De Heer en Zijn tegenstanders

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 199 / 248 »»
[1] Toen Ik dat heel ernstig tegen de Joden gezegd had zetten VELEN grote ogen op en zeiden: 'Heus, die man spreekt als iemand die macht heeft, en niemand durft hem aan te raken of te verbieden zo in de tempel te spreken! Als iemand van ons dat openlijk in de tempel tegen de Farizeeën gezegd zou hebben, zouden zij hem al tien keer gestenigd hebben, - en hem laten ze duidelijk in hun nadeel spreken en ze durven niet meer dichterbij te komen. Dat is echt iets bovenmenselijks, dus geloven wij wat hij zegt! '(Joh. 8,30)
[2] Toen zei IK tegen de joden die in Mij begonnen te geloven: ' Als jullie zullen blijven bij wat Ik zeg, worden jullie daardoor ook Mijn ware leerlingen. (Joh.8,31) Jullie zullen de daarin liggende waarheid herkennen, en die waarheid zal jullie vrijmaken, zoals Ik dat al eerder heb aangegeven.' (Joh.8,32)
[3] Daarop antwoordde het meer ongelovige deel van de JODEN: 'Weet, dat wij Abrahams zaad zijn en nooit iemands knechten of zelfs slaven zijn geweest! Hoe kunnen we dan als vrije heren en burgers nog vrijer worden?' (Joh .8 , 33)
[4] Daarop zei IK tegen hen: 'Waarlijk, waarlijk, Ik zeg jullie: Wie zonde doet, is knecht van de zonde, zoals Ik dat al eerder heb gezegd! (Joh. 8,34) Een knecht is echter geen vrij man, omdat hij steeds aan de lusten en hartstochten van zijn lichaam moet gehoorzamen. De knecht blijft niet eeuwig in het huis, maar alleen de zoon. (Joh.8,35) Knecht is echter iedere zondaar, en het huis is het rijk van God en zijn gerechtigheid, en de zoon is de waarheid. Als Ik jullie nu echter als de ware zoon van het rijk van God vrij maak, dan zijn jullie ook waarachtig en echt vrij.' (Joh.8,36)
[5] DE ONGELOVIGEN zeiden weer: 'Vergeet niet, dat wij Abrahams zaad zijn en nooit iemands knecht zijn geweest! Waarom blijf je dan zeggen dat je ons vrij zult maken?'
[6] IK zei: 'O, Ik weet wel dat jullie nakomelingen van Abraham zijn, - Ik ben het lichamelijk ook! Maar hoewel jullie zeggen dat jullie als zaad van Abraham nooit iemands knecht geweest zijn, waren jullie vaderen in Egypte en later in Babylon het wel, en nu zijn jullie knechten van Rome, - als jullie het dan over uiterlijke verhoudingen willen hebben. Maar Ik heb het over de innerlijke levensverhoudingen, en volgens die waren jullie altijd knechten van jullie hartstochten, en lieten jullie je daardoor als bezetenen beheersen. En dat dat zo is, bewijst de omstandigheid dat jullie Mij trachten te doden, net zoals ook de Farizeeën dat uit alle macht proberen. En dat doen jullie, omdat hetgeen Ik zeg niet tot jullie doordringt en jullie het niet begrijpen, en Mij haten omdat Ik de volle waarheid tegen jullie spreek. (Joh.8,37) Ik spreek tot jullie alleen maar dat wat Ik steeds van Mijn Vader zie en hoor, en jullie vinden dat niet belangrijk, maar hebben het voortdurend alleen maar over wat jullie ook van jullie vaders gezien en gehoord hebben, terwijl dat volkomen onbelangrijk is. ' (Joh .8 , 38)
[7] Toen Ik hun dat onder de neus gewreven had, zeiden zij opnieuw (DE JODEN): 'Vergeet niet, dat Abraham onze Vader is! Dat heft alle beschuldigingen tegen ons op. - Begrijp je dat?'
[8] IK zei: 'O, Ik begrijp jullie heel goed! O, waren jullie maar Abrahams kinderen, dan zouden jullie ook Abrahams werken doen! (Joh.8,39) Maar nu proberen jullie Mij te doden als een gevaarlijk misdadiger, en dat alleen maar omdat Ik jullie de waarheid zeg die Ik steeds van God gehoord heb. Heus, dat heeft Abraham nooit met de drie jongemannen willen doen toen zij hem de waarheid gezegd hadden. (Joh. 8,40) Jullie doen weliswaar de werken van jullie vader, - maar niet die van vader Abraham! Begrijp dat toch!'
[9] Toen zeiden de reeds helemaal woedende ongelovige JODEN: 'Vriend, wij zijn niet buitenechtelijk geboren! We hebben allen een vader, en dat is God Zelf!' (Joh.8,41)
[10] IK zei tegen hen: 'O, als God jullie Vader zou zijn, zouden jullie Mij liefhebben zoals zij Mij liefhebben die Mij herkend hebben; want Ik ben wat Mijn geest betreft van God uitgegaan en kom uit God. Want waarlijk, Ik ben niet, zoals bijvoorbeeld een mens, uit Mijzelf gekomen, maar God heeft Mij gezonden, dat wil zeggen dit lichaam waardoor Hij Zichzelf nu aan jullie openbaart, en welk lichaam jullie nu proberen te doden. (Joh .8 , 42) Waarom kunnen jullie dan Mijn stem niet horen, als jullie Gods kinderen zijn?' (Joh. 8, 43)
[11] DE JODEN zeiden: 'Horen we je soms niet?'
[12] IK zei: 'O ja, jullie horen Mij beslist wel met je lichamelijke oren, maar Ik vraag jullie alleen maar, waarom de betekenis van Mijn woorden jullie niet bevalt. Waarom bevalt die dan wel aan heel veel anderen, zelfs aan de Romeinen daar, die zich om de offerkist van God opgesteld hebben?'
[13] Toen zwegen zij en wisten niet wat zij Mij daarop moesten antwoorden; want zij waren bang voor het volk en waagden het niet hun antwoord hardop kenbaar te maken, want dat zou natuurlijk zeer grof en beledigend geweest zijn.
[14] Maar HET VOLK riep tot Mij: 'Heer en Meester, zorg toch dat U deze rijke, duistere figuren kwijtraakt; want wij zouden nu graag heilzame, lichtende woorden van U horen, maar niet de voortdurende, meer dan domme tegenspraak van deze blinden. Zeg hun eens duidelijk en ronduit wat en hoe zij zijn, zodat ze dan gaan!'
[15] IK zei: 'Heb maar geduld! Ik heb hun al gezegd, dat zij geen kinderen van God zijn, en dat zou toch wel voldoende voor hen moeten zijn!'
[16] DE JODEN zeiden totaal verbitterd: 'Hoe kun je zeggen dat wij geen kinderen van God zijn?!'
[17] Toen zei IK dan ook met een heel ernstig gezicht: 'Ik heb jullie de reden klaar en duidelijk uitgelegd. Wat willen jullie dan nog meer?! Ja, Ik zal jullie ook nog wel zeggen wat jullie zijn, omdat jullie zo aan blijven houden! Besef, wiens kinderen jullie zijn: Jullie zijn kinderen van de vader der duivels! Vanaf het begin was hij een moordenaar en hij bleef niet in de waarheid; want de waarheid was nooit in hem (in de materie). Wanneer deze geest, die jullie vader is, liegt, spreekt hij uit zichzelf; want hij was altijd een leugenaar en een vader van de leugen.' (Joh. 8, 44)
[18] Toen zeiden de verbolgen JODEN: 'Wie geeft je het recht om dat in het bijzijn van al het volk over ons te zeggen? Waarom zijn wij kinderen van de satan?'
[19] IK zei: 'Omdat Ik de waarheid tegen jullie spreek en jullie Mij niet geloven! ' (Joh. 8, 45)
[20] DE JODEN zeiden: 'Waarom moeten we je dan geloven?'
[21] IK zei: 'Om niet te sterven in jullie zonden, maar om zalig te worden!'
[22] DE JODEN zeiden: 'Jij bent ook een mens zoals wij, waarom moet nu juist jouw woord ons zalig maken?'
[23] IK zei: 'Jawel, Ik ben nu ook maar een mens, - maar een mens die kan zeggen: 'Wie van jullie kan Mij van een zonde betichten?'! Als Ik echter als een voor God en alle mensen zondeloos mens de waarheid zeg, waarom geloven jullie Mij dan niet? (Joh.8,46) Wie uit God is, hoort ook graag Gods woord. En jullie willen nu echter juist Mijn woord, dat Gods woord is, niet horen omdat jullie niet uit God zijn!' (Joh.8,47)
[24] Toen zeiden DE JODEN helemaal verdwaasd van pure kwaadheid: 'Is het niet zo dat jij een Samaritaan bent en de duivel in je hebt in plaats van de geest van God?' (Joh.8,48)
[25] IK zei: 'Ik ben geen Samaritaan en heb nog minder een duivel, zoals duizenden dat over Mij getuigen kunnen, maar Ik eer altijd waarachtig God, Mijn Vader. Waarom maken jullie Mij te schande? (Joh. 8, 49) waarom maken zoveel anderen Mij dan niet te schande, die Mij en de Vader wel herkend hebben?'
«« 199 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.