Het opvoeden van de mensheid in de kennis van God

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 204 / 248 »»
[1] IK zei: 'Vriend, wat jij wenst, zal ook gebeuren! Maar zo gemakkelijk als jij het je voorstelt, zal het echt niet gaan. Want het oude priesterdom is al te diep geworteld en dat hef je van vandaag op morgen niet op! Daar heb je eeuwen voor nodig. En zelfs dan zal het vaak nog de vraag zijn; en binnen een paar duizend jaar zal deze aarde nog lang niet bevrijd zijn van alle priesterdom en nog minder van alle heidendom.
[2] De wereldse mensen scheppen behagen in de wereld, en daarom moet een godsdienst er ook heel werelds uitzien, wil deze bij de mensen weerklank vinden.
[3] De waarheid zal steeds slechts bedekt aan de mensen van deze aarde gegeven worden; want onverhuld zouden de mensen haar net zo min verdragen als jij het licht van de middagzon met open ogen verdragen kunt. De mensen moeten leren denken, vervolgens gaan zoeken en zelf vinden. En als een mens het innerlijke licht van het leven niet zelfheeft gevonden, helpen duizend leraren hem niet en maakt het hem tenslotte niets uit of hij het licht voor duisternis of de duisternis voor licht houdt.
[4] Daarom moet een mens wel een duw krijgen om de waarheid te gaan zoeken, maar niet de volle waarheid ineens krijgen, want als deze hem opeens helemaal duidelijk zou worden, zou geen mens die verdragen zonder zijn aardse leven te verliezen. En dus zullen wij bij de mensen van deze aarde ook nog lange tijd met de hele, volle waarheid niet zo erg snel voor den dag kunnen komen. Jij bent een puur verstandelijk gevormd Romein, en Ik kan daarom met jou ook niet anders dan heel natuurlijk spreken. Maar oordeel nu zelf eens of Ik niet helemaal gelijk heb!'
[5] DE ROMEIN zei: 'Dat zeker; maar ik begrijp toch de wijsheid van God niet, en Zijn almacht nog veel minder! Heeft Hij dan niet de hele aarde inclusief de mensheid geschapen, en hangt niet al het bestaande van Hem af?'
[6] IK zei: 'Beslist, maar vooral ook de ware, innerlijke levensvorming en vooral de mogelijke, volledige zelfstandigheid en eigen kracht van het geschapen leven van ieder mens! En die kan God slechts langzaam maar zeker teweegbrengen door Zich zo veel mogelijk op de achtergrond te houden en slechts heel zacht in te werken op het gemoed van de mensen.
[7] Daarom moet een mens aanvankelijk alleen maar door allerlei verschijnselen in de stoffelijke wereld, en vervolgens zelfs door dromen en door kleine innerlijke duwtjes, zover gebracht worden dat hij over alle verschijnselen en waarnemingen begint na te denken, -en dat geldt niet meteen voor ieder mens, maar alleen voor degene, die heel in 't geheim door God daarvoor bestemd is. De anderen horen het later pas van zo'n gewekt mens, gaan dan ook overal op letten en denken erover na.
[8] Pas als bijzonder gewekte mensen veel daarover nadenken, wordt het toegelaten dat zij vanzelf op het spoor komen dat er een God moet zijn die alles tot aanzijn roept en alles ordent en leidt. Op deze wijze ontwikkelt zich langs heel natuurlijke weg de erkenning van een almachtig, al goed en alwijs goddelijk wezen.
[9] Pas als de mensheid eenmaal in brede kringen tot deze erkenning gekomen is, worden er grotere openbaringen en preciezere vaststellingen toegelaten, waaruit de mensen al duidelijker en met groter vertrouwen het goddelijke wezen leren kennen, maar waarbij zij toch nog een grote, vrije speelruimte hebben om alles wat aan hen geopenbaard is als waarheid aan te nemen en daarnaar te handelen, of ook niet aan te nemen en niet daarnaar te handelen.
[10] Wie de openbaring voor waar aanneemt en daarnaar handelt, komt dan ook al gauw tot een steeds duidelijker besef en tot het ware, zelfstandige, vrije leven. Wie het echter niet aanneemt, maar alleen op zijn verstand en zijn ervaringen vertrouwt en daarnaar handelt, begaat geen zonde, maar hij blijft toch achter, en zal er veellanger over doen voor hij tot een zuiver kennen van God en tot vervolmaking van zijn innerlijke, ware leven zal komen.
[11] Wie echter de volle waarheid van een openbaring aanneemt en deze met zijn verstand duidelijk inziet maar er eigenzinnig tegenin gaat, zondigt, en bederft daardoor ook vaak zijn leven in het hiernamaals voor een voor jullie onvoorstelbaar lange tijd; want hij bezit totaal geen innerlijk licht, omdat hij noch aan zijn absolute verstand, noch aan de goed begrepen openbaring gewillig gehoor heeft gegeven.
[12] Wanneer echter een ziel op die wijze door eigen schuld in de dikste levensduisternis belandt, kan God haar met al Zijn almacht ook niet helpen, maar moet Hij haar zolang in haar eigen toestand laten tot zij, wat altijd nog mogelijk is, toch nog iets gaat beseffen. Is dat het geval, dan heeft Gods liefde en wijsheid een eindeloze hoeveelheid passende middelen om zo'n ziel heel ongemerkt in orde te brengen. En kijk, zo ligt de verhouding tussen God en alle mensen op deze aarde, die er is om de kinderen van God te dragen.
[13] Hoe de verhouding van de mensen van andere aarden tot God er uitziet, gaat de mensen van deze aarde helemaal niets aan; pas als zij als kinderen van God volmaakt zullen zijn, zullen zij het volste recht van God, hun Vader, krijgen zich ook daarom te bekommeren.
[14] Maar nu laat God voor de mensen van deze aarde wel de grootste openbaring plaatsvinden; want meer dan Ik Zelf in een menselijk lichaam kan er tot de mensen van deze aarde eeuwig nooit komen. Het ga hem goed die in Mij gelooft, zich niet over Mij ergert en vervolgens zo leeft en handelt als Ik hier duidelijk leer! Want wie zich aan Mijn woorden houdt en helemaal daarnaar leeft en handelt, zal weldra beseffen dat deze woorden die Ik tegen jullie zeg en gezegd heb, geen mensenwoorden, maar goddelijke woorden zijn, die op zichzelf leven, licht en eeuwige waarheid zijn.
[15] Daarom laten wij hen daar beneden hun gang gaan, ook al willen zij niet in Mij geloven; want daarnaast zijn er immers al zeer velen die in Mij geloven en daardoor het ware, eeuwige leven reeds nu volledig in zich hebben; want heus, er zijn er reeds die de dood niet voelen en smaken zullen! Ik ben een echte bruidegom, en wie in Mij gelooft en Mij liefheeft is waarachtig Mijn bruid! En de bruid zal het eeuwige leven net zo in zich hebben als Ik het in Mijzelf heb en het ook kan geven aan wie Ik het geven wil. - Begrijp je dat?'
«« 204 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.