Gods wezen en eeuwige scheppingsvreugde

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 226 / 248 »»
[1] DE FARIZEEËR zei: 'Heer en Meester, daar is niets meer tegen in te brengen; want de waarheid van al het gezegde is maar al te goed zichtbaar! Maar als uit de zielen van de mensen van deze aarde uiteindelijk louter goden ontstaan, waar zullen die dan ruimte hebben om zich in hun goddelijke vrijheid, zelfstandigheid en macht te bewegen en te regeren en te heersen? Want ook een geest heeft een bepaalde ruimte en ook tijd nodig, ook al staat hij door zijn goddelijke eigenschappen boven ruimte en boven alle tijd.'
[2] IK zei: '0 kleingeestig en volledig verschrompeld gemoed! Zag je nog nooit een sterrenhemel? Weetje nog niet wat deze sterren zijn die in zo'n groot aantal voorjou zichtbaar zijn?! Kijk, als er uit ieder atoom van deze aarde twaalfduizend zielen zouden ontstaan -wat zo'n enorm aantal zou opleveren dat in deze tijd ook de beste rekenaar dat niet voor mogelijk zou houden -, dan kwam er nog maar nauwelijks één ziel op een zonnewereld in de grote scheppingsruimte, laat staan op het nog veel grotere aantal aarden, die zich niet zelden met vele duizenden om een enkele zonnewereld bewegen.
[3] Denk je dan eens de eindeloos grotere ruimte van de hemelen van God in en het eveneens eindeloze aantal van haar gemeenschappen, die zo overeenkomen met de werelden in de materiële ruimte dat bijvoorbeeld van deze aarde, die vrijwel het kleinst is, er tot op heden al honderdduizend maal honderdduizenden als reeds bestaand kunnen worden aangenomen! Hoeveel mensensoorten er nog uit deze aarde gevormd worden, weet God alleen, omdat Hij de oneindige aantallen als een eenheid duidelijk voor Zich heeft. Als er echter uit de mensen van deze aarde zo talloos vele gemeenschappen in het grote hiernamaals gevormd kunnen worden, hoeveel dan wel niet uit al de ontelbaar vele werelden, waarvan er veel fysiek al zo groot zijn dat deze aarde daarbij vergeleken nauwelijks een zandkorrel is ?
[4] Als je dit nu bedenkt, zal het je toch misschien een beetje duidelijker worden of een eindeloos groot aantal van ware Godskinderen eens voor de gezamenlijke, eeuwige, eindeloze hemel te groot zal worden! Denk je dan, dat voor de eeuwig grote God een aantal dat doorjouw mensenverstand beperkt wordt, voor eeuwig voldoen zou?! Tel slechts de schepselen van deze aarde, denk aan de overal oneindige vruchtbaarheid en voortplantingsmogelijkheid van planten en dieren, en dan kun je daaruit al concluderen dat bij God alles tot in het oneindige doorgaat en niemand kan zeggen dat dit geen nut heeft!
[5] Want als God dat niet in de planten en dieren gelegd zou hebben, dan zouden jullie binnen korte tijd geen brood meer hebben en geen vlees en geen melk, geen wijn en geen fruit; maar omdat een tarwekorrel als hij in de aarde gelegd wordt honderdvoudige vrucht geeft, hebben jullie steeds brood genoeg en eveneens al het andere. Als God dus steeds in alles oneindige dingen schept volgens Zijn allerhoogste wijsheid en eindeloze macht, kan dan iemand zeggen dat het eeuwige en eindeloze scheppen uit God iets nutteloos is? Jullie eigen alledaagse levensbehoeften leren jullie al het zuivere tegendeel, omdat jullie zonder voedsel niet zouden kunnen bestaan! - Begrijp je nu, waarom God voortdurend zo eindeloos veel schept?'
[6] DE FARIZEEËR zei nu erg verbaasd: 'Ja, Heer en Meester, dat zie ik nu wel in en ik bewonder Uw wijsheid ten diepste, -alleen moet ik nu toch nog openlijk zeggen, dat ik begin te huiveren voor de eindeloze grootte en macht van de Schepper, en ik vraag U alleen nog of God eeuwig door blijft scheppen; want volgens U, komt er vrijwel geen einde aan het scheppen. Daarom vraag ik U mij dat wat duidelijker te maken, omdat ik er anders helemaal duizelig van word.'
[7] IK zei: 'Dat had je wel uit Mijn uitleg kunnen opmaken. Als God eeuwig is, dan zal Hij ook beslist van eeuwigheid geschapen hebben! Want wat zou Hij anders in de eeuwigheid vóór de tijd van de doorjou veronderstelde schepping van deze wereld, van de zon, de maan en alle sterren gedaan hebben, terwijl Hij toch eeuwig op dezelfde wijze volmaakt was?!
[8] God is geestelijk eeuwig en oneindig. Alles ontstaat en bestaat uit Hem, alles is in Hem, alles is de eeuwige, eindeloze overvloed van Zijn gedachten en ideeën van het kleinste tot het grootste. Hij denkt ze in het heldere licht van Zijn zelfbewustzijn en wil dat ze werkelijkheid worden, en dan zijn zij reeds, wat zij als oerbegin zijn moeten. Daarbij legt Hij dan de lichtkiem van Zijn liefde in de in zekere zin uit Zijn persoonlijkheid naar buiten gebrachte gedachten en ideeën, maakt ze levend, zodat ze dan als zelfstandige wezens bestaan, en leidt ze dan door Zijn voortdurende en steeds grotere geestelijke invloed tot de hoogst mogelijke trap van de onverwoestbare zelfstandigheid.
[9] Deze wezens zijn dan - omdat de goddelijke liefde in hen hen leidt en in stand houdt -zelf ook vol scheppende kracht, reproduceren zichzelf en kunnen zich tot in het oneindige vermeerderen. En ieder wezen dat uit hen ontstaat, lijkt niet alleen op de voortbrenger, zoals kinderen op hun ouders, maar is eveneens toegerust met dezelfde eigenschappen, die ertoe dienen dat verwekker en verwekte de goddelijke liefde in zichzelf vermeerderen, wat gemakkelijk mogelijk is.Daardoor kunnen zij tenslotte uit de materie helemaal in het zuiver geestelijke overgaan en geheel aan God gelijk worden en toch hun individuele zelfstandigheid behouden, en dat voor eeuwig.
[10] Zo keren de eens naar buitengebrachte gedachten en ideeën van God weer volledig naar en in God terug, maar niet meer puur zoals zij naar buiten gebracht zijn, maar als volledig levende, van zich zelf duidelijk bewuste en zelf handelende wezens, die dan helemaal, als van God onafhankelijk, op zichzelf kunnen bestaan, werken en handelen, -en daarom heb Ik dan ook tegen Mijn leerlingen gezegd: 'Wordt net zo volmaakt als jullie Vader in de hemel volmaakt is!'
[11] Ik doe nu grote dingen voor jullie ogen en oren; maar jullie zelf zullen nog grotere dingen doen in Mijn naam, die de liefde van God in jullie harten is, zonder welke niemand iets effectiefs voor het eeuwige leven kan doen, omdat de liefde van God het eigenlijke, onverwoestbare leven zowel in God Zelf, als in ieder uit God ontstaan wezen is.
[12] Maar al het eens aards geschapene vindt als zodanig dan eens zijn einde, als het door het vervuld worden met de goddelijke liefde langzaam maar zeker overgegaan is in het zuiver geestelijke; en zo zal ook deze aarde niet eeuwig bestaan, maar langzaam maar zeker in het geestelijke overgaan. Maar volgens de tijdsrekening van deze aarde zal het voor jullie huidige verstand nog zeer lang duren tot het vuur van de goddelijke liefde alle materie in haar oorspronkelijk geestelijke zal hebben opgelost.
[13] De oplossing van een wereld zal echter op gelijke wijze plaatsvinden als waarop ieder ander aards wezen oplost, waarbij de uiterlijke dood gaandeweg steeds meer intreedt en zichtbaar wordt. Als je naar een boom kijkt, zul je zien dat hij langzaam maar zeker verziekt. Hij wordt oud en vermolmd, slechts een paar takken vertonen nog leven, andere zijn rot en vermolmd en vallen in de loop van de tijd van de stam. Mettertijd wordt ook de stam gedeeltelijk vermolmd en gaat dood, en dat gaat net zo lang door tot uiteindelijk de hele boom verrot, vermolmd en op zichzelf dood is. Maar zelfs als boom, die op zichzelf reeds volkomen dood is, bevat hij toch nog levensgeesten; daarom zullen jullie, als hij door de storm omgewaaid in het bos ligt, mossen en andere kruidjes uit hem zien groeien; ook zullen allerlei wormen hem inwendig doorboren; en een even groot aantal insekten knagen en teren zolang op het vlees en merg van de gestorven boom als er nog wat aan zit, tot dan misschien na honderden jaren van de hele boom geen spoor meer te vinden is.
[14] Zo, ook al is het dan in grotere omvang, zal het ook gaan met een stervende en tenslotte helemaal gestorven wereld. Maar waar een boom sterft, groeit al gauw een andere op zijn plaats. Zo vergaat er dus ook een wereld, -maar dan komt er een, en komen er zelfs een aantal andere, in haar plaats en nemen de overgebleven levensgeesten van de geheel gestorven en volledig teniet gegane oude wereld op om deze verder te verzorgen en te ontwikkelen. En kijk, zo komt er aan het eigenlijke scheppen eeuwig geen eind, omdat God ook eeuwig nooit kan ophouden in Zijn eeuwig onbegrensde liefde en wijsheid te denken en te willen en lief te hebben!
[15] Ik denk dat het nu wel voor iedereen helemaal begrijpelijk moet zijn! Tegen degene voor wie het toch nog te weinig begrijpelijk mocht zijn, zeg Ik nog bovendien: Denk jezelf in eeuwig jeugdige kracht onsterfelijk voortlevend op een wereld! Zul je ooit ophouden met denken en willen? Zul je ooit helemaal niets gaan doen, of zul je nergens meer van willen genieten? Beslist niet, maar je zult steeds meer gaan doen, ijverig bezig zijn en alles er voor geven om je steeds meer en grotere genoegens van het leven te verschaffen; want de liefde en het ware leven der liefde kan nooit rusten, maar moet bezig zijn, omdat het leven zelf niets anders is dan doorlopend bezig zijn.
[16] Laat daarom niemand van jullie denken dat hij zich eenmaal aan gene zijde in een eeuwig passieve, zoete rust zal bevinden; want dat zou juist de ware dood zijn voor de geest of de ziel. Hoe geestelijker een mens innerlijk wordt, des te actiever wordt hij ook, en dat door en door. Als dat echter in deze wereld al zichtbaar en duidelijk herkenbaar het geval is, hoeveel te meer zal dat dan aan de andere zijde het geval zijn, waar geen zwaar lichaam de ziel in haar bezig zijn zal belemmeren! -Wel, zeg nu of je het goed begrepen hebt!'
«« 226 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.