzekerd had? En waarom gehoorzaamde Samuëls geest dan de machtspreuk van de heks van Endor en voorspelde Saul zijn einde? ja, dat zijn dan toch wel vreemde zaken waaruit een mens langs natuurlijk verstandelijke weg wel nooit in der eeuwigheid wijs wordt!
[14] Men kan een mens door woorden en onderricht weliswaar veellicht en rust verschaffen en dat met wonderbare tekenen onderbouwen; maar van een overtuiging in het eigen, levende bewustzijn is nog lang geen sprake! -Heer en Meester, deze opvatting valt toch heel goed te verontschuldigen, wat vindt U er van?'
«« 106 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.