De Romeinen zien de engelenwereld

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 189 / 248 »»
[1] Toen wij dus, bij elkaar zo'n zeventig mensen, buiten een plaats gevonden hadden, zei IK over allen: 'Epheta', dat betekent 'Open je!'
[2] En allen bevonden zich in het tweede gezicht en zagen onafzienbare scharen stralende engelgeesten, waarvan er een aantal naar hen, dat wil zeggen naar de Romeinen, afdaalden en met hen spraken.
[3] De Romeinen waren erg verbaasd, en AGRICOLA zei tegen Mij: 'Heer en meester, het lijkt wel onze fabuleuze Olympus! Nee, wat een talloze scharen! Wie zou dat ook maar in zijn helderste droom kunnen beleven! Zeg mij eens, of het echt is! Of is het alleen maar zo'n door Uw wilskracht in ons opgeroepen fantasie, die wij nu plastisch, schijnbaar buiten ons, waarnemen? Deze wezens zien er volledig lichamelijk uit, vooral zij, die hier op de aardbodem bij ons rondlopen! Hoe moeten wij dat opvatten?'
[4] IK zei: 'Kijk, naast je staat een engel, vraag het hem, en hij zal je antwoord geven!'
[5] Toen richtte AGRICOLA zich tot de engel en zei tegen hem: 'Spreek, merkwaardig wezen! Ben je een echt wezen, of ben je alleen maar een produkt van mijn op dit moment nogal verhitte fantasie? Als je een echt wezen bent, geef daarvan dan een overtuigend bewijs, zodat ik het helemaal geloven kan!'
[6] DE ENGEL zei met heldere stem: 'Wij zijn veel meer werkelijkheid dan jullie mensen; want jullie lichamen zijn beslist geen werkelijkheid, omdat zij niet zijn wat zij schijnen te zijn. Ze hebben wel een menselijke vorm, die zich met haar ledematen volgens de wil van de ziel laat bewegen, maar als deze vorm vergaat, gaat zij meteen weer in talloze andere vormen over. Alleen de zuivere waarheid* (*In het manuscript werd 'waarheid' in een ander handschrift toegevoegd omdat Lorber het betreffende woord had weggelaten) is een echte werkelijkheid, al het andere aan jullie mensen die nog aards zijn, is schijn en noodzakelijk zinsbedrog. Want zolang een mens terwille van zijn lichaam werkt om zich schatten van deze wereld te verzamelen, zolang bevindt zich ook zijn ziel door de begoocheling van haar lichaam zelf in de grootste begoocheling; want degene die het lichamelijke leven, leven noemt en ook denkt dat het dat is, diens ziel is als dood te beschouwen zolang zij zelfniet beseft dat het leven van het materiële lichaam de eigenlijke dood is.
[7] Wij zijn echter volledig werkelijkheid omdat wij geen veranderlijk lichaam hebben maar de totale levenskracht zelf zijn die nooit veranderd of op enige wijze vernietigd kan worden. Alles wat jullie als lichamelijke mensen op de wereld ook maar waarnemen of zien, kan jullie lichaam verwoesten en veranderen. Als een steen op je hoofd valt, doodt hij je. Als je in het water of in het vuur valt, ben je dood. Kort en goed, je lichaam kan in alle elementen een zekere dood vinden. Maar bij ons is dat nooit mogelijk, want wij zijn zelf volledig uit God, de levenskracht zelf, en doordringen alles, en geen enkel stoffelijk element kan ons ooit deren. In ons hebben wij de onoverwinnelijke macht en kracht om alle stoffelijke elementen in een oogwenk te vernietigen, of een wereld te scheppen uit de elementen. Wij beheersen alles; maar wijzelf kunnen eeuwig nooit door iets anders beheerst worden dan alleen door ons zelf, omdat wij de volmaakte uitdrukking van Gods wil zijn.
[8] Om ou, als denkende Romein, daarvan nog meer te overtuigen, moet je die steen pakken en zo hard mogelijk naar mijn hoofd werpen, en dat zal me helemaal niets doen! Als ik echter bij jou hetzelfde zou doen, zou je ogenblikkelijk lichamelijk dood zijn. Probeer het maar, en overtuig je zelf dat het zo is en niet anders!'
[9] De Romein probeerde het, en de steen viel door de engel heen op de grond, en de engel stond onbeschadigd voor de Romein.
[10] Toen tilde DE ENGEL de steen weer op en zei: 'Als ik dat nu bij jou zou doen, zou je met een verpletterd hoofd dood op de grond liggen; maar dat wil ik je niet aandoen, in plaats daarvan doen we wat anders. Kijk eens hoe hard die steen is! Neem hem nog eens in je hand, en probeer hem te vernietigen!'
[11] De Romein nam de steen en probeerde zijn fysieke kracht uit op de hardheid en de grote vastheid van de steen; maar slaan of gooien op de zeer harde rotsbodem hielp niet, -de steen bleef behalve een paar krassen volkomen onbeschadigd.
[12] Daarop nam DE ENGEL de steen uit de hand van de Romein en zei: 'Kijk, dit is de steen die jij daarnet door mij heen hebt gegooid, en die je nu probeerde te vernietigen! Je ziet, dat ik de steen net als jij in mijn hand kan houden, en zeker heel wat steviger dan jij hem daarnet vasthield. Probeer hem uit mijn hand te halen, dan zul je je van mijn kracht kunnen overtuigen!'
[13] De Romein probeerde het uit alle macht, maar het was hem niet mogelijk de hand van de engel ook maar een haarbreedte naar links of naar rechts of naar boven of naar beneden te bewegen, en nog minder lukte het hem de steen uit de hand van de engel te krijgen.
[14] Toen zei DE ENGEL: 'Kijk, dat moet toch wel meer zijn dan alleen maar jouw verhitte fantasie?!'
[15] DE ROMEIN zei: 'Ja, vriend, wie of wat u ook bent! Als ik nu droomde, zou ik de stad die daar beneden ligt, zeker niet zien, en het lawaai van het volk hierboven niet horen, en dan zou ik naast mij ook niet al mijn metgezellen en deze herberg op zo'n natuurlijke wijze zien! Ik heb namelijk al heel vaak heldere dromen gehad en daarin ook reeds op aarde bestaande streken gezien; maar nooit zagen zij er precies zo uit als zij er in het echt uitzien. Alleen als ik over een van mijn vrienden droomde, zag die er steeds zo uit - tenminste wat gezicht en spreken betreft -, alsof hij in de natuurlijke wereld was, sprak en werkte. Maar hier is dat niet het geval; want ik zie hier al het natuurlijke zoals het is, en daarbij zie ik ook jullie onnatuurlijke wezens, en dus houd ik jullie voor echte en niet voor gedroomde werkelijkheden. - Wat wil je nu echter met de steen doen?'
[16] DE ENGEL zei: 'Dat zul je direct zien! Kijk, je hebt daarnet geprobeerd om de steen te breken, maar de steen bood uiterst hardnekkig tegenstand! Maar nu zal ik je laten zien, hoe ik de steen in mijn hand direct volledig verpulveren zal! Kijk, nu is de steen nog heel, en kijk, nu zijn er honderden stukjes! En kijk die nu eens! Waar zijn ze nu? Er is niets meer van over! Ik heb ze helemaal in hun oersubstantie opgelost!
[17] Als ik als geest dat met het grootste gemak kan, is dan mijn zuiver geestelijke bestaan niet oneindig volmaakter dan het bestaan van alle lichamelijke mensen op deze kleine aarde?! Daarom is alleen óns bestaan een echt bestaan, en dat van jullie op deze aarde is dat slechts in zoverre het een leven volgens de wil van de Heer is, die nu eindeloos genadig bij jullie leeft en jullie waarachtig leert leven, en die alleen van eeuwigheid alles in alles is, naar Wie jullie moeten luisteren en volgens wiens woorden jullie moeten leven en werken.'
«« 189 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.