De profeten als dragers van de openbaring. Lichtgelovigheid en onvoorwaardelijk geloof

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 177 / 248 »»
[1] LAZARUS zei: 'Ja, ik begrijp wel wat U daarmee hebt willen zeggen; maar ik heb nog een bijgedachte, waarvan ik nog niet zo precies weet wat ik ermee aan moet. Moeten dus al die mensen die direct een grote openbaring krijgen, beschouwd worden als mensen die onder het gericht vallen? En kunnen alleen diegenen een zegen van de grote openbaring verwachten, die alleen indirect, dus puur wat hun geloof betreft, daaraan deel hebben?
[2] Dat is dan toch wel erg nadelig voor de overbrengers van de openbaring, omdat zij gezien hun herkomst al betere en zuiverder mensen waren, die in staat moesten zijn een belangrijke, grote openbaring in zich op te nemen en goed te begrijpen. Want de eigenlijke, zuiver wereldse mensen zouden een grote openbaring immers nooit zonder meer begrijpen, omdat zij zelfs de kleinste openbaring niet kunnen begrijpen maar er bij staan als kippen die een bliksemschicht uit de wolken zien schieten.'
[3] IK zei: 'Wie zegt er dan, dat overbrengers van een grote openbaring als mensen gezien moeten worden die onder het gericht vallen? Ik zal toch wel precies weten wie Ik moet kiezen om de hoofdverantwoordelijkheid te dragen van een grote openbaring, zodat deze zelf geen schade lijdt!
[4] Mozes droeg zonder meer de verantwoordelijkheid van een heel grote openbaring; maar onder hem waren er velen, die slechts indirect aan de openbaring deel hadden en uiteindelijk toch veel vaster geloofden dan Mozes zelf, die bij zichzelf twijfelde aan de belofte dat Ik de Israëlieten het Beloofde Land, waar melk en honing stroomt, zou geven. Omdat Mozes die belofte niet volledig geloofde, mocht hij het Beloofde Land wel zien vanaf een hoge berg, maar er zelf niet binnengaan.
[5] Dat bewijst echter meer dan voldoende dat niemand van degenen die de verantwoordelijkheid droegen van een openbaring, op zichzelf ooit gebonden was, en van nu af aan nog minder dan ooit gebonden zal zijn, maar voor zichzelf altijd volkomen vrij blijft in geloven en handelen, het enige waardoor hij zalig wordt; want iemand wordt niet zalig omdat hij de verantwoordelijkheid draagt van een openbaring, maar alleen wanneer hij de openbaring zelf gelooft en daarnaar leeft.
[6] Datzelfde is dan ook met jullie allen het geval. Jullie zijn nu door Mijn daden natuurlijk meer gedwongen te geloven dat Ik de Christus ben en dat Mijn woorden Gods woorden zijn, dan degenen die slechts mondeling het evangelie van jullie zullen horen. Maar daarentegen zal er bij jullie nog genoeg twijfel over Mij opkomen, waardoor jullie gelegenheid zullen hebben jezelf in je geloof te versterken. Want wanneer de herder verslagen zal zijn, zullen de schapen vluchten en helemaal verstrooid raken; maar op het juiste moment zal Ik hen wel weer verzamelen en hun geloof versterken. Dus valt niemand die de verantwoordelijkheid draagt van een ware openbaring, onder het gericht. Want ten eerste komt zo iemand altijd van boven en kan een openbaring hem niet extra dwingen, omdat zijn ziel reeds een voorproef gehad heeft van het lichamelijke leven op een andere aarde en daarom beslist veel gedegener en vaster is dan een ziel die zich pas op deze aarde tot een geheel heeft gevormd; en ten tweede worden aan de ziel van zo'n profeet ook grotere geloofsproeven opgelegd dan aan een ziel van deze aarde, die vaak maar al te lichtgelovig is. Een ziel van deze aarde heeft genoeg aan het woord en heeft nauwelijks een teken nodig. Maar zielen die van boven komen, hebben meer nodig, want zij geloven niet zo snel en hebben ook duidelijker en grotere bewijzen nodig voor zij van geloof vervuld worden en daardoor tot daden overgaan.
[7] Ja, als Ik nu bijvoorbeeld naar Perzië zou gaan, of naar Indië of Athene of naar Rome, en daar zulke tekenen zou doen als Ik hier al bij jullie heb gedaan, dan zou daar geen mens ooit iets anders durven doen dan wat Ik had voorgeschreven. Zulke puur aardse zielen zouden daar duidelijk in hoge mate hun vrijheid kwijt zijn, en met het beproeven van hun vrije wil zou het dan voor lange tijd helemaal gedaan zijn. Maar Mijn tekenen schaden jullie niet in het minst, omdat jullie absoluut niet lichtgelovig zijn; want voor men jullie zover heeft dat je vast en zeker gelooft, moet men jullie ook al veel hebben laten zien, en zelfs dan zitten jullie nog vol met allerlei twijfels en vragen nu eens dit en dan weer dat. Wie dat echter bij Mij doet, heeft geen gedwongen geloof, maar een vrij geloof; want hij eist volledig in te zien en te begrijpen wat hij gelooft, en wat hij niet inziet en begrijpt, gelooft hij ook niet.
[8] Het beste bewijs daarvoor is, dat Ik direct moet uitleggen en bespreken wat jullie van Mij horen. Jullie weten toch wie Ik ben, en zouden ook zonder dat Ik alles speciaal uit moet leggen van Mij kunnen geloven wat Ik jullie leer. Maar dat doen jullie niet, en jullie hebben Mij al enkele malen laten blijken dat jullie Mij in verband met een heel geheime leer niet geloofd hebben; en jullie zeiden Mij in Mijn gezicht dat dit een harde leer was; en het is nog geen zeven dagen geleden dat jullie Mij allen hebben verlaten, ook vanwege lessen die jullie niet begrepen hebben.
[9] Daaruit blijkt, dat jullie zielen sterker zijn dan de zielen van de eigenlijke kinderen van deze wereld. Zulke mensen als jullie nu, zullen er op deze aarde altijd zijn, en Ik zal hen opwekken en ook, net als jullie, uit Mij het innerlijke woord van de geest geven, en zij zullen de eigenlijke kinderen van deze aarde onderwijzen, waardoor hun wil helemaal vrij blijft. De leraren mogen zich daarom echter niet inbeelden dat zij als leraar en wijze hoger bij Mij staan aangeschreven dan de kinderen van deze aarde; want Ik zeg steeds, en dat zal altijd gelden: Laat deze kleinen tot Mij komen en belet hen niet! Want wie niet wordt als deze kinderen, zal in Mijn rijk niet binnengaan, want hun behoort het en het is ter wille van hen gemaakt. Wie echter een wijze is en derhalve een leraar en daarbij van ganser harte deemoedig en zachtmoedig, die zal eens ook daar zijn, waar Ik als een ware Vader van eeuwigheid tot eeuwigheid temidden van Mijn kinderen zal zijn!'
[10] Toen alle leerlingen dit onderricht van Mij gehoord hadden, zwegen zij en wisten zij niet wat zij tegen Mij moesten zeggen.
«« 177 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.